'Toonneel der steden' van Joan Blaeu

Hollands glorie in de 17de eeuw

Geen mooier en grootser beeld van de Nederlandse Gouden Eeuw dan de ruim 200 plattegronden van steden in de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden in het Toonneel der steden van Joan Blaeu. Deze Amsterdamse kaartmaker en -uitgever presenteerde vanaf 1649, een jaar na de beëindiging van de Tachtigjarige Oorlog, de al dan niet vrijgevochten Nederlandse steden in hun volle glorie. Blaeus stadsplattegronden zijn zó kenmerkend en zó vaak gereproduceerd dat ze praktisch in ons collectieve geheugen zitten. Maar laten we de teksten ook niet vergeten…!

Plattegrond van Gent, Joan Blaeu, ca. 1649

De firma Blaeu: een bloeiende drukkerij

Ten tijde van Blaeu beleefde de Republiek haar Gouden Eeuw en was Amsterdam het alsmaar groeiende centrum van internationale handel, overzeese expansie en rijkdom. In zo’n stad bestonden de internationale contacten, de financiële middelen én de afzetmarkt om een bloeiende uitgeverij van kaarten en atlassen te beginnen. Willem Jansz. Blaeu (1571-1638) speelde hier op in, met kennis van zaken en een goed zakelijk instinct. Na een leertijd bij de beroemde Deense astronoom Tycho Brahe, vestigde hij een eigen drukkerij en uitgeverij in Amsterdam. Vanaf zijn allereerste gedrukte kaarten (die uit 1604 dateren) viel hij op door kwaliteit en vernieuwingen. Blaeu ging er niet zelf op uit om opmetingen te doen. Hij ontwierp zijn kaarten op basis van bestaand kaartmateriaal, aangevuld met kennis die hij haalde uit bijvoorbeeld reisverslagen en gesprekken met zeelieden.

Een ware kosmografie?

Boekband 'Toonneel der steden', Joan Blaeu, ca. 1652

Na de dood van Willem Jansz. Blaeu in 1638 nam zijn zoon Joan (ca. 1598/99-1673) het bedrijf over. Hij wist het familiebedrijf tot nog grotere bloei te brengen. Voortbouwend op de nalatenschap van zijn vader probeerde Joan een ware kosmografie, een totale beschrijving van de toenmalig bekende hemel, aarde en zeeën te publiceren. Dit leidde onder meer tot de uitgave van de befaamde Atlas maior. Deze meerdelige wereldatlas verscheen vanaf 1662 in verschillende edities en talen en betekende het hoogtepunt in de Nederlandse atlasproductie. Ook het befaamde Toonneel der steden van de [...] Nederlanden, de stedenatlas die Blaeu in 1652 in twee banden liet uitkomen, maakte deel uit van Blaeus plan voor een enorme kosmografie. Het uiterlijk van de banden van dit Utrechtse exemplaar van de Atlas maior en het Toonneel der steden van de [...] Nederlanden is identiek. Daarmee vormen beide publicaties zonder meer een uniform geheel.

‘… met onvermoeiden yver’

Plattegrond van Willemstad, Joan Blaeu, ca. 1649

‘Myn voornemen is, gunstige leser’, zo begint Blaeu zijn voorwoord op de stedenatlas, ‘een toonneel te bouwen, om op het selve de afbeeldingen en beschrijvingen van de steden des aertrijcks te vertoonen. Ghy sult, geloof ick, met my oordeelen, dat het een wichtigh werck is, van meer dan gemeenen arbeit, oneindelijcke kosten, en by het leven van een mensch naeulijcks te bereicken. Ick sal evenwel aenvangen, en met onvermoeiden yver, soo veel mogelijck is, voortgaen, niet alleen met dit, maer oock met onsen atlas (van welke alree vier stucken uitgegeven sijn, en het vijfde onder de pers is) te vercieren en vermeerderen, tot het einde mijner jaren, welcke ick ten besten van ’t gemeen altijt sal trachten te besteden.’
In zijn voorwoord noemt Blaeu dus ook zijn wereldatlas, die toen nog als Theatrum orbis terrarum vijf delen telde. Het tekent de geweldige kosmografische droom die hij voor ogen had; één gigantische meerdelige atlas waarin hemel en aarde in hun totaal gepresenteerd zouden worden.

Eerste banden gewijd aan Nederland

In het voorwoord beargumenteert Blaeu voorts de inhoud van zijn voorgenomen stedenatlas. De eerste, gerealiseerde, banden zijn gewijd aan Nederland, zijn vaderland, omdat hij daarvan de meeste kennis bezit en dit land ‘volgens de wetten der natuur’ het meest bemint. Daarnaast is Nederland volgens Blaeu het ‘eenigh toonneel van de dapperste verrichtingen des geheelen aertbodems’ in zijn tijd geweest. Hiermee doelt hij vooral op de Tachtigjarige Oorlog, die in 1648 met de Vrede van Westfalen eindigde. En Blaeu is daar content mee: ‘Hoe geluckigh sijn wy, die dese tijdt beleven!’

Plattegrond van Amsterdam, Joan Blaeu, ca. 1649

Persoonlijke voorkeuren

Het tweede deel, waaraan Blaeu in zijn voorwoord zegt te werken, zal toebedeeld zijn aan Italië. Hier heeft hij een deel van zijn jeugd doorgebracht en daarom volgen de steden van dit land direct op die van zijn vaderland. Persoonlijke voorkeuren waren kortom de belangrijkste drijfveren voor de uiteindelijke samenstelling van de stedenatlas!

Vervolgens zag Blaeus plan voor de stedenatlas er als volgt uit:

  • Deel 3: Spanje en de Spaanse steden in Oost- en West-Indië: drie banden
  • Deel 4: Frankrijk: twee of meer delen
  • Deel 5: Engeland en Schotland: meerdere delen?
  • Deel 6: Scandinavië en Oost-Europa: één of meer delen

Over de plattegronden van de Britse steden zegt Blaeu er ‘alree veel stucken daer van gereet’ te hebben. Toch is van geen enkele stad in Engeland en Schotland een kaart van Blaeu bekend! Datzelfde geldt voor Duitsland, maar dat was een bewuste keuze van de Amsterdamse uitgever. De in Frankfurt werkende Zwitserse graveur Matthäus Merian had immers die steden al in kaart gebracht. En bovendien kon Blaeu zijn steden- en landatlas sneller afronden. Niettemin bevreemdt de opmerking over Merian: de plattegronden in diens Topographia wijken namelijk totaal af van die van Blaeu. Merkwaardig is tevens het negeren van de Civitates orbis terrarum, de atlas van Braun en Hogenberg met daarin alle belangrijke steden ter wereld. Waarschijnlijk deed Blaeu dit bewust, omdat zijn concurrent Johannes Janssonius toen net bezig was om de koperplaten van de Civitates op te kopen.

Relatie met onafhankelijkheidsstrijd

Gedenkteken Egle, 'Toonneel der steden', Joan Blaeu, ca. 1649

In 1649 volgde de eerste editie van de stedenatlas van de Nederlanden in het Latijn. Korte tijd later, waarschijnlijk in 1652, verscheen een Nederlandstalige uitgave zoals die hier getoond wordt. Het deel met de steden in de Nederlanden bestaat uit twee banden: een band met de steden onder Spaanse heerschappij en een band met de steden in handen van de Staten-Generaal. Blaeu nummerde beide banden niet. Op de website wordt eerst het deel met de ‘Spaanse’ steden gepresenteerd en daarna de steden van de Republiek.
De samenstelling van de atlas is dus gerelateerd aan de onafhankelijkheidsstrijd van de Nederlandse Republiek met Spanje. De meer dan 200 Nederlandse steden worden getoond in hun volle pracht, met de vrijgevochten steden van de Republiek in de ene band en de steden van de Spaanse koning in de andere. Het Toonneel der steden is daarmee één van de meest gerenommeerde atlassen van Blaeu. Hiermee toonde hij zijn vertrouwen in de nog jonge Republiek, waarin de steden de macht, welvaart, nijverheid en cultuur droegen.

Nadrukken en latere uitgaven

Detail plattegrond van Gent, 'Toonneel der steden', Joan Blaeu, ca. 1649

Verscheidene stadsplattegronden van Blaeu werden weinig later gekopieerd door zijn grote concurrent, Janssonius. De overeenkomst tussen sommige kaarten in het Toonneel der steden en die in Janssonius’ Theatrum urbium celebriorum totius Belgii sive Germaniae Inferioris zijn treffend, hoewel laatstgenoemde veelal een stadsprofiel aan de bovenzijde heeft toegevoegd.
Van de stedenatlas zijn enkele latere uitgaven bekend, van na de grote brand in Blaeus drukkerij in 1672. Deze bevatten extra kaarten van de Amsterdamse uitgevers Visscher (1673/82) en De Wit (ca. 1700).

Zeilwagen Prins Maurits, 'Toonneel der steden', Joan Blaeu, ca. 1649

Het vervolg: de stedenatlas van Italië

Wat kwam er na de publicatie van de stedenatlas van de Nederlanden verder nog terecht van Blaeus plannen voor een meerdelige atlas van steden in de wereld? Pas in de jaren zestig van de 17de eeuw begon de stedenatlas van Italië vorm te krijgen. De zoon van Joan Blaeu, Pieter (1637-1706), werd in 1660 naar Italië gezonden, mogelijk om bronmateriaal voor die atlas te verzamelen. Hoewel het oorspronkelijke plan uitging van twee banden, wijzigde zich de opzet. De stedenatlas van Italië moest bijna de omvang gaan krijgen van de complete beschrijving van het aardrijk in de Atlas maior, de negen- tot elfdelige mega-atlas die Blaeu vanaf 1662 publiceerde.
In 1663 wilde hij met een soort voorpublicatie van een atlas van Italiaanse steden in drie banden aan het publiek laten zien daadwerkelijk met de mammoetuitgave bezig te zijn. In het voorwoord zegt Blaeu twee delen van elk vijf ‘boeken’ op de markt te willen brengen. Het eerste deel, Civitates Italiæ, zou de steden van Italië behandelen. Het tweede deel, Admiranda Urbis Romæ, de monumenten van de stad Rome. In werkelijkheid lukte het hem om in 1663 slechts drie banden te publiceren: de band met de steden van de kerkelijke staat (deel 1, band 1), een incomplete band met de steden van Napels en Sicilië en een band met de circussen en theaters van Rome (deel 2, band 1).

De eindbalans van de kosmografie

Met twee delen van de Nederlandse stedenatlas en drie delen van de Italiaanse – op zichzelf al een grote prestatie – stokte helaas het plan voor de meerdelige atlas van steden in de wereld. Ook het resterende stuk van de kosmografie kon Blaeu niet voltooien: van de beoogde vier delen is eigenlijk ‘slechts’ anderhalf deel tot stand gekomen: de Atlas maior als een afgeronde wereldatlas en de stedenatlas van Nederland en Italië als een onvoltooid overzicht van wereldsteden.

Originele kaarten

Detail plattegrond van Gent, 'Toonneel der steden', Joan Blaeu, ca. 1649

Na dit verhaal over de complexe publicatiegeschiedenis van de stedenatlas lonken de kaarten zelf. Het deel met de steden van de Republiek bevat ongeveer 130 bladen met plattegronden, terwijl het deel met de steden van de Zuidelijke Nederlanden een kleine 100 bladen telt. Op sommige bladen zijn meerdere kleine plattegronden opgenomen, maar het overgrote deel bestaat uit fraai gegraveerde kaarten op folioformaat. Hoewel Blaeu enkele koperplaten van eerdere uitgevers gebruikte, zijn de kaarten overwegend uit eigen atelier. De meeste steden werden dus afgebeeld op nieuwe koperplaten, op basis van voorbeelden die veelal door de stadsbesturen waren toegestuurd. Indien een actueel kaartbeeld niet voorhanden was, vroeg Blaeu om een herziene versie van een oudere plattegrond.

Kwaliteit?

Ondanks de soms frequente correspondentie met de stadsbesturen, komen in de stedenatlas van Blaeu soms grove fouten voor. Een voorbeeld is het stadje Goedereede, dat op pure fantasie blijkt te berusten. Toch kenmerken de plattegronden van Blaeu zich door een heldere gravure, een goede cartografische presentatie en een uniforme en esthetische uitstraling. Alle gebouwen in de stad zijn in opstand – zeg maar driedimensionaal – weergegeven en bieden in de meeste gevallen een goede indruk van de plaats. Mooi versierde cartouches en decoraties maken het geheel af. De inkleuring is met de hand gedaan.
Vanaf het directe begin genoten de plattegronden van Blaeu een grote populariteit. Diens naam werd dan ook een soort kwaliteitskeurmerk. En omdat de oppervlakte van de meeste steden zich in de 18de eeuw niet wijzigde, konden de kaarten lang functioneren. Er zijn zelfs aanwijzingen dat diverse plattegronden van Blaeu nog tot diep in de 19de eeuw als ‘actueel kaartmateriaal’ over de toonbank van andere uitgevers gingen!

De teksten in de atlas

Vogelvlucht van Nieuwenhoven, 'Toonneel der steden', Joan Blaeu, ca. 1649

Nagenoeg veronachtzaamd in het wetenschappelijk onderzoek zijn de teksten die Blaeu bij de stadsplattegronden opnam. Toch vormen die teksten een onlosmakelijk onderdeel van de stedenatlas in het algemeen en de kaarten in het bijzonder. In de beschrijving van een stad wordt vooral ingegaan op de geografische situatie, de geschiedenis, de belangrijkste gebouwen en de heersende normen en waarden. Van Zutphen wordt bijvoorbeeld gezegd dat de lucht er ‘soo wel binnen als buyten de vesten […] gesont en aengenaem’ is. Voor de teksten heeft Blaeu meerdere bronnen gebruikt, waaronder publicaties van historici en bijdragen van plaatselijke magistraten.

Digitaal beschikbaar

De plattegronden in Blaeus Toonneel der steden zijn het summum in de Nederlandse productie van gedrukte stadskaarten in de 17de eeuw. Ze hebben een belangrijke rol gespeeld in de beeldvorming van een levensvatbare Republiek der Verenigde Nederlanden. Tegenwoordig kunnen we ons verwonderen over de fraaie weergave van de toenmalige steden én over de bijbehorende teksten. En met de integrale digitale beschikbaarheid van dit exemplaar van de Universiteitsbibliotheek Utrecht kan dat nog gratis ook!

Subsidie

De digitalisering van deze atlassen was mede mogelijk door een royale subsidie van het K.F. Hein Fonds.

    Logo KFHeinFonds

    Auteur

    Titelpagina 'Toonneel der steden', Joan Blaeu, ca. 1652