'De divinis moribus & De beatitudine'

Van handschrift naar druk: een Utrechtse incunabel uitgelicht

Fol. 2r, met fraai initiaal uit ‘De divinis moribus & De beatitudine’, 1474, uit de Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Utrecht

Nadat Johannes Gutenberg rond 1450 in Mainz het drukken van teksten met losse gegoten letters vervolmaakte, sloeg deze vorm van tekstreproductie snel over naar andere Europese steden. In de Noordelijke Nederlanden was het Utrecht dat aan de wieg stond van de publicatie van zogeheten incunabelen. In de Domstad verscheen bij de Utrechtse boekdrukkers en -uitgevers Nicolaes Ketelaer en Gerard de Leempt in 1473 de eerste gedateerde incunabel: de Historia scholastica van Petrus Comestor (ca. 1100-1179). Ook het hier gepresenteerde werk De divinis moribus [&] De beatitudine kwam omstreeks die tijd bij hun van de pers. Beide publicaties getuigen van de bijzondere drukkersgeschiedenis van Utrecht, waaraan de Universiteitsbibliotheek een digitale tentoonstelling van Utrechtse incunabelen heeft gewijd.

Prototypografie

Het is niet met honderd procent zekerheid te zeggen is of zich in Utrecht ook het allerprilste begin van de vaderlandse boekdrukkunst bevond. Door papieronderzoek is immers vast komen te staan dat ook al vóór 1473 boeken werden gedrukt in de Nederlanden. De bewuste boekdrukkers en hun locaties zijn echter niet bekend en hun nalatenschap wordt prototypografie genoemd. Het werk De divinis moribus [&] De beatitudine van Ketelaer en De Leempt vormt – samen met tientallen andere Utrechtse incunabelen – niettemin het bewijs dat de Domstad een onmiskenbaar belangrijke rol heeft gespeeld in de vroegste Nederlandse drukgeschiedenis.

Ketelaer en De Leempt

Fraai initiaal 'B' op fol. 11r, ‘De divinis moribus & De beatitudine’, 1474, uit de Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Utrecht

Typografisch onderzoek heeft uitgewezen dat minimaal 33 verschillende edities uit de late 15de eeuw aan de werkplaats van Ketelaer en De Leempt kunnen worden toegeschreven. Behoudens de al eerder genoemde Historia scholastica is alleen de Historia ecclesiastica van Eusebius van Caesarea voorzien van een datering (1474); de overige 31 edities zijn niet gedateerd. Op grond van twee ongedateerde exemplaren in Franse bibliotheken met hierin de vermelding van de rubricatoren dat zij hun werk in 1474 voltooiden, wordt de actieve drukperiode van Ketelaer en De Leempt momenteel op 1473-1474 geschat.

‘Editiones principes’

Bijzonder is dat de drukkerij van Ketelaer en De Leempt vrij oorspronkelijke teksten gebruikte, die soms nog niet eerder in druk waren verschenen. Als kopij voor dit soort ‘editiones principes’ gebruikte men een in handschrift uitgevoerde versie. De zogenaamde ‘legger’ fungeerde dan als zetvoorbeeld voor de gedrukte editie. In enkele gevallen zijn deze handschriften nog te traceren, waaronder die van de hier getoonde traktaten De divinis moribus [&] De beatitudine van Thomas de Aquino (zie het achtergrondverhaal over deze legger). De kopij voor beide teksten was afkomstig uit de bibliotheek van het Kartuizerklooster en bevindt zich tegenwoordig in de collectie van de Universiteitsbibliotheek Utrecht (Hs. 297; Hs. 4 G 14).

Zetinstructies

Gekleurde kapitalen op uitsnede fol. 4v, ‘De divinis moribus & De beatitudine’, 1474, uit de Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Utrecht

Het gaat bij de gedrukte uitgave om een zogeheten pseudo-Thomas-editie, die door de drukker echter aan Thomas van Aquino zelf wordt toegeschreven. Deze toeschrijving blijkt regelrecht overgenomen uit de legger. Verder bevat dit handschrift allerlei tekens, die de zetters als voorberekening hebben aangebracht voor het uiteindelijke zetten van de tekst. Zo zijn de pagina’s van het te drukken werk per regel uitgeteld en staat aangegeven welk paginanummer de desbetreffende tekst in het katern zal krijgen. Al dit voorwerk was noodzakelijk bij gebrek aan voldoende lettermateriaal om het boek in zijn geheel te zetten en af te drukken. Het handschrift werd na te zijn gebruikt als kopij weer aan de bibliotheek van het Kartuizerklooster geretourneerd.

Tekst van een Dominicaner monnik

Zoals gezegd wordt de Italiaanse filosoof en theoloog Thomas van Aquino (1225-1274) in De divinis moribus [&] De beatitudine opgevoerd als auteur. Als scholasticus geldt Van Aquino als de meest invloedrijke en systematische middeleeuwse denker op theologisch en wijsgerig gebied. Modern onderzoek heeft echter aangetoond dat dit soort ‘Opuscula’-werken onterecht aan hem zijn toegeschreven. Waarschijnlijk zijn beide theologische teksten van de hand van een Dominicaner monnik, die verbleef in een gebied ten noorden van de Alpen. Ze stammen uit het einde van de 13de eeuw. De divinis moribus (‘Over het goddelijke karakter’) kent een scholastieke en ascetische inslag, terwijl De beatitudine (‘Over gelukzaligheid’) een affectieve en mystieke signatuur draagt. De door beide traktaten gevormde incunabel getuigt aldus van de verspreiding van invloedrijke ideeën en denkbeelden, die na Gutenbergs ‘uitvinding’ een steeds grotere vlucht ging nemen …

Auteur

Fraai initiaal en gekleurd kapitaal op fol. 11r, ‘De divinis moribus & De beatitudine’, 1474, uit de Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Utrecht