Mariakerkbijbel

Een bijzondere bijbel keert terug naar Utrecht

De aankoop van een middeleeuws manuscript is altijd een spannende gebeurtenis, zeker als je dit nog nooit hebt gedaan. En als het uiteindelijk vanuit de Verenigde Staten is overgevlogen en je het pakket met trillende vingers uitpakt, dan is dat een bijzonder moment: een vrijwel onbekende bijbel komt na eeuwen afwezigheid weer 'thuis'. De colofon en decoratie laten er geen twijfel over bestaan: dit is een echt Utrechts handschrift. Maar het is ook anders dan andere Utrechtse handschriften, en hoe meer je er doorheen bladert, des te meer vragen er opborrelen. Het is het begin van een interessante ontdekkingsreis die nog lang niet ten einde is.

Utrechtse middeleeuwse handschriften

Dat een middeleeuws handschrift uit een van de Utrechtse kloosters en kapittels in 2019 te koop werd aangeboden is een uiterst zeldzame gebeurtenis. Vrijwel al die handschriften kennen we al stuk voor stuk, want bijna allemaal liggen ze in de depots van de universiteitsbibliotheek. Dat kwam zo: vlak nadat Utrecht een protestants stadsbestuur kreeg, werd in 1584 de nieuwe stadsbibliotheek in Utrecht gesticht. De bibliotheken van de Utrechtse (katholieke) kloosters en kapittels werden geconfisqueerd en naar de Janskerk gebracht zodat burgers ze daar konden lezen. In 1636 werd de stadsbibliotheek ook de universiteitsbibliotheek, vandaar dat de middeleeuwse handschriften en gedrukte boeken zich nog steeds in haar collectie bevinden.

Maar dat is niet het hele verhaal. De confiscatie was moeizaam verlopen, en veel was al verkocht en verloren gegaan. De flink uitgedunde bibliotheken van de eens machtige Utrechtse kapittels werden pas in 1844 overgedragen. Uiteindelijk werden alle middeleeuwse handschriften van de Utrechtse kloosters en kapittels waar ook ter wereld in kaart gebracht. De enige en laatste keer dat een volledig handschrift van een van hen door de Universiteitsbibliotheek Utrecht werd aangekocht was in 1912. Het ging om een afschrift van het Vanden leven der Vaderen (Hs. 7 N 25), geschreven in het Utrechtse klooster Vredendael in 1417. Toen in 2019 er een vrijwel onbekend handschrift van de Mariakerk te koop werd aangeboden, was dit dus een gebeurtenis die zich ruim een eeuw niet meer had voorgedaan. Zo’n kans laat je niet liggen.

Photo © Christie's Images/Bridgeman Images

Een zeldzame aankoop

De Universiteitsbibliotheek Utrecht doet in de regel niet meer aan acquisitie van oude documenten, laat staan van een kostbaar middeleeuws manuscript - tenzij het iets heel bijzonders is, en gelijk kan worden ingezet voor onderzoek aan de universiteit. Aan deze kwalificaties voldoet het handschrift ruimschoots. Ook al ziet het er op het eerste gezicht niet zo spannend uit - snel geschreven, geen fraaie miniaturen, bekende tekst (de bijbel) - toch heeft dit handschrift een aantal intrigerende aspecten.

De aankoop van het handschrift gebeurde in maart 2020, vlak voordat de coronamaatregelen in Nederland van kracht gingen. Gelijk onderzoek doen kon dus niet meer. Het handschrift werd wel gecatalogiseerd en kreeg Hs. 35 A 3 als signatuur. Ook werd het gedigitaliseerd, zoals alle middeleeuwse handschriften in de collectie. En natuurlijk was er al het een en ander over het handschrift bekend, want de verkoper, het veilinghuis Les Enluminures, had al een vrij uitgebreide beschrijving gemaakt. Dat betekende echter niet dat alle vragen beantwoord waren.

Laten we gaan kijken welke vragen we kunnen stellen als we het handschrift openslaan, doorbladeren en bij onderdelen ervan stil gaan staan, zoals de colofon, de tekst, de decoratie, het fysieke boek en aanwijzingen over zijn lotgevallen in de laatste eeuwen. Elk aspect geeft weer nieuwe gezichtspunten en handvatten voor nader onderzoek. Want je wilt uiteindelijk zoveel mogelijk weten om de nieuwe aankoop in zijn perspectief te plaatsen en kijken welke nieuwe inzichten het ons kan verschaffen.

De colofon

Van elke handschrift wil de onderzoeker het liefst weten door wie, waar en wanneer het is geschreven. Dat biedt houvast voor verdere analyse. In de middeleeuwen werd dit soort informatie vaak niet vermeld, zelfs van de meest beroemde handschriftverluchters weten we vaak hun naam niet. In onze bijbel staat echter een colofon, in rood geschreven op fol. 221v (het einde van het Oude Testament), waarin de benodigde informatie heel precies op een rijtje is gezet:

Ffinitus et completus est liber iste per manus Johannis de Tremonia scholarium rectoris Ecclesie beate marie traiectensis sub anno domini 1463 Sabbato ante dominicam letare

Dit boek is afgeschreven en gecompleteerd door de hand van Johannes van Dortmund, rector van de school van de kerk van Sint Marie van Utrecht, A.D. 1463 op de zaterdag voor de zondag van Laetare.

Colofon op fol 221v. van de Mariakerkbijbel uit de Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Utrecht

De zaterdag voor Laetare (halfvasten) viel in 1463 op 26 maart. Op die dag had Johannes van Dortmund dus het Oude Testament afgeschreven. Daarna volgt nog het Nieuwe Testament. Natuurlijk rijst de vraag wie Johannes van Dortmund was – behalve dat hij ogenschijnlijk uit Duitsland kwam. Een snelle rondgang op internet toont aan dat er in de vijftiende eeuw verschillende personen met die naam bestonden, actief in de Nederlanden, Duitsland en Italië. Of onze schrijver een van hen is, moet nog worden vastgesteld, en dat betekent dat we allerlei bronnen nader moeten beschouwen. De formulering van de colofon kan hierbij ook aanwijzing bevatten: zijn er andere handschriften met eenzelfde of soortgelijke formulering (Finitus et completus est liber iste per manus …) in of rond de jaren 1460?

We weten in ieder geval dat Johannes de rector of hoofd van de school bij de Mariakerk was, en we kunnen in de archieven van het Mariakapittel in Het Utrechts Archief gaan zoeken naar meer informatie over de school en de zogenaamde ‘scholasters’ die aan haar verbonden waren. Dat we hier een handschrift hebben van een met name genoemde rector is een zeldzaamheid, want de meeste boeken werden in deze periode geschreven door geestelijken of in schrijfateliers.

De tekst

Uitsnede uit fol. 1 r. van de Mariakerkbijbel uit de Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Utrecht
De lombarden in blauw ontbreken (fol 1r.)

Het handschrift is het laatste deel van een tweedelige Latijnse bijbel; het eerste deel is waarschijnlijk verloren gegaan. Het tweede deel begint met Psalmen, halverwege het Oude Testament, waarbij het opvallend is dat hierbij alleen de rode hoofdletters (lombarden) zijn geschilderd, die in blauw ontbreken (fol. 1r-3v). Het handschrift eindigt met het boek Openbaringen aan het einde van het Nieuwe Testament. Zoals we zagen schreef Johannes van Dortmund zijn colofon aan het einde van het Oude Testament, dat in een Gotische hybrida over twee kolommen van normaliter 39 of 40 regels geschreven is. In het Nieuwe Testament is het schrift kleiner, en gaan we naar de 42 tot 45 regels. Kopjes en hoofdstuknummers zijn echter in het hetzelfde schrift, en het lijkt erop dat Johannes voor het Nieuwe Testament simpelweg een kleiner schrift hanteerde – waarom, en of dit elders ook voorkomt, is nog onduidelijk. We mogen ons hierbij afvragen waarvoor de bijbel bedoeld was: voor privé bezit, voor gebruik in de school of voor het kapittel.

Johannes kopieerde de bijbel ongetwijfeld uit een oudere handgeschreven bijbel (of wellicht bijbels), en het is daarom ook interessant om na te gaan welke (soort) bijbel hij daarvoor gebruikte. Er zitten in de tekst enige fouten en toevoegingen. Vooral de liturgische gezangen zoals Te Deum en Magnificat aan het eind van Psalmen zijn opvallend. Er is geen vroegere bijbel van de Mariakerk bekend (de monumentale Zwolse Bijbel werd van 1462 tot 1476 geschreven), en het gaat in ieder geval niet om de Windesheimse versie waartoe die bijbel behoort. Dus met welke bijbels die geschreven en gebruikt werden in Utrecht of de Nederlanden moeten we onze bijbel gaan vergelijken? Of is er misschien een Duitse connectie?

De decoratie

Gedecoreerde initiaal op fol. 293r. uit de Mariakerkbijbel uit de Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Utrecht
Gedecoreerde initiaal op fol. 293r.

Wie bekend is met Utrechtse handschriften uit de vijftiende eeuw zal veel herkennen aan het penwerk dat ruim 50 initialen versierd. Het is vervaardigd in de zogenaamde ‘stijl met het schaap’ (zie bv. Gerritsen-Geywitz 2017, p. 40-44). Deze gedecoreerde initialen bevinden zich aan het begin van de proloog en de tekst van een aantal boeken van het Oude Testament, en ruim 30 bevatten blad- of bloemmotieven getekend in rood op een groen veld, met in de marge uitlopende uitbundige pennenstreken. De initiaal is meestal een littera duplex, waarbij stukken in rood en blauw in elkaar passen. Het Nieuwe Testament is qua decoratie een stuk soberder: de letters zijn doorgaans kleiner, de pennenstreken ingetogener, de kleuren eentoniger. Er is in het Nieuwe Testament maar éen initiaal met een tekening op een groen veld, maar dat is wel een uitzonderlijke: het profiel van een bebaarde man aan het begin van de brief van Paulus aan Titus (fol. 293r).

Gedecoreerde initiaal op fol. 189v. van de Mariakerkbijbel uit de Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Utrecht
Gedecoreerde initiaal op fol. 189v.

In het Oude Testament komen we aan het begin van de proloog van Maleachi (fol. 189v) een afbeelding van een hoofd van een man met een muts tegen. Of Paulus en Malachi in deze initialen worden afgebeeld is nog maar de vraag. Menselijke gezichten worden zelden afgebeeld in Utrechts penwerk, dus om er twee te vinden in een handschrift is opmerkelijk.

Daarnaast is er een diertje dat in vier initialen is getekend en op een schaap of dikke hond lijkt (fol. 3v, 151v, 184v; Nieuwe Testament: 305r). Dit motief heeft een opmerkelijke parallel met een soortgelijke afbeelding, in de ‘stijl met het schaap’, in Hs. 359, fol. 2r, vervaardigd in het Utrechtse Regulierenklooster. En ook al lijkt het om een soort schaap te gaan, naar aanleiding van soortgelijke diertjes noemen we het een Utrechts draakje, het ‘beeldmerk’ bij uitstek in de Utrechtse laatmiddeleeuwse handschriften (Gerritsen-Geywitz 2017). Ook de blad- en bloemmotieven en de gezichtjes kunnen vergeleken worden met voorbeelden in andere Utrechts handschriften om te kijken of dezelfde beeldtaal werd gehanteerd.

Boekblok en band

Het originele boekblok van de bijbel bestaat nu uit 326 folio’s (652 pagina’s) van ca. 21 x 15,5 cm. Door een vergissing loopt de moderne foliëring van 1-287 en 289-327. Het begin van Psalmen 1-147 is verloren gegaan (waarschijnlijk een heel katern van twaalf bladen), en ook na fol. 19v, 29v, 52v en 209v ontbreekt er steeds een blad. Dit is in alle gevallen bij de overgang van het ene boek van het Oude Testament naar het andere. Deze bladen waren ongetwijfeld gedecoreerd met penwerk, en wellicht waren ze daarom aantrekkelijk om eruit te worden gehaald.

Hoewel het handschrift precies is gedateerd, kunnen de watermerken van het papier waar de tekst op geschreven is, ons meer vertellen over de context waarin het gemaakt is. Komen we de verschillende watermerken, zoals een eenhoorn en de paus, ook tegen in papieren documenten van de Mariakerk of elders in Utrecht?

De originele band van de bijbel is vervangen door een band van kartonnen platten met leren stroken aan de buitenkant. De nieuwe leren rug met vijf ribben heeft goudopdruk en de titel Biblia Vulgate Mss. Op het eerste gezicht lijkt dit op een band uit de achttiende of negentiende eeuw. Er zijn geen directe aanwijzingen dat het handschrift ooit tot de collectie van de Mariakerk behoorde. Deze collectie werd na het opheffen van de kapittels in de tijd van Napoleon in 1811 overgebracht naar het Domein Archief, samen met de boekencollecties en archieven van de andere Utrechtse kapittelkerken. In 1844 werden de boekencollecties overgedragen aan de Universiteitsbibliotheek Utrecht. Als de huidige band al van voor die tijd stamt, dan zal het toen al niet meer tot de collectie van de Mariakerk hebben behoord. Wellicht bleef het in het bezit van de schrijver en maakte het zelfs nooit deel uit van die collectie. Het is dus zaak om meer te weten over waar en wanneer de band is gemaakt.

Boekband van de Mariakerkbijbel uit de Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Utrecht

De band is minstens twee maal gerestaureerd, de laatste keer werden twee geelkleurige bladen aan het begin en aan het einde toegevoegd. Dit gebeurde waarschijnlijk in Engeland (zie beneden), en het watermerk kan hier waarschijnlijk uitsluitsel over geven. Tijdens de eerdere restauratie waren er al 22 grauwkleurige blanco schutbladen aan het begin aangebracht, waarbij op het eerste blad (nu fol. iii) aantekeningen werden gezet over het handschrift en provenance (zie beneden). Deze schutbladen dienden om de band en het boekblok te verstevigen, omdat aan het begin de bladen met Psalmen 1-147 misten. Het papier dat hiervoor werd gebruikt heeft twee watermerken, een heraldisch wapen en D & C Blau. Dat laatste papier is afkomstig van de papiermakers van (de erven van) Dirk en Cornelis Blauw, die hun bedrijf in 1621 in de Zaanstreek begonnen. Het dateren van dit watermerk kan nog beter dan de band bepalen wanneer het handschrift opnieuw werd ingebonden. Dit lijkt in ieder geval in de Nederlanden te zijn gebeurd.

Herkomst

De geschiedenis van de bijbel nadat het geschreven werd, blijft nog onduidelijk. We pikken pas de draad weer op in de negentiende eeuw, toen het in het bezit was van de eerwaarde John Cohen Jackson (c. 1827-1895), hoofdmeester van de Hackney Church School (Londen) en boekenverzamelaar. Dit is duidelijk door de aantekening “Sum Liber Iohan. C. Iackson” (Ik ben het boek van …) op fol. iii. Er zijn meer handschriften uit zijn verzameling bekend, en wellicht dat die ons op het spoor brengen van waar en wanneer hij onze bijbel heeft verkregen. Opvallend genoeg zijn ook enkele andere handschriften uit de Mariakerk naderhand in Engeland opgedoken (Jaski 2020, p. 6). 

Jacksons collectie werd op 13 december 1895 geveild, maar hij had onze bijbel al in 1857 van de hand gedaan aan Matthew Holbeche Bloxam (1805-1888), een amateur historicus uit Rugby (ten zuid-oosten van Birmingham). Zijn naam en het jaartal staan ook op folio iii. Of er een connectie is tussen Jackson en Bloxam moet nog worden nagegaan.

Op fol. xxiv vinden we de aantekening “Manuscript Copy of the Vulgate …, Rugby School Library, The Gift of Matthew Holbeche Bloxam on this 78th Birthday, 12th May 1883”. En zo kwam de Utrechtse bijbel dus als verjaardagsgeschenk terecht in de Arnold Library van de Rugby School. Een eigendomsmerk werd aan de binnenkant van het voorplat gelijmd, met de signatuur Bloxam 1007, en er is een stempel van de bibliotheek op fol. iii met daarbij een ingeplakt vel papier met een getypte beschrijving van het handschrift. Een waarschijnlijk oudere handgeschreven beschrijving staat in het midden: ‘Biblia Vulgata written A.D. 1463. See colophon at the end of Old Test.’

De bijbel bleef daarna lang verborgen voor onderzoekers, maar er werd wel een korte beschrijving van gemaakt in de database Bibliotheca Neerlandica Manuscripta & Impressa (BNM-I), gebaseerd op de beschrijving door Neil Ker en Alan Piper (1992, p. 221-222). Dit maakte het echter nog niet toegankelijk voor Nederlandse onderzoekers, en er is tot nu toe geen enkele studie over de bijbel verschenen.

Op 4 december 2018 werd een deel van de kunstschatten van de Rugby School geveild in Londen door Christie’s. Onze bijbel was ‘Lot 147’. Daar werd het gekocht door Les Enluminures, en vond het daarna zijn weg terug naar Utrecht. Het is aan de ene kant een handschrift dat duidelijk in de context van Utrecht en de Mariakerk past, maar is aan de andere kant ook heel anders dan de meeste handschriften uit de Utrechtse klooster- en kapittelbibliotheken. Dat maakt het ook zo intrigerend. Het zal onderzoekers nog even bezig houden voordat ze zijn geheimen kunnen blootleggen.