Collectie Geyl
De man die vrijwel alles bewaarde wat hij schreef
IJdel, arrogant, briljant, controversieel, beroemd, berucht, scherpzinnig, zelfverzekerd, schaamteloos, vernieuwend, hyperkritisch, schuinsmarcheerder; een dozijn typeringen die alle toepasbaar zijn op een van Nederlands internationaal meest bekende historici, Pieter Geyl. Overtuigd van zijn eigen importantie bewaarde Geyl vrijwel alles wat hij schreef en ontving in een omvangrijk archief van ruim veertig strekkende meter. Een goudmijn voor onderzoekers die deze fascinerende man, zijn kring, zijn tegenstanders en zijn tijd willen leren kennen.
Pieter Catharinus Arie Geijl (1887-1966) of Geyl studeerde in 1911 cum laude af in Leiden, en promoveerde twee jaar later. Hij vertrok nog hetzelfde jaar naar Londen, waar hij correspondent werd voor de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Zijn reportages, voorkomen en kennis maakten indruk: in 1919 werd een speciale leerstoel Nederlandse Studiën aan de Universiteit van Londen voor hem opgericht. Ondertussen maakte hij zich ook hard voor de Vlaamse beweging, ondersteunde de Groot-Nederlandse gedachte, en ontwikkelde hij zijn concept van de Nederlandse stam die ook Vlaanderen en Zuid-Afrika omvatte. Er begon een grote stroom publicaties van zijn hand te verschijnen, die tot zijn dood zou doorgaan.
Wacht, vriendje tot de eindafrekening komt, dan halen we jouw in Utrecht het eerst, en maken je eventjes een kleine 25 cm korter!
Plagiaat en controverse
Toen Geyl in 1936 hoogleraar Nieuwe Geschiedenis in Utrecht werd, ging dat niet zonder slag of stoot. Geyl had al naam gemaakt in de zaak-Colenbrander, een academische rel die draaide om plagiaat, en door zijn kritische houding tegenover het koningshuis. Controverse ging hij niet uit de weg, en zijn scherpe pen maakte vele slachtoffers. Als een van de eersten onderkende hij het gevaar van het opkomende fascisme, wat hem op bedreigingen kwam te staan. De nazi's moesten hem niet, en in 1940 werd hij dan ook als gijzelaar door de Duitsers geïnterneerd in Buchenwald.
Na de oorlog rees Geyls ster tot grote hoogte: zijn polemiek met de Engelse historicus Toynbee bracht hem internationale bekendheid, zijn boeken werden vertaald en hoog gewaardeerd, zijn buitenlandse tours goed bezocht, en hij ontving eredoctoraten en prijzen. In 1958, het jaar van zijn emeritaat, ontving hij de P.C. Hooftprijs. Naast Johan Huizinga was hij Nederlands meest beroemde historicus.
Men kan de geschiedschrijving opvatten als een discussie zonder eind
Een waar geschenk
Geyl schonk zijn uitgebreide archief aan de Universiteitsbibliotheek Utrecht. Het bevat een schat aan informatie over Geyl zelf, zijn familie, kennissen, collega's, historici, tegenstanders, bestuurders, politici, schrijvers, en anderen, vooral in de correspondentie waarvan Geyl de brieven en zijn antwoorden bewaarde. Van wetenschap en politiek tot roddel en achterklap, alles passeert de revue. Het bevat ook zijn opmerkelijke autobiografie (tot 1940, uitgegeven in 2009), collegedictaten, lezingen, opzetten voor publicaties (historisch en literair), stukken van universitaire en andere gremia waar hij zitting in had en personalia van allerlei aard. Zelden is het academische leven van één persoon van zo'n statuur in al haar facetten en in een dergelijk detail bewaard gebleven. Geyl vond dat alleen maar terecht, en hij had daarin niet eens ongelijk.