De dagboeken van Hoekendijk
De verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog grepen diep in op de levens van vele Nederlanders. Sommigen zagen zich gedwongen hun vaderland te ontvluchten. Een van hen was de Utrechtse theoloog Johannes Christiaan (Hans) Hoekendijk. Zijn verslag en documentatie van zijn vlucht uit Nederland, internering in Zwitserland en reis om de wereld in de jaren 1944-45 is pas in 2016 in de openbaarheid gekomen. De dagboeken of logboeken vullen niet alleen een lacune op in zijn levensloop, maar geven ook een unieke inkijk in het leven van een man op de vlucht in een verscheurde wereld, zoekende naar zijn bestemming om die weer te helen.
Over de auteur: Hoekendijk als theoloog
Johannes Christiaan Hoekendijk (1912-1975) was een internationaal bekend Nederlands theoloog op het terrein van zending en oecumene. Hij leverde belangrijke bijdragen aan de wereldzendingsconferentie te Willingen (1952) en aan het studieproject van de Wereldraad van Kerken ‘Missionaire Structuren van de Gemeente’ (1962-66). In Nederland hoorde hij bij de kring van de zgn. ‘apostolaatstheologie’, waar de wereldgerichtheid van de kerk een centraal uitgangspunt was. In die kring nam hij overigens een geheel eigen plaats in met zijn stelling dat de kerk ‘een functie van het apostolaat’ is in plaats van andersom: de gebruikelijke volgorde God-kerk-wereld moet veranderd worden in God-wereld-kerk. Hoekendijks dissertatie ‘Kerk en volk in de Duitse zendingswetenschap’ (1948) bevat een kritische analyse van het ‘etnopathos’ in de Duitse missiologie: de verknochtheid aan een volksbegrip dat volgens Hoekendijk romantisch en sociologisch misleidend was. Geïnspireerd door de Duitse kerkstrijd van de jaren dertig benadrukte Hoekendijk keer op keer dat het ‘volk Gods’ met geen enkele natuurlijk gegeven gestalte vereenzelvigd kon worden. ‘Zending’ was voor Hoekendijk de plaatsvervangende existentie van het volk Gods voor de hele wereld, waarbij getuigenis en dienst ‘voetnoten’ zijn bij het handelen van God zelf.
Levensloop
Geboren als zoon van een zendeling in Nederlands-Indië volgde Hoekendijk ook zelf de zendingsopleiding te Oegstgeest en studeerde daarna theologie te Utrecht. Zijn gehoopte uitzending naar Indië werd door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog verhinderd; hij werd secretaris van de Nederlandse Christen Studenten Vereniging en daarna studentenpredikant. Na een lange en ingewikkelde omweg (vlucht uit bezet Nederland, tien maanden in Genѐve, en dan in het laatste oorlogsjaar een reis via Engeland, de V.S. en Australië naar Nederlands-Indië) nam hij het zendingsconsulaat in Batavia over. Om gezondheidsredenen moest hij al in 1946 met zijn echtgenote naar Europa terugkeren. Na functies bij de Nederlandse Zendingsraad en de pas opgerichte Wereldraad van Kerken werd hij in 1953 hoogleraar vanwege de Nederlandse Hervormde Kerk te Utrecht (bijbelse en praktische theologie; apostolaat) en in 1959 gewoon hoogleraar (kerkgeschiedenis van de twintigste eeuw). In 1965 werd hij benoemd aan het Union Theological Seminary in New York (leerstoel: World Christianity).
Over het dagboek
Het dagboek, dat de jaren 1944 en 1945 beslaat, mocht volgens aanwijzingen van Hoekendijk zelf pas na 2000 openbaar worden. Het bevat uitgebreide informatie over de bovengenoemde ‘lange en ingewikkelde omweg’. Een apart ‘logbook’ is gewijd aan de vlucht uit Nederland naar Zwitserland (22- 2 tot 20-3-44) en het verblijf in Zwitserse vluchtelingenkampen tot 21-4. De Genѐve-tijd duurt daarna tot 26-2-45; het aansluitende verblijf in Engeland tot 22-5 en dat in de V.S. tot 23-7. Daarna volgt de reis naar Australië (21 dagen per boot tijdens de laatste dagen van de Azië-oorlog), en van daaruit de doorreis (per vliegtuig) naar Nederlands-Indië en Batavia, waar Hoekendijk op 17-9-45 aankomt. Het dagboek eindigt op 12-10-45, na de aantekening dat de gezondheid van Hoekendijks echtgenote terugkeer naar Nederland op korte termijn noodzakelijk maakt.
In Genève
In de aantekeningen over de Genѐve-tijd lopen verschillende lijnen naast en door elkaar. Door W.A. Visser ’t Hooft wordt Hoekendijk betrokken bij het werk van de Federatie van Christenstudentenverenigingen en de Wereldraad van Kerken in oprichting. Hij is mede-voorbereider van een aantal conferenties, schrijft rapporten over de kerkelijke en missionaire situatie in Nederland en participeert in discussies over de rol van de universiteit en van de christen-studentenbeweging in het naoorlogse ideologische vacuüm. Hoekendijk is werkzaam als geestelijk verzorger van de vluchtelingkampen in Zwitserland (pastoraat, welzijnswerk, en een ‘Indische cursus’ om Nederlandse vluchtelingen voor te bereiden op (zendings?)werk in Nederlands-Indië); in dat verband komen tal van interessante gesprekspartners in beeld. Tussen dat alles door is er rusteloze studie-activiteit: de aantekeningen over de Genѐve-tijd bevatten minutieuze verslagen van gelezen boeken: theologie, religie- en zendingswetenschap, cultuurgeschiedenis, politieke analyse. De onzekerheid over de nabije toekomst (Engeland of bevrijd Nederland?) duurt lang; er komt pas in november een eind aan, als door toedoen van Visser ’t Hooft een plan wordt ontworpen om Hoekendijk als gemilitariseerd geestelijk verzorger onder auspiciën van het Nederlandse leger en diverse zendingsinstanties via Australië naar Batavia uit te zenden om hem daar de reconstructie van het zendingswerk ter hand te laten nemen; ook Hoekendijks echtgenote zal gemilitariseerd worden.
Een nieuwe bestemming
De aantekeningen over Engeland, de V.S. en Australië laten, ondanks allerlei problemen van organisatorische aard (visa, onduidelijkheid over status) een rechtlijnig, doelgericht verhaal zien van iemand die naar een bestemming onderweg is en zich opmaakt om een belangrijke positie in de internationale zendingswereld in te nemen. Hoekendijk ontmoet vrijwel alle spraakmakende theologen, kerkelijk leiders en toonaangevende figuren uit de wereld van de zending, en wordt overal als eregast ontvangen en rondgeleid. Ook in dit gedeelte van het dagboek komt zeer veel literatuur ter sprake. Hoekendijk krijgt te maken met onbegrip ter zake van het bezette Europa en met de eigen aard van de Angelsaksische theologie. Interessant zijn de passages over de kritiek op de Nederlandse regering in ballingschap die een dictatoriaal regime zou nastreven in het naoorlogse Nederland, en de beschrijving van de ‘overwinningsfeesten’ in Londen.
Batavia
De militaire vliegreis naar Nederlands-Indië gaat via Nieuw Guinea en de oostelijke eilanden waar nog capitulerende Japanse legeronderdelen zijn en de oorlog diepe sporen van verwoesting heeft achtergelaten. In Batavia heerst opperste verwarring: Japanners, Nederlanders, nationalistische straatbendes – de situatie wordt met de dag chaotischer en gevaarlijker. In die situatie probeert Hoekendijk als waarnemend zendingsconsul – met instemming van de net uit een kamp teruggekeerde zendingsconsul Van Randwijck – contacten te leggen met kerkelijke en missionaire netwerken. Dit laatste gedeelte van het dagboek is het meest persoonlijk en emotioneel: Hoekendijk ziet Indië voor het eerst na twintig jaar weer terug, maar maakt die reis zonder zijn echtgenote die pas later uit Australië in Batavia aankomt, ‘op en overwerkt’; hij merkt dat hij ‘oud gaat worden’.
Index op de dagboeken
De dagboeken en bijbehorende documenten zijn in vijf delen gescand, waarvan u de index kunt raadplegen. Een korte beschrijving van de afzonderlijke delen vindt u in WorldCat.
Auteur: Bert Hoedemaker