'Sermo de membris genitalibus' van Niccolò Falcucci
Van voortplantingsorganen tot kindertekening
Sommige handschriften zijn een open boek en hebben vele interessante aanknopingspunten om onderzoek naar te doen. Andere handschriften blijven een groot mysterie en onthullen weinig over hun achtergrond. Hs. 692 van de Universiteitsbibliotheek Utrecht valt onder deze laatstgenoemde groep. Het is een relatief groot handschrift en verkeert nog altijd in goede staat. Het bevat de zesde leerrede van Niccolò Falcucci’s Sermones medicinales, een medische encyclopedie. Dit werk bestaat uit zeven grote geneeskundige leerredes, en kende in de vijftiende eeuw grote populariteit. De zesde leerrede, Sermo de membris genitalibus, gaat in op de anatomie, fysiologie en ziektes bij voortplantingsorganen van mannen en vrouwen.
Zesde leerrede
In andere handschriften en vroege drukken zijn normaliter alle zeven Sermones te vinden. In dit handschrift is alleen de zesde leerrede opgenomen, die als een op zichzelf staand boek lijkt te functioneren (Green 2008, 251, n. 12). Het is goed mogelijk dat er een reeks vergelijkbare handschriften heeft bestaan, ieder met een losse leerrede. Of dit zo is, of dat de kopiist van dit werk alleen de Sermo de membris genitalibus interessant genoeg vond om te kopiëren, zal voor nu één van de mysteries van dit handschrift blijven.
Scholastieke geneeskunde
Niccolò Falcucci († 1411 of 1412) schreef zijn Sermones medicinales omstreeks 1400 en baseerde zich hierbij met name op eerdere medische werken van Arabische en klassieke autoriteiten, waarbij hij terughoudend was met het toevoegen van nieuwe informatie (Rider 2014, 50). Wel is zijn werk een duidelijk voorbeeld van scholastische geneeskunde. Niet alleen geschreven teksten van medische autoriteiten zijn van belang, maar Niccolò’s eigen ervaringen en waarnemingen als arts komen duidelijk in de tekst naar voren (Crisciani 1999, 77). Dit zien we ook terug in Hs. 692, waarin Niccolò ook zijn eigen observaties noteert. Een voorbeeld hiervan is te vinden op fol. 7r (traktaat I, cap. 6):
- Ego tum vidi in uxore Jacobi dini xi del pecora xi abortiuos
- ‘Ik zag geaborteerde [foetussen] bij de vrouw van Jacobus Dinus del Pecora’ (Green 1999, 251)
Naamsverwarring
Hoewel Niccolò’s Sermones grote populariteit kent in de vijftiende eeuw en het vanaf dat moment veelvuldig wordt gekopieerd en gedrukt, ontstaat er verwarring rond zijn naam. Zijn naam wordt vaak foutief verbonden aan het medische tractaat Antidotarium Nicolai. Daarnaast wordt Niccolò in de vroege drukken van de Sermones ‘Nicolaus Nicoli Florentius’ genoemd. Dit heeft tot gevolg dat in de zestiende eeuw zijn naam veelal als Nicolaus Nicoli wordt weergegeven, en dit wordt druk op druk overgenomen (Rhodes 1979, 199). Deze fout verschijnt hierdoor ook in vele bibliotheekcatalogi, waaronder die van Utrecht. P.A. Tiele geeft in de catalogus van de Universiteitsbibliotheek Utrecht de auteur van Hs. 692 ook weer als Nicolaus de Florentia [Niccolo de’ Niccoli] (Tiele 1887, 181). Hierdoor komt de eer voor Niccolò’s Sermones opeens te liggen bij een compleet andere Niccolò, een Italiaanse humanist. Wellicht dat Niccolò Falcucci zijn naam beter had gespecificeerd als hij had geweten dat er na zijn dood zoveel verwarring over zou ontstaan.
Mede door de naamsverwarring staat onderzoek naar de Sermones medicinales en specifieker naar de Sermo de membris genitalibus nog in de kinderschoenen (Veit 2003, 262). In onderzoek wat er naar gedaan is, komen we zijn naam ook in verschillende spellingsvarianten tegen. Een compleet overzicht over de handschriften en vroege druk traditie van de Sermones, noch over de achtergrond over Niccolò zelf bestaat anno 2017 niet en maakt dat hier nog een hoop te onderzoeken valt.
Van voortplantingsorgaan ziektes tot kindertekening?
Hs. 692 is een net handschrift, geschreven door één hand. Het kent, op rubricering, lombarden en enkele aanwijshandjes na, geen versiering of afbeeldingen. Het handschrift biedt hierdoor weinig aanknopingspunten voor de herkomst of eigenaren. Toch is er een aparte en mysterieuze illustratie te vinden in dit handschrift. Op de allerlaatste pagina, fol. 157v, is een opvallende tekening te zien. Hoewel het speculatie is, lijkt het op een tekening van een kind. Met wat fantasie zouden we hier een stoere ridder in zien, met een zwaard in de linker hand. Zou de zoon of dochter van een van de eigenaren op een onbewaakt moment een veer en wat inkt te pakken hebben gekregen? En hoe zou zijn vader het hebben gevonden dat dit nette handschrift opeens was ‘versierd’ met een toch wat opvallende verschijning? We zullen het waarschijnlijk nooit weten, maar feit is dat deze “ridder” een bijzonder plekje heeft gekregen, naast de anatomie en ziektes bij de voortplantingsorganen.
Auteur
Femke van Hilten, mei 2017