'Adversaria' van Aernout van Buchell
Shakespeare en de Zwaan
Het is de enige contemporaine tekening van een theater uit de tijd dat Elizabeth koningin van Engeland was (1553-1603): die van Swan Theatre. En het bevindt zich in een handschrift van Arnoldus Buchelius uit Utrecht. Hoe is deze unieke afbeelding daarin terecht gekomen? En zegt het iets over de uitvoeringen van Shakespeare in die periode?
Adversaria
De afbeelding van Swan Theatre is te vinden op een van de bladen van Buchelius’ Adversaria. Aernout van Buchell (1565-1641) was een gegoede Utrechtse amateur-historicus, van wie vele handschriften bewaard zijn gebleven, onder ander andere zijn Diarium over zijn reizen in Frankrijk, Duitsland en Italië. In zijn Adversaria (‘Notities’) schreef hij over uiteenlopende zaken, en hierin nam hij ook een stuk op dat hij in de inhoudsopgave Londinensia noemt, te vinden op fol. 131v tot en met fol. 132v.
Johannes de Witt
Buchelius noteert bovenaan het eerste blad dat het gaat om een weergave van de waarnemingen in Londen van Johannes de Witt. Deze Johannes de Witt was geboren in Utrecht omstreeks het jaar 1566 en studeerde samen met Buchelius in Douai. De twee werden vrienden en correspondeerden ook met elkaar. De Witt is in 1596 in Londen geweest en heeft daarover geschreven. Buchelius kopieerde deze gegevens in zijn aantekenboek (voor de volledige transcriptie, zie Hulshof & Breuning 1939, 100-114). Het origineel van De Witt is verloren gegaan. De beschrijving van Swan Theatre is in vertaling als volgt:
Er zijn vier amphitheaters in Londen die zo mooi zijn dat ze een bezoek waard zijn, waaraan verschillende namen worden gegeven vanwege hun verschillende uithangborden; hierin wordt dagelijks een ander toneelstuk opgevoerd voor het volk. Hiervan liggen de twee meest uitmuntende aan de overkant van de Theems, in zuidelijke richting, en ze worden naar hun uithangborden de Roos en de Zwaan genoemd. Er zijn er nog twee andere buiten de stad in noordelijke richting, langs de weg door de bisschoppelijke poort die in de volkstaal Bishopsgate wordt genoemd. Er is er ook nog een vijfde, maar van een andere bouw, bedoeld voor beestengevechten, waarin vele beren, stieren, en honden van verbazingwekkende afmetingen worden gehouden in aparte hokken en kooien. Ze worden voor het gevecht gehouden, om aan de mensen een hoogst aangenaam schouwspel te bieden. Van alle theaters is echter het meest voortreffelijke, en het grootste, datgene met het uithangbord van de zwaan (in de volkstaal, t[h]e theater off t[h]e cijn [zwaan]), dat immers 3000 mensen een zitplaats biedt, en is gebouwd uit opeengestapelde vuursteen (waarvan er in Brittannië een grote hoeveelheid is), ondersteund door houten pilaren die vanwege de erop geverfde marmerkleur ook de grootste wijsneuzen kunnen misleiden. Omdat de vorm hiervan gelijkenis lijkt te vertonen met een Romeins bouwwerk, heb ik er hierboven een tekening van gemaakt. (Gerritsen 1995)
De tekening
Samen met de woorden van De Witt tekent Buchelius ook het theater op een van de bladen, ongetwijfeld naar het origineel van Johannes de Witt (fol. 132r). De afbeelding stelt Swan Theatre voor, in Southwark, aan de zuidkant van waar nu Blackfriars Bridge is, op de hoek van Upper Ground en de A201. In 1589 kocht Francis Langley dit perceel aan en bouwde daar een theater, dat in 1595 voltooid was. Een bron uit 1632 beschrijft het verval van het theater en inmiddels bestaat het niet meer. Behalve de tekening in het handschrift van Buchelius is er geen andere afbeeldingen van het interieur, of dat van een ander Engels theater uit die tijd. Dat maakt de tekening uniek in zijn soort.
Betrouwbaarheid
Johan Gerritsen snijdt in zijn artikel ‘The Swan theatre drawing – a review’ het probleem aan van de betrouwbaarheid van de afbeelding. Op grond van andere handschriften wordt vermoed dat Buchelius de tekening van De Witt niet alleen heeft overgenomen, maar ook vergrootte, en dat hij niet heel bekwaam was in het aanbrengen van perspectief. Bovendien lijkt Buchelius volgens Gerritsen te suggereren dat hij de Latijnse bijschriften in de afbeelding zelf heeft toegevoegd, dat wil zeggen porticus, saedilia, orchestra, ingressus, mimorum aedes, procaenium en planities sive arena. Gerritsen baseeert zich op het Latijnse Cuius quidem forma quod Romani operis umbram videatur supra adpinxi (‘Omdat de vorm hiervan gelijkenis lijkt te vertonen met een Romeins bouwwerk, heb ik er hierboven een tekening van gemaakt’).
Maar als deze informatie zich in een brief aan Buchelius bevond, dan kan dat verklaren waarom deze zinsnede er staat, want De Witt wist natuurlijk dat zijn vriend in Romeinse bouwwerken geïnteresseerd was. Of het geeft weer waarom Buchelius zelf het nodig vond om de tekening te reproduceren in zijn Adversaria. De Witt kan de termen ter verduidelijking voor Buchelius hebben toegevoegd, of Buchelius na eigen onderzoek. Deze kwestie vergt verder onderzoek. Voegt De Witt of Buchelius vaker informatie toe in zijn tekeningen? Is een term zoals mimorum aedes voor het huis van de toneelspelers gangbaar in de Romeinse bronnen die Buchelius dan zou hebben geraadpleegd? Mogen we van Buchelius eigenlijk wel enige kennis van theaters en toneelspel verwachten?
De toneelscène
Al die vragen zijn van belang omdat Gerritsen zich verder afvraagt of Buchelius naast de termen nog meer zou hebben kunnen toegevoegd, zoals bijvoorbeeld de toneelscène. Op de afbeelding is een vrouw op een bankje te zien en een man die van rechts komt aanlopen. Achter de bank staat ook nog een staande figuur. Wetenschappers hebben uiteenlopende interpretaties van de afgebeelde toneelscène, bijvoorbeeld twee vrouwen bij de bank (koningin en hofdame) en een ijlbode die hen tegemoet snelt. Het hoeft niet per se uit een toneelstuk van Shakespeare te komen.
Of het is mogelijk een scène uit de proloog van Shakespeare’s Henry V. Ook is gesuggereerd dat het zou gaan om een scène uit Twelfth Night (What you will). Een recentere visie is dat het hier de scène betreft uit Hamlet waarin Hamlet de geest van zijn vader ontmoet (vgl. Freriks 1995). Er is een editie van het stuk bekend waarin ook nog een vrouw op een bank beschreven wordt in die scène. Sommigen gaan zo ver dat ze ervan overtuigd zijn dat De Witt getuige is geweest van een uitvoering van het stuk waarin Shakespeare zelf de rol van de geest speelde. Ook deze kwestie is van belang, want sommige regisseurs van Shakespeare’s toneelstukken willen een zo sober mogelijk toneel, aangezien de tekening van Swan Theatre suggereert dat een toneel uit de tijd van Shakespeare er nu eenmaal zo uitzag.
Verder in het handschrift
Op fol. 2r en 2v heeft Buchelius een inhoudsopgave van het handschrift geschreven. Zo citeert hij uit de Annalen van Egmond, zijn er diverse gedichten opgenomen, verschillende brieven, en een grafschrift van Evert Vorstius. Bekende namen die opduiken zijn Justus Lipsius, Dirk Canter en Petrus Scriverius. Een uitgewerkt overzicht van de inhoud is te vinden in de handschriftbeschrijving in de catalogus. In deze inhoudsopgave zijn ook sporen van Cornelis Booth terug te vinden. In zijn handschrift worden de getallen van de folia halverwege fol. 2r gecorrigeerd. Hieruit blijkt ook dat naast het eerste folium tevens folium 102 tot en met 110 ontbreken. Deze zijn achtergebleven in het Utrechts Archief. Dit staat ook op fol. 101r vermeld in een negentiende-eeuwse hand. Volgens de inhoudsopgave zijn dat ‘Diplomata vici veteris’ en ‘Carmina Johanni Aurati’, oorkondes en gedichten van Johannes Auratus (Jean Dorat, 1508-1588).