Een merkwaardige 18de-eeuwse atlas van de kusten van Ceylon

Tot een van de vele hooglerarenverzamelingen van de Universiteitsbibliotheek Utrecht – die van Gerrit Moll (1785-1838) – behoort een curieus handschrift met geaquarelleerde kustprofielen en bijbehorende teksten van Ceylon. Of eigenlijk is het strikt genomen geen handschrift; het werk bevat namelijk ook enkele gedrukte kaarten, die ogenschijnlijk uit andere atlassen en boeken gesneden en opgeplakt zijn. Wat zijn de achtergronden van dit merkwaardige document en met welk doel is het vervaardigd?

Omslag van de atlas van Ceylon

De Utrechtse ‘atlas’ van Ceylon is gebonden in een eenvoudige 18de-eeuwse band met kartonnen platten. Het formaat is oblong en de afmetingen bedragen 32 x 40 centimeter. In totaal bestaat het document uit 24 pagina’s met louter handgeschreven teksten, 37 pagina’s met handgetekende kustprofielen – al dan niet voorzien van daarop betrekking hebbende toelichtingen in manuscript – en zeven gedrukte kaarten van kustgedeeltes van Ceylon.

De titelpagina is door toepassing van hulplijntjes netjes gekalligrafeerd en vermeldt Beschryving van de zee-kusten, voornaamste baayen en ankerplaatsen, mitsgaders de daartoe behoorende land-vertooningen van het eyland Ceylon.

Een auteur wordt niet genoemd. Ook een inhoudsopgave ontbreekt, hoewel de tekst wel telkens getuigt van opeenvolgende ‘hoofdstukken’. Het eerste hoofdstuk begint met de kustbeschrijving van het eiland ‘Manaaren’ (Mannar Island), in het noordwesten van Ceylon. Daarna gaat het in twintig hoofdstukken in zuidelijke richting systematisch langs de westkust via onder meer ‘Aripo’ (Arippu), Colombo, ‘Gale’ (Galle) en ‘Dondere’ (Dondra). Na het ‘ronden’ van de meest zuidelijke kaap bij de laatstgenoemde plaats gaat het in dertien hoofdstukken weer noordwaarts langs de oostkust via allerlei gebieden met exotische namen als ‘Oliphant’, ‘Julius’ en ‘Lage Zandhoek’ naar ‘Arrokgamme’ (Arugam), ‘Baticalo’ (Batticaloa), ‘Venloos-Baay’ (Vandalous Bay) om tenslotte te eindigen bij ‘Tricoenmale’ (Trinconmalee) in de baai van Koddiyar. Opvallend is dat de kusten aan de noordzijde van Ceylon, grofweg tussen Nilaveli en Periayvilankuli, in de atlas niet in woord en beeld aan bod komen.

Titelpagina van de atlas van Ceylon

Voor de zeeman?

Zuiver gelet op de titelgegevens van het boekwerk – Beschryving van de zee-kusten, voornaamste baayen en ankerplaatsen […] – lijkt sprake te zijn van een soort navigatieatlas of zeemansgids voor Ceylon. De handgeschreven teksten en toelichtingen versterken dat vermoeden. Zo worden van de diverse deelgebieden telkens coördinaten, zeebodemgesteldheid, dieptecijfers en voor de zeevaart gevaarlijke punten als riffen, klippen en zandbanken vermeld. De onderscheiden gebieden, door middel van koersaanwijzingen als het ware met elkaar verbonden, worden ook geografisch beschreven ten behoeve van waarnemingen vanaf zee. De toelichtingen bij de kustprofielen staan eveneens ten dienste van de zeeman.

Dan zijn er nog de zeven gedrukte kaartjes, die op het kader zijn uitgesneden en vervolgens geplakt op het oblong-papier. Vijf van deze kleine kaarten zijn vrij makkelijk te traceren. Die zijn immers gepubliceerd in het zesde deel van de Nieuwe Groote Lichtende Zee-Fakkel (1753), de beroemde 18de-eeuwse zeeatlas van de Amsterdamse maritieme uitgeverij Van Keulen. Het gaat om overzichtskaarten van de zuidwest- en zuidkust van Ceylon en van de baaien van ‘Aproeretotte’ (Arugam Bay), ‘Venloos’ en ‘Tricoenmale’.

De baai van Trinconmalee in de atlas van Ceylon
De baai van Trinconmalee in de atlas van Ceylon

De kaarten zijn ingekleurd en geplaatst bij de relevante tekstpassages en kustprofielen. Bij de beschrijving van de oostkust van Ceylon zit ook nog een niet-ingekleurde kaart van dat gebied, met vermelding van Joachim A. Trijsz. als graveur. Trijsz. verrichtte in de eerste helft van de 18de eeuw graveerwerkzaamheden voor de firma Van Keulen. Tot slot bevat het document nog een gedrukte en ingekleurde plattegrond van Colombo, maar onduidelijk is nog uit welke publicatie die afkomstig is. De stijl van de plattegrond sluit echter wel aan bij de andere ingekleurde kaarten.

Kortom, de inhoud van het boekwerk over Ceylon verraadt op het eerste gezicht een functie als navigatiegids of -atlas voor zeelieden, die de wateren rondom en kusten van het Aziatische eiland bevoeren. Maar om in te schatten of dit daadwerkelijk klopt, is het raadzaam eerst de bronnen voor die inhoud te achterhalen.

Herkomst van de kustprofielen

De atlas van Ceylon is met grote zorgvuldigheid en accuratesse vervaardigd. Daarmee is direct helder dat bijvoorbeeld de kustprofielen niet ter plekke geaquarelleerd zijn, maar moeten steunen op een meer primaire bron. Op het eerste gezicht komt het scheepsjournaal van Van Schilde en Hoogendorp uit 1757 daarvoor in aanmerking. Dit journaal bevindt zich in het Nationaal Archief en heeft als handgeschreven titel Vertooning van eylande, custen, havens en baijen ao. 1757 door de capt. D. v. Schilde en schipr. P. Hoogendorp (Den Haag, Nationaal Archief: Aanwinsten Eerste Afdeling, 1.11.01.01 inv. nr. 809). Het manuscript bevat een kleine honderd profielen van hoofdzakelijk Aziatische kusten, verdeeld over 26 pagina’s.

Opening van het scheepsjournaal van Van Schilde en Hoogendorp

De meeste van die profielen – ruim zeventig – bestrijken kustgedeeltes van Ceylon. Het vergt weinig inbeeldingsvermogen om vast te stellen dat de profielen in de Utrechtse atlas hieraan relateren. De overeenkomsten zijn treffend en ook de toelichtingen bij de profielen komen vrij goed overeen. Van de 73 genummerde kustprofielen zijn er 62 met zekerheid te herleiden tot het oorspronkelijke scheepsjournaal. Alleen van de profielen 1, 12, 29-35 en 47-49 treffen we geen voorbeelden aan.

Het is verleidelijk om het scheepsjournaal van Van Schilde en Hoogendorp aan te wijzen als directe bron voor de Utrechtse atlas van kustprofielen van Ceylon. Maar dat is bij nader aanzien toch te kort door de bocht. Het blijkt namelijk dat de Universitaire Bibliotheken Leiden óók een handschrift met kustprofielen van voornamelijk Ceylon in bezit hebben (Leiden Universitaire Bibliotheken, BPL 2030)!

Profiel van Paugamme

Dit Leidse handschrift telt 85 kustprofielen die over 45 dubbelzijdig beschreven pagina’s verspreid zijn; elk profiel heeft dus een eigen bladzijde. De afbeeldingen van de kusten vertonen grote gelijkenis met die van het scheepsjournaal in het Haagse Nationaal Archief en de zeemansgids in de Utrechtse universiteitsbibliotheek. Die drie documenten houden onmiskenbaar verband met elkaar. Maar hoe zit deze ‘driehoeksverhouding’ precies in elkaar? Voor de hand ligt dat het scheepsjournaal van Van Schilde en Hogendorp uit 1757 de oudste bron moet zijn geweest. Vermoedelijk is het Leidse handschrift een nette versie van het scheepsjournaal van Van Schilde en Hoogendorp, met enigszins geredigeerde toelichtende teksten. Alle Leidse kustprofielen zijn te herleiden tot het Haagse journaal, dat echter uitgebreider is met enkele extra profielen van de ‘Munnikskap’ (de berg Friars Hood) en van verderaf gelegen gebieden in India, Indonesië en Australië. Ruim zestig van de Leidse contourtekeningen lijken vervolgens als voorbeeld te hebben gediend voor de Utrechtse zeemansgids. De bijschriften onder die profielen zijn vrijwel identiek. En verder zijn tal van profielen in beide documenten voorzien van rasters, combinaties van horizontaal en verticaal getrokken potloodlijnen.

Vergelijking van de kustprofielen van Kammala in het Haagse, Leidse en Utrechts manuscript

Het raadsel van de rasters

Het Leidse manuscript toont bij dertien kustprofielen zo’n, met behulp van een liniaal getekend, raster of vierkantennet. Normaal gesproken duidt de toepassing van dergelijke rasters op kopieerpraktijken. Inderdaad komen de dertien met rasters uitgevoerde kustprofielen precies overeen met de desbetreffende profielen in de Utrechtse atlas. Ook die laatste bevat potloodrasters en wel identiek aan het Leidse document.

Vergelijking van de rasters in het Leidse en Utrechtse handschrift

Het ziet ernaar uit dat de kopiist van het Utrechtse document de beschikking heeft gehad over het Leidse manuscript en dat heeft gebruikt voor de samenstelling van zijn of haar eigen atlas van Ceylon. In het algemeen gaat het om de wat meer complexe kustgezichten, vaak met gebouwen of dorpen, die op deze wijze gekopieerd zijn. De meer eenvoudige profielen konden wel uit de losse pols overgenomen worden.

Toch is hiermee nog niet het laatste woord gezegd over de toepassing van de rasters. In de Utrechtse zeemansgids komt immers nóg een tiental kustprofielen met een handgetekend raster voor. En, dat is het gekke, die profielen figureren eveneens in het Leidse handschrift maar dan zónder vierkantennet. Mogelijk heeft de maker van de Utrechtse kopie de bewuste profielen op een andere manier overgenomen, bijvoorbeeld met behulp van een vierkantennet op transparant papier? Of zijn zowel het Utrechtse als het Leidse exemplaar mogelijk afgeleid van een eerder, nog onbekend moederexemplaar dat op haar beurt steunt op het oorspronkelijke scheepsjournaal?

Dat voor de samenstelling van de Utrechtse atlas als geheel – naast het Leidse handschrift voor een deel van de profielen en Van Keulens Zee-Fakkel voor de gedrukte kaarten – nóg een bron moet zijn gebruikt, ligt echter wel voor de hand. Het boekwerk bevat namelijk nog eens twaalf handgetekende kustaanzichten, waarop veelal het silhouet van Ceylons heilige berg Adam’s Peak of Sri Pada (2.243 meter hoog) te zien is. Vijf daarvan kenmerken zich ook door een kopieerraster. Welke bron precies is gebruikt, moet nader onderzoek uitwijzen.

Tekstuele bronnen

De kopiist van het Utrechtse exemplaar heeft voorts een andere bron benut voor de tamelijk uitvoerige geografische beschrijvingen en zeilaanwijzingen van de diverse deelgebieden. Die komen in het scheepsjournaal van Van Schilde en Hoogendorp immers niet naar voren en in het Leidse handschrift evenmin. Het lijkt erop dat deze teksten grotendeels direct of indirect zijn ontleend aan het derde deel van The English Pilot van de Britse hydrograaf John Thornton (1641-1708). Dit derde deel verscheen in 1703 en behandelt de navigatie in de Aziatische wateren. In de manuscriptatlas van Ceylon is de volgorde van de behandelde kusten, in hoofdstukken, identiek aan die van The English Pilot in alinea’s. De vertaling van de kustbeschrijvingen en zeilaanwijzingen in het Nederlands is niet voor de volle honderd procent overeenkomstig het Engelse voorbeeld, maar toch zeker wel daarop gebaseerd. Het gaat in het belang van een goedlopende Nederlandse tekst om een enigszins vrije interpretatie van het Engelse origineel, met behoud van de feitelijke data van een specifieke kust zoals dieptegegevens, bodemkenmerken en naar Duitse mijlen omgerekende afstanden.

Mogelijk heeft de maker van de atlas van Ceylon ook nog gebruik gemaakt van de zeevaartkundige werken van de Franse hydrograaf Jean-Baptiste d'Après de Mannevillette (1707-1780), destijds de belangrijkste vernieuwer op het terrein van de maritieme cartografie van de Oost. In diens invloedrijke Le Neptune Oriental, ou routier général des côtes des Indes Orientales et de la Chine (Parijs, 1745) – de eerste Franse zeeatlas in folioformaat gewijd aan de navigatie naar China via de Indische Oceaan – komen ook de kusten van Ceylon in woord en beeld aan bod. De Franstalige zeilaanwijzingen werden tevens apart gepubliceerd in een boek in quartoformaat, dus zonder kaarten. In detail komen sommige gegevens in de atlas van Ceylon overeen met die in Le Neptune Oriental, maar dat wekt geen verwondering daar de tekst in d’Après de Mannevillettes werk een goeddeels herziene versie is van die van Thorntons zeeatlas.

Doel van de atlas

Met welk doel is de atlas van Ceylon nu vervaardigd? Hierboven is al uiteengezet dat het document veel weg heeft van een navigatieatlas of zeemansgids. Dat zou dus een functie als maritiem hulpmiddel verraden. Toch is dit een te makkelijke conclusie. Wat voor belang zou de toenmalige scheepvaart immers hebben gehad bij een kustatlas van Ceylon, die én in het Nederlands gesteld én als uniek handschrift gemaakt is? Nee, de atlas had op zichzelf vermoedelijk geen aanwijsbare directe betekenis voor de zeevaart. Maar indirect misschien wel; het handschrift duidt namelijk in zekere zin op een ontwerp voor een gedrukte uitgave. Een aanwijzing daarvoor vormt bijvoorbeeld de titelpagina die met haar zorgvuldig gebruik van typografie van kapitalen en sierletters de kenmerken van een gedrukt titelblad draagt. Uniforme toepassing van kaders rondom de profielen en de teksten en de opname van opgeplakte gedrukte kaarten versterken verder het idee van een ontwerp. Het blijft echter speculeren of de atlas model moest staan voor een gedrukte zeemansgids. Het is ook onduidelijk of er op basis van het ‘ontwerp’ überhaupt kustprofielen zijn gegraveerd of geëtst. Er zijn geen koperdiepdrukken met deze kustprofielen bekend en een gedrukte uitgave van de zeeatlas is voor zover bekend ook nimmer verschenen.

Honderd procent zekerheid dat de manuscriptatlas van Ceylon model heeft gestaan of had moeten staan voor een gedrukte zeemansgids is er dus niet. En zolang die zekerheid er niet is, zijn ook andere opties niet uit te sluiten. Zou de atlas bijvoorbeeld niet een hobbyproject kunnen zijn geweest van een VOC-opvarende of Nederlandse factorijbewoner met een voorliefde voor Ceylon?

Wie was de maker?

Het ontbreken van een auteursvermelding en de onzekerheid omtrent het vervaardigingsdoel maken het uiteraard moeilijk om uitspraken te doen over de potentiële samensteller van de atlas. Qua provenance weten we dat het document omstreeks 1800 in bezit moet zijn gekomen van de Utrechtse hoogleraar Moll. Wat er vóór die tijd mee gebeurde, is onduidelijk behalve dat de atlas gemaakt moet zijn tussen 1757 – het jaar van het scheepsjournaal van Van Schilde en Hoogendorp – en dus circa 1800.

Uitgaande van de hypothese dat de atlas een ontwerp vormt voor een gedrukte zeemansgids, zijn wel enkele zaken aannemelijk. Zo ligt een link met de firma Van Keulen voor de hand. Dit Amsterdamse uitgevershuis had in de 18de  eeuw immers het monopolie op maritiem-cartografische publicaties in het Nederlandse taalgebied. Daar komt bij dat de gedrukte overzichtskaartjes in het Utrechtse document ook van het huis Van Keulen stammen of in die richting wijzen. Dat de manuscriptatlas nooit in druk is verschenen, heeft wellicht te maken met de geopolitieke omstandigheden vanaf medio 1750. De VOC had zijn hoogtijperiode al lang en breed achter de rug en moest in de loop van de 18de eeuw steeds meer handelsgebieden prijsgeven. Ceylon vormde hier echter in eerste instantie een uitzondering op, mede omdat de compagnie in 1766 middels het Verdrag van Batticaloa de zeggenschap over de gehele kustlijn van het eiland verwierf. Zou naar aanleiding hiervan het idee voor een Nederlandse zeemansgids van de kusten van Ceylon zijn ontsproten? Heel lang heeft de Nederlandse heerschappij over de Ceylonese kusten echter niet geduurd. Vanaf circa 1780 liet ook Engeland steeds meer het oog vallen op het eiland en in 1796 kwam het kaneelgebied in Engelse handen. Misschien dat het idee voor een gedrukte zeemansgids van Ceylon daarom al gauw achterhaald bleek en dat het dus bij een ontwerp is gebleven? Het is een cliché, maar ook hier zal nader onderzoek meer licht op moeten werpen.

Auteur