'Inscriptiones Urbis Romae Latinae'

Van Mantua naar Utrecht

Hs. 764 van de Universiteitsbibliotheek Utrecht is een opmerkelijk werk. Het bevat de teksten van klassieke Romeinse inscripties, zorgvuldig geschreven en subtiel versierd. De schitterende titelpagina en band met opdruk zijn ook blikvangers. Veel over dit Italiaanse humanistische handschrift leek al bekend te zijn. Maar de zaken blijken bij nader inzien toch wat ingewikkelder te liggen.

Raadsels

Wie het handschrift openslaat op de titelpagina ziet een Latijnse tekst in kleurige kapitalen, met een inleiding in een humanistische minuskel. De initiaal en de marges zijn gevormd uit blauwe geometrische patronen tussen bladgoud. Onderaan is een rechthoek met een familiewapen, het kenmerk van de eerste bezitter. Ook op de band staan op de voor- en achterkant wapenschilden, afkortingen en heraldische wapenspreuken. Genoeg aanknopingspunten voor een identificatie van de tekst en de geschiedenis van het handschrift. Toch blijven er nog voldoende raadsels over.

Epigrafische overleveringen

De teksten in het handschrift zijn voornamelijk geschreven in de klassieke Romeinse capitalis quadrata, en het zijn dan ook de transcripties van Romeinse monumenten, de meeste uit Rome. De moderne titel van deze collectie van epigrafische inscripties is Sylloge Signoriliana, genoemd naar Niccolò Signorili. In opdracht van paus Martinus V (1417-31) schreef hij rond 1430 een verzameling oude Romeinse privileges en rechten getiteld De iuribus et excellentiis urbis Romae. Het oudst bekende handschrift is Subacio, Bibliotheca di Santa Scolastica, Archivio Colonna II.A.50, een onzorgvuldige kopie, die paleografisch wordt gedateerd tussen 1430 en 1450. Het bevat onder andere de epigrafische sylloge (verzameling). Een extract uit De iuribus, inclusief de epigrafische sylloge, maar aangevuld met andere teksten met een focus op Rome’s oude geschiedenis (antiquitates), is apart overgeleverd als de Descriptio urbis Romae eiusque excellentiae. Het oudst bekende handschrift van deze tekst is Vaticaan, Codex Chigiano I.VI.204, die paleografisch thuishoort in de eerste helft van de 15de eeuw.

Een voorbeeld van een inscriptie

Toeschrijvingen

De tekst van de Descriptio is in het verleden onterecht toegeschreven aan de Romeinse populistische leider Cola di Rienzo (ca. 1313-54) (Silvagni 1924). Ook is er verwarring tussen De iuribus en de Descriptio. Dit heeft veel historici op het verkeerde been gezet (zie Spring 1972, 175-188, 218-223). De theorie dat er twee recensies (versies) waren voordat Signorili een derde opnam in zijn De iuribus (vgl. Van der Horst 1984, 249) is niet correct. In feite waren er maar twee recensies. De eerste werd samengesteld in 1409 en werd gekopieerd in Vaticaan, Codex Barbarnini Latinus 1952, fol. 170-175. Een wat aangepaste versie met enige aanvullingen werd door Signorini gebruikt in de Descriptio en De iuribus. Hij was dus niet de samensteller van de eerste recensie, die gedeeltelijk overlapt met een soortgelijke verzameling van Poggio Bracciolini (1380-1459). Poggio’s werk of dat van zijn kring lijkt de basis van de Sylloge Signoriliana te zijn. Peter Spring (1972, 223) stelt dan ook voor de tekst niet meer de Sylloge Signoriliana te nomen, maar het te noemen naar het handschrift met de eerste recensie, Sylloge Barberiniana.

Oudere lijsten

De Sylloge Barberiniana is echter ook geen originele lijst, maar gaat in ieder geval ten dele terug op lijsten uit de vroegere middeleeuwen, zoals die te vinden zijn in Einsiedeln, Stiftsbibliothek, Codex 326 uit de late achtste of vroege negende eeuw (Welser 1987; Bauer 1997) en in Londen, British Library, Ms. Add. 34758 uit de late veertiende of vroege vijftiende eeuw (Petoletti 2003; Buonocore 2015, 26-27; zie ook Cartwright 2009). De inscripties die hierin voorkomen overlappen gedeeltelijk met die in de Sylloge Barberiniana en de Sylloge Signoriliana.

Individuele overlevering

De epigrapfische sylloge van de Sylloge Signoriliana is ook in individuele handschriften overgeleverd. De standaard editie uit 1876 (CIL VI.1, p. xv-xxvii) gaat hier verder niet op in, en hoe Hs. 764 past in de tekstuele overlevering van de Sylloge Signoriliana moet nog helemaal onderzocht worden. We mogen wel veronderstellen dat dit het mooiste afschrift is dat er bekend is. De herkomst van het handschrift is echter niet zo duidelijk als in het verleden wel is verondersteld.

Een zilveren wapenschild

Het wapenschild op de titelpagina was oorspronkelijk van bladzilver gemaakt, maar is door oxidatie zwart uitgeslagen. In de vier kwartieren om het rode kruis in het midden zijn de adelaars echter nog goed zichtbaar. Dit wapen komt ook voor op een ander handschrift, geschreven in 1477, Vaticaan, Vat. gr. 1626, met de Griekse tekst van Homerus’ Ilias. Op fol. 1v en 2r is het wapenschild gekroond door een kardinaalshoed en aan elke kant geflankeerd door een hoorn des overvloeds, al ziet die er anders uit dan in Hs. 764. Het is het wapen van de kardinaal Francesco Gonzaga (1444-83) (bv. De la Mare & Nuveloni 2009, 258-261), en het is altijd gedacht dat Hs. 764 ook voor hem was vervaardigd (vgl. Van der Horst 1984, 247-249; 1989, 48).

De Gonzaga familie

Wapenschild van de Gonzaga familie, bron: wikimedia commons
Wapenschild van het huis Gonzaga

De kardinaal komt uit een roemruchte Italiaanse familie. Met Ludovico I Gonzaga (1268-1360), een vriend van de humanist Petrarca, begon de Gonzaga family met hun dominantie over Mantua. Gelegen tussen Milaan en Venetië moest de stad een balans zien te houden tussen hun machtige buren. De Gonzaga’s deden dit onder andere door invloedrijke wereldlijke en geestelijke posten te bezetten. Zo ook Francesco, de tweede zoon van Ludovico II, markies of markgraaf van Mantua. Hij studeerde in Padua en Pisa, kreeg een baan in het Vaticaan, en werd al op zeventienjarige leeftijd kardinaal. Dit opende tevens de weg naar andere kerkelijke bijbanen, en Francesco werd een belangrijk en rijk man, die ook van kunst hield – hij wordt in verschillende kunstwerken afgebeeld. Zijn onverwachte dood in 1483 wordt geweten aan het drinken van besmet water.

Kardinaal of markies?

Codex Manuscript uit de Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Utrecht
Handgeschreven titel

Na Francesco’s dood raakte zijn kunstcollectie verspreid (Brown 1989) en werden zijn boeken verkocht. Een groot gedeelte werd echter verkregen door zijn broers, van wie Federico (1441-1481) sinds 1478 de markies van Mantua was. Deze boeken kwamen terecht in de grote Gonzaga bibliotheek in Mantua (Meroni 1966, 59-60; Clough 1972, 51-52). Een inventaris van Francesco’s boeken bevindt zich in de Archivo Storico Diocesano di Mantova, Curia Vescovile. Federico liet ook zelf handschriften vervaardigen, zoals een kopie van Paolo (Florentini) Attavanti, Historia urbis Mantuae Gonzagaeque familiae, nu Mantua, Biblioteca Comunale, A IV 18, die aan hem is opgedragen. Het wapenschild op de beginpagina van de tekst is dezelfde als die van Francesco, alleen zonder kardinaalshoed (Meroni 1966, 63; Tav. 118) – al komt die hoed ook weer terug in een ander handschrift dat ook aan Federico is opgedragen, een afschrift van Cataneo’s Epicedion, nu Ms. 496 in de bibliotheek van Holkham Hall in Norfolk (Meroni 1966, 63, Tav. 120; Clough 1972, 54 no. 4). Ook bij andere handschriften van zowel Francesco als Federico en andere familieleden zien we hetzelfde wapen van Gonzaga steeds opduiken, al dan niet met kardinaalshoed (zie de afbeeldingen in Meroni 1966 en Gough 1972). Aan het wapenschild alleen is het dus lastig te bepalen of kardinaal Francesco, markies Federico of zelfs een ander familielid de eerste bezitter van Hs. 764 was. Nader onderzoek naar de wapenschilden, naar de decoratie en de achtergrond van de tekst kan daar wellicht uitsluitsel over geven.

De stempels op de band

Achterplat van handschrift 764 uit de Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Utrecht
Wapenschild op achterplat van handschrift 764

Ook op de band bevindt zich aan de voor- en achterzijde een zeer groot gekroond wapenschild, met goud gestempeld. Een banier bevat de letters FEI, en rondom het familiewapen staat een hele reeks letters. Rechtsboven in het wapenschild zien we weer het wapen van Gonzaga, maar het is slechts onderdeel van een veel groter geheel met familiewapens. Op de achterkant is een andere afbeelding, een sterrenhemel boven de aarde met drie planten en de spreuk REVOLVTA FOECVNDANT. Dit is niet een band uit de tijd van de eerste bezitter van het handschrift aan het einde van de vijftiende eeuw, het stamt uit een latere periode.

Bij de voorkant gaat het om het wapen van Ramiro Núñez de Guzmán (ca. 1600-1668), hertog van Medina de las Torres en de Spaanse onderkoning van Napels van 1637 tot 1644. Op de achterkant is het wapen van zijn tweede vrouw, Anna Caraffa (1607-1644), hertogin van Sabbioneta, en afstammelinge van Isaballa Gonzaga. De afkorting FEI betekent ‘Fortuna etiam invidente’ en de lange afkorting ACGDDMMAHPPMIGPCL staat voor Addidit Comitatui Grandatum Ducatum Ducatum Marchionatum Marchionatum Arcis Hispalensis Perpetuam Praefecturam Magnam Indiarum Cancellariam (tuam) Primam Guzmanorum Lineam’, waarbij de laatste C en G zijn omgedraaid. De titels verwijzen naar de posten die Ramiro’s vader Gaspar de Guzmán y Pimentel (1587-1645), de raadgever van koning Filips IV, had bezet (Ortiz de Zúñiga 1796, 388; Scharf 1843, 33-35; Miola 1918-19; Walpole Galleries 1926, 105-6, nr. 595; Oldham 1943, 120).

Verkoop

Fol. 7v. uit handschrift 764 uit de Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Utrecht

Toen Ramiro in 1644 terugkeerde naar Spanje, nam hij een deel van de bibliotheek mee. Na zijn dood werd die bibliotheek in zijn geheel opgekocht door William Godolphin (1635-96), de Engelse gezant voor Spanje. Maar aangezien bezitskenmerken van Godolphin ontbreken in Hs. 764, is het waarschijnlijker dat het in de bibliotheek van Anna Caraffa in Napels bleef. Na haar dood kwamen de meeste van haar boeken uiteindelijk terecht in de Biblioteca dei Girolamini en de Biblioteca Nazionale te Napels. Maar een deel kwam op de markt, en zo vond Hs. 764 zijn weg naar de Republiek der Nederlanden.

Voor 23 gulden

Ex libris van Petrus Burmannus uit de Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Utrecht
Petrus Burmannus - Gekocht op de veiling uit de bibliotheek van graaf van Wassenaar Obdam (op fol. 2r.)

In 1750 werd Hs. 764 verkocht op de veiling van de bibliotheek van graaf Johan Hendrik van Wassenaar-Obdam (1683-1745) (Catalogus 1750, p. 61 nr. 791). Het is mogelijk dat het reeds deel had uitgemaakt van de bibliotheek van zijn vader (vgl. Roodenburg 2010, 133-4). De koop werd genoteerd op een van de schutbladen door de nieuwe eigenaar, Petrus Burmannus Junior (Secundus) (1713-1778), hoogleraar klassieke talen in Amsterdam. Hij was ook de eigenaar van een andere collectie van Romeinse epigrafiek, een autograaf van Michael Fabricius Ferrarinus (stierf 1488x1493), nu Utrecht, Universiteitsbibliotheek, Hs. 765. Na Burmannus’ dood werd zijn bibliotheek in 1779 geveild, en het handschrift werd aangeboden onder de titel Codex MS Inscriptiones antiquarum, welke ook op een van de voorste schutbladen staat genoteerd. Hs. 764 werd gekocht door de Universiteitsbibliotheek Utrecht voor fl. 23.-, een van de duurste van de pakweg 100 kavels die toen werden aangekocht (Miedema 1900, 413, nr. 2412).

Verder onderzoek

Er valt nog veel te ontdekken over Hs. 764: aan wie van de Gonzaga familie moet het worden toegeschreven? Door wie werd het geschreven en gedecoreerd? Hoe past het in de tekstuele overlevering van de Sylloge Signoriliana? Het moet dus nog met andere handschriften uit die tijd worden vergeleken. Verder is onduidelijk wanneer het op de markt kwam na de dood van Anna Caraffa, samen met andere boeken uit haar bibliotheek (die vaak dezelfde kenmerken op de band hebben). En hoe werd het verkregen door Van Wassenaar-Obdam? Dit prachtige handschrift heeft zijn geheimen nog niet prijs gegeven.

Auteur: Bart Jaski, mei 2019