Historie
Tijdlijn van de Universiteit Utrecht
Hoewel 26 maart 1636 geldt als Dies Natalis (geboortedag) van de Universiteit Utrecht, stelt de stad Utrecht al in 1470 voor om een universiteit op te richten. Onderstaande tijdlijn neemt je mee langs de belangrijkste ontwikkelingen van de universiteit.
1470 - 1636: het fundament

De stad Utrecht stelt in 1470 voor om een universiteit op te richten in Utrecht.
In 1580 gaat de stad Utrecht over tot het protestantisme en worden de bibliotheken van katholieke kloosters en conventen in beslag genomen. Er wordt een stadsbibliotheek ingericht.
Humanisme en de protestantse Reformatie vormen in Utrecht - op stadskosten - in 1634 de basis voor de oprichting van een illustere school.
De illustere school maakt voor de lessen gebruik van het Groot Kapittelhuis, de aula van het huidige Academiegebouw.
26 maart 1636: Dies Natalis
Het provinciebestuur zet in 1636 de illustere school om in een universiteit waar academische graden verleend mogen worden.
Er zijn zeven protestantse, veelal uit het buitenland afkomstige hoogleraren en enkele tientallen studenten, waaronder ook Duitse, Engelse en Schotse studenten.
De voertaal tijdens de colleges is latijn.
De universiteit wordt gefinancierd door de stad Utrecht, waardoor er een sterke band tussen stad en universiteit ontstaat.
Na een propedeutisch jaar aan de artesfaculteit (filosofisch onderwijs in onder andere letteren, geschiedenis, aardrijkskunde, wijsbegeerte en wis- en natuurkunde) kiezen de studenten voor een opleiding aan een van de drie faculteiten: Theologie, Rechten of Geneeskunde.
1636 - 1642: eerste uitbreidingen
De colleges vinden plaats in het Kapittelhuis en - zelfs nog tot in de 19e eeuw - bij hoogleraren thuis.
In 1636 wordt het Catharijnegasthuis benoemd tot het Academisch Ziekenhuis.
In verband met de concurrentie van andere universiteiten, breidt de universiteit in 1639 uit met een hortus medicus - een medische kruidentuin op bolwerk Sonnenborgh - en in 1642 wordt in de Smeetoren een sterrenwacht ingericht, die later ook voor weerkundige waarnemingen gebruikt wordt.
Van achter een gordijn mag Anna Maria van Schurman als eerste vrouw in Nederland bij colleges aanwezig zijn.
Voor het vertier van de studenten wordt een maliebaan aangelegd en een schermschool opgericht.
1639 - 1645: intellectuele en theologische strijd
De revolutionaire filosofie van Descartes, onder meer over de mogelijkheden van wetenschappelijke kennis, krijgt steeds meer aandacht en wordt in 1639 geïntroduceerd op de universiteit.
Op aanraden van de streng gereformeerde hoogleraar Gisbertus Voetius (Gijsbert Voet, eerste hoogleraar van de universiteit), die dit vanuit moreel oogpunt verwierp, wordt deze leer al snel door het stadsbestuur verboden.
Een paar jaar later wordt er toch een cartesiaanse hoogleraar aangesteld.
1723 - 1740: empirische wetenschappen

In navolging van Newton introduceert Petrus (Peter) van Musschenbroeck (medicus, wis- en natuurkundige, meteoroloog, astronoom) als een van de eersten de empirische natuurwetenschappen in Nederland.
De universiteit groeit in de achttiende eeuw uit tot zo’n 400 studenten.
Wetenschap op basis van zekerheid krijgt steeds meer aandacht. Naast het leren krijgt het feitelijk onderzoeken/experimenteren een steeds grotere rol van betekenis.
De plantensystematiek wordt geïntroduceerd.
Hortus medicus wordt hortus botanicus en verhuist in 1723 naar een groter terrein tussen de Lange Nieuwstraat en de Nieuwegracht.
Het theatrum academicum krijgt aan de Lange Nieuwstraat een nieuw locatie toegewezen voor de anatomische snijpractica.
1793 - 1816: studenten verenigen zich
In 1793 wordt de voorloper van het Utrechts Studenten Corps opgericht, waarmee ook de ontgroeningstraditie als overgangsrite een vast gebruik wordt.
In 1813 melden studenten zich aan voor de strijd tegen Napoleon en zij vechten mee voor het landsbelang tegen de Belgische Opstand. De studenten worden ondergebracht in aparte compagnieen die de basis vormden voor de Studentenweerbaarheid waar in 1816 het Utrechts Studenten Corps uit voortkwam.
Het USC organiseert tot begin 20e eeuw de lustrumfeestelijkheden, maskerades en historische optochten, waar ook wel burgers uit de stad bij betrokken werden.
Eind 19e eeuw komen er nieuwe instromers en daarmee ook studentenverenigingen vanuit een andere focus: vrouwen, christelijk geloof, minder elitaire studenten.
Tegenwoordig zijn er daarnaast ook studentenverenigingen die gebaseerd zijn op bijvoorbeeld reizen, kunst en cultuur, sport of LGBT.
1795 - 1815: van stads- naar rijksuniversiteit
In 1795 houdt de Oude Republiek der Nederlanden op te bestaan. Er volgen onrustige jaren.
In de Franse periode (1806 – 1813) wordt de universiteit voor korte tijd gedegradeerd tot ‘ecole secondaire’ (middelbare school).
In 1813 wordt het Koninkrijk der Nederlanden uitgeroepen.
In 1815 worden drie universiteiten tot rijksuniversiteit (‘hoogeschool’) benoemd: Groningen, Leiden en Utrecht.
Hoewel het algemene basisjaar inmiddels is opgeheven, blijven studenten verplicht zich via de andere faculteiten breder te oriënteren dan alleen op de door hen gekozen opleiding.
Er zijn nu vijf faculteiten: Theologie, Rechten, Geneeskunde, Wis- en natuurkunde en Bespiegelende wijsbegeerte en letteren.
1850 - 1872: opbloei natuurwetenschappen
Een groep hoogleraren (Harting, Mulder, Donders en Buys Ballot, Opzoomer) speelt een rol in de opbloei van de natuurwetenschappen en legt de basis van wat nu de Utrechtse School genoemd wordt.
Opening van vele laboratoria als oefenplaats voor studenten.
1872 - 1886: sluiting aantal universiteiten dreigt
Overheid zit krap bij kas en wil het aantal universiteiten terugbrengen.
Het nieuwe gebouw van het Academisch Ziekenhuis (1871) aan de Catharijnesingel geeft het imago van de universiteit een boost.
1886: 250 jaar Universiteit Utrecht

De ruimtes waar de universiteit gebruik van maakt, liggen verspreid over de binnenstad, hetgeen geen duidelijk gezicht naar buiten toe is.
De Gemeente Utrecht besluit een ruime donatie te geven voor het realiseren van een centraal universiteitsgebouw rondom het Kapittelhuis, het huidige Academiegebouw, waar iedere faculteit één kamer heeft.
Met de donatie benadrukt de gemeente Utrecht het belang van de universiteit en verstevigt hiermee in het verlengde van dreigende sluiting de positie naast de universiteiten van Leiden en Groningen.
De universiteit telt nu ongeveer 800 studenten. De colleges hoeven inmiddels niet meer in het latijn gegeven te worden.
1887 resp. 1917: vrouwelijke studenten in beeld
Catharine van Tussenbroek startte haar studie in 1880 en was de eerste vrouw die promoveerde aan de Universiteit in Utrecht. Zij specialiseerde zich in genees- en verloskunde.
Johanna Westerdijk is de eerste vrouwelijke (buitengewoon) hoogleraar van Nederland. Zij was hoogleraar in de fytopathologie (plantenziektekunde).
1900 - 1939: democratisering onderwijs
De democratisering van het onderwijs zet door. Het onderwijs wordt voor steeds meer studenten toegankelijk.
1925: universitaire opleiding Diergeneeskunde
De Veeartsenijkundige Hogeschool (Rijks Veeartsenijschool) fuseert met de universiteit en zo komt de tot nu toe enige faculteit diergeneeskunde in Nederland tot stand.
1929: eerste Nobelprijs
De eerste Nobelprijs voor een hoogleraar van de Universiteit Utrecht: professor Christiaan Eykman (fysiologie/geneeskunde/vitamine B).
1940 - 1945: verzet versus openhouden universiteit
Studenten en een enkele hoogleraar komen in november 1940 en wanneer joodse hoogleraren geweerd worden in opstand. Professor Victor J. Koningsberger is de eerste hoogleraar in Nederland die tegen het berufsverbot voor joodse collega’s protesteert.
Na het berufsverbot worden ook joodse studenten buiten de universiteit gezet.
Meerdere studenten van de Universiteit Utrecht, onder wie Wim Eggink, Frits Iordens en Anne Maclaine Pont, zijn betrokken bij verzetsactiviteiten.
Rector professor Hugo R. Kruyt en veruit de meeste hoogleraren van de Universiteit kiezen voor het openhouden van de universiteit.
Protestacties worden de pas afgesneden. Studenten voelen zich door hun docenten in de steek gelaten, vooral nadat in 1943 studenten worden verplicht een zogenaamde loyaliteitsverklaring te tekenen. Minder dan dertien procent van de studenten tekent niet en moet onderduiken om niet in Duitsland tewerkgesteld te worden.
De universiteit kan slechts op een laag pitje voortbestaan.
1945 - 1969: toename studenten en opleidingen

Door groei van de bevolking en meer interesse vanuit de middenklasse is het aantal studenten voor de Tweede Wereldoorlog uitgegroeid tot ruim 3.000 studenten.
Na 1945 is er een inhaalslag van studenten die gedurende de oorlog niet hun studie hebben kunnen voortzetten of opstarten.
Met de democratisering neemt ook het aantal eerste-generatie-studenten steeds verder toe.
Veranderde maatschappelijke behoeftes leiden tot onder andere uitbreiding van de studiemogelijkheden op sociaal gebied.
De studies aardrijkskunde, biologie en scheikunde zijn verzelfstandigd en de faculteit Sociale Wetenschappen wordt gevormd.
Gebrek aan ruimte in de binnenstad leidt in 1969 tot de verhuizing van een deel van de opleidingen naar een terrein buiten de stad: De Uithof.
1969 - 1970: studentenprotest en medezeggenschap
Na de studentenprotesten in 1969 krijgen de studenten met het in werking treden van de Wet Universitaire Bestuursvorming in 1970 meer zeggenschap.
De Universiteitsraad wordt opgericht en het College van Curatoren wordt vervangen door het College van Bestuur.
1992: privatisering

In het kader van de privatisering wordt in 1992 de naam Rijksuniversiteit Utrecht (RUU) vervangen door Universiteit Utrecht (UU).
De universiteit is nu ook eigenaar van alle gebouwen.
De universiteit kijkt qua studenten, hoogleraren en contacten van oudsher over de grens. Voor het internationaal imago sluit de naamswijziging goed aan bij het beeld dat de universiteit wil uitstralen: een zelfstandige, individuele universiteit.
1990 - : interdisciplinair onderzoek en onderwijs
Door onderzoekers wordt er steeds meer gestreefd naar interdisciplinaire samenwerking, zowel binnen als buiten de universiteit.
Binnen het onderwijs worden er steeds vaker 'dwarsverbanden' gelegd.
In 1998 sluit de oprichting van het University College Utrecht als eerste van haar soort op deze interdisciplinaire ontwikkelingen aan. In 2004 volgt in Middelburg de University College Roosevelt.
1999: tweede Nobelprijs
In 1999 ontvangen professor Gerard ’t Hooft (Natuurkunde/de zwakke kracht) en Martinus Veltman de Nobelprijs.
2000 - 2025: samenwerken aan een duurzame samenleving

Samenwerkingsverbanden buiten de universiteit breiden zich op het gebied van onderzoek en onderwijs steeds verder uit, zowel op lokaal als internationaal niveau.
Het aantal faculteiten en subfaculteiten is teruggebracht naar zeven duidelijke pijlers: Diergeneeskunde, Geneeskunde, Bètawetenschappen, Geowetenschappen, Sociale wetenschappen, Geesteswetenschappen en Recht, economie, bestuur en organisatie.
In 2023 telt de Universiteit Utrecht meer dan 35.000 studenten en 8.600 medewerkers, waarvan 700 hoogleraren.
Op de locatie De Uithof vestigen zich naast de Universiteit en het Utrechts Medisch Centrum steeds meer opleidingen en onderzoeksinstituten. De locatie Uithof heet vanaf 2011 Utrecht Science Park.
Gelijkheid, diversiteit en inclusie staan hoog in het vaandel van de Universiteit Utrecht. De Universiteit Utrecht maakt geen onderscheid naar bijvoorbeeld gender, culturele achtergrond en mensen met of zonder een beperking.