Codex Lerma

Een Spaanse muziekschat met hanenpoten

Codex Lerma, fol. 5r.

In de Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Utrecht bevindt zich een handschrift dat in verschillende opzichten uit de toon valt. Het is groot, kapot en broos, vol met muzieknotaties geschreven met hanenpoten. De Codex Lerma ziet er niet uit, maar zoals wel vaker met handschriften: schijn bedriegt.

Een eerste indruk

De Codex Lerma werd rond 1600 in Spanje geschreven. Vooral opvallend is zijn grootte: 55 x 41,5 cm. De 165 bladen worden bijeengehouden door een moderne band, en meer dan twintig bladen zijn er in de loop der tijd verdwenen. Op zich is dat begrijpelijk voor een handschrift van ruim 400 jaar oud waarvan het papier van broze kwaliteit is en aangetast door inktvraat. Veel bladen zijn gerestaureerd.  In verschillende secties zijn composities neergeschreven met hanenpoten, en van weelderige versiering is geen sprake. Door geluk en toeval is dit eenvoudige handschrift toch bewaard gebleven, en vormt het nu een unieke getuige van de muziekbeoefening in het Spanje in de Renaissance.

Van Lerma naar Utrecht

Codex Lerma, Initiaal A uit fol. 26r

Lerma is een klein stadje op de weg van Madrid naar Santander, dat in de jaren ’50 van de vorige eeuw werd bezocht door Maarten Albert Vente, toen docent aan het Instituut voor Muziekwetenschap van de Universiteit Utrecht. In de sacristie van de San Pedro kapittelkerk van Lerma zag hij een oud versleten handschrift liggen, en de beheerder van de kerk had er duidelijk geen interesse in. Vente bood aan het te kopen, om het zo voor verdere achteruitgang te behoeden. Nadat het in Utrecht was gekomen, werd het in 1967 door Willem Elders beschreven in een artikel voor het Tijdschrift van de Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis. Het bleek dat er een aantal unieke composities in het handschrift stonden. Over de geschiedenis ervan was echter nog niet veel bekend. Dit veranderde in het midden van de jaren ’90, nadat Douglas Kirk de Codex Lerma en een verwant handschrift uit Lerma had onderzocht. In 2008 werd het handschrift door de universiteitsbibliotheek gedigitaliseerd, en tevens aan een nieuw onderzoek onderworpen, waarvan de resultaten werden gepubliceerd op internet in een pdf.

Internationale en lokale polyfonie

Codex Lerma, Initiaal B uit fol. 26r

Aan de hand van alle beschouwingen kan worden gereconstueerd dat in het begin van de jaren 1590 een of twee personen begonnen met het overschrijven van composities uit de Franco-Vlaamse (of Nederlandse) School. Het ging om componisities van Johannes Urreda (Wreede) en Josquin de Prez van het einde van de vijftiende eeuw tot aan die van Thomas Crecquillon, Clemens non Papa en Orlando di Lasso van het midden van de zestiende eeuw. Ook composities van anderen, zoals de Italiaan Alessandro Striggio, werden toegevoegd. De laatst dateerbare compositie die in het handschrift is opgenomen, is de zeven-stemmige madrigaal Stolto mio core van Philippe de Monte uit 1585. De sectie van composities voor zes stemmen wordt afgesloten door een bewerking van Wreede’s Pange lingua, getiteld Nobis datus. Het was een stuk van Bricio Gaudi, kapelmeester van de kathedraal van Palencia rond 1600. Het is als een lokale compositie als laatste aan de rest van het zes-stemmige repertoire toegevoegd. De laatst toegevoegde compositie voor zeven stemmen is waarschijnlijk uit dezelfde omgeving afkomstig. Het gaat om het anonieme  Pon fren al gran dolor. Ook dit is een bewerking van een muziekstuk op de tekst van Petrarca. Beide composities zijn in geen ander handschrift bekend. De Codex Lerma bevat geen teksten, alleen de muzieknotaties voor de blaaskapel, die in Spanje in die periode al de gezangen begeleidden – iets wat elders nog vrij ongebruikelijk was.

Codex Lerma, Initiaal C

Toevoegingen

Waarschijnlijk nam Andrés de Alamillos, muzikant in Palencia, het handschrift mee naar León. In 1607 belandde hij in Lerma. Daar werd hij samen met een groep andere muzikanten en zangers in dienst genomen om de erediensten in de nieuwe San Pedro kapittelkerk van Lerma en de hertogelijke kapel te begeleiden. Dit alles werd gefinancierd door de hertog van Lerma, die onder koning Philips III de werkelijke machthebber in Spanje was, totdat hij in 1618 in ongenade viel. Het is waarschijnlijk in deze periode dat er allerlei stukken werden toegevoegd aan de Codex Lerma, op de blanco pagina’s die resteerden tussen de vier en vijf-stemmige en de vijf en zes-stemmige composities. Zeven instrumentale nummers, alle anoniem en verder onbekend, werden op de lege bladen achterin erbij geschreven.

Onruststokers

Codex Lerma, fol. 141r.

De Codex Lerma is dus een gebruikershandschrift, en samen met de onbekende composities, is dit wat het handschrift zo uniek maakt. Normaliter werden dit soort handschriften, nadat ze hun nut hadden verloren, weggegooid. Dat was zeker het geval met broze, eenvoudige handschriften zoals de Codex Lerma, die alleen een beperkt aantal simpel versierde initialen heeft. Af en toe staan er wat opmerkingen in de kantlijn die iets vertellen over de samenstellers en gebruikers van het handschrift. Zo staat op de folio’s 158v en 159r te lezen: Condenados a culpa y a pena por ser enredadores ‘Veroordeeld tot schuld en pijn door onruststokers te zijn’. De muzikanten die de Codex Lerma gebruikten waren blijkbaar geen heilige boontjes.

Al met al is de Codex Lerma een unieke getuige van welke muziek er werd uitgevoerd in de kapittelkerk van Lerma, waarbij de hertog van Lerma, destijds een van de machtigste mannen ter wereld, vaak toehoorder moet zijn geweest.

Met dank aan Enrique López-Cortón

Auteur: Bart Jaski, september 2014