Martinellus en andere heiligenlevens (Hs. 126)

Draakjes tussen de heiligen

Van de bibliotheek van het Utrechtse Regulierenklooster is een aanzienlijk deel bewaard gebleven. Eén van 144 handschriften en 70 drukken die zijn overgebleven is Utrecht, Universiteitsbibliotheek, Hs. 126, dat aan de hand van het penwerk gedateerd is tussen 1460 en 1477 (Gerritsen-Geywitz 2017). Dit 217 folia tellende handschrift laat een verscheidenheid aan heiligenlevens zien, van verhalen over Sint Martinus van Tours tot aan het leven van de heilige Malachias, de bisschop van het Ierse Armagh. Wat valt er nog meer te vertellen over dit dikke handschrift dat zich nu in het bezit van de Universiteitsbibliotheek bevindt?

Het Regulierenklooster

Gezicht op de kerk van het Regulierenklooster in Utrecht vanaf de binnenplaats. Bron: Het Utrechts Archief, 35063

Het Regulierenklooster stond dicht bij de drukke graanmarkt aan de Oudegracht. Hoewel het aanvankelijk gesticht was door de zakbroeders, werd het klooster in 1292 overgenomen door de Regulieren. In tegenstelling tot de seculiere kanunniken, geestelijken die een functie hadden binnen een kapittel- of bisschopskerk, maar ‘in de wereld’ leefden, vormden de reguliere kanunniken een kloostergemeenschap die zich hield aan strenge regels van ascese en afscheiding van de wereld die teruggingen op de kerkvader Augustinus. Werken van Augustinus zijn dan ook goed vertegenwoordigd in de collectie van het Regulierenklooster die bewaard is gebleven (Gerritsen-Geywitz 1984).

Dieptepunten

De jaren van het Utrechts Schisma, waarin grote verdeeldheid en strijd heerste over de vraag wie de rechtmatige prins-bisschop van Utrecht was, veroorzaakte een diepe breuk in het kloosterleven van de Regulieren. De kanunniken zagen zich gedwongen om in 1427 het klooster te verlaten. Een aantal van hen kwam vijf jaar later weer terug. Het klooster was intussen leeggeplunderd. In 1439 werd het klooster opnieuw getroffen toen alle kloosterlingen op twee na stierven aan de pest. Hierna volgde echter een periode van herstel. Het aantal kanunniken kon uiteindelijk worden aangevuld tot veertien, de economische toestand verbeterde en enkele decennia van welvaart en bloei braken aan. In 1581 werd de bibliotheek van het klooster door het protestantse stadsbestuur in beslag genomen en uiteindelijk naar de nieuwe stadsbibliotheek in de Janskerk overgebracht – de voorloper van de huidige universiteitsbibliotheek (Gerritsen-Geywitz 1984).

Liber iste pertinet monasterio canonicorum Regularium in Traiecto. “Dit boek behoort tot het klooster van de Reguliere kanunniken in Utrecht”. Het eigendomsmerk van het Regulierenklooster. Utrecht, Universiteitsbibliotheek, Hs. 126, schutblad.

De kloosterbibliotheek

De achterkant van Hs. 126. Op de band is een lijnenpatroon van ruiten te zien

Deze gebeurtenissen lieten ook hun sporen na in de kloosterbibliotheek. Toen de Regulieren in 1432 terugkeerden was er bijna niets meer over van hun eerdere boekenbezit. Een deel van de boeken werd teruggekocht, maar de behoefte aan nieuwe boeken zal groot geweest zijn. De kanunniken gingen uiteraard zelf aan de slag en Hs. 126 is één van de resultaten van hun arbeid. Net als de meeste andere boeken bevat dit handschrift het eigendomsmerk van de Utrechtse Regulieren.

Naast dit eigendomsmerk is aan de band van het handschrift ook te zien dat het oorspronkelijk uit het Regulierklooster kwam. Bijna alle boeken uit deze bibliotheek bezitten namelijk nog hun oude vijftiende- of zestiende-eeuwse band. Hoewel het patroon van de band aan de voorkant mist, heeft de achterkant van Hs. 126 een duidelijk maar simpel lijnenpatroon in de vorm van ruiten.

De inhoud

De inhoudsopgave

Het handschrift is geschreven op perkament van een goede kwaliteit, in een goed leesbare Gotische hybrida. Het lijkt erop dat het hele handschrift is geschreven door dezelfde hand. Alleen het schutblad is duidelijk anders dan de rest van het boek, omdat het van een handschrift afkomstig is dat nooit is afgeschreven en daarom is hergebruikt. De tekst op het schutblad komt uit één van de preken van Augustinus over een tekst uit het Evangelie van Mattheüs (Sermo 72). Het eigenlijke handschrift begint, na een inhoudsopgave, met de Vita Martini. Hierna volgen eerst andere teksten die gaan over Sint Martinus – oftewel Sint Maarten, de beschermheilige van Utrecht. Samen komen deze teksten overeen met de inhoud van een martinellus: een verzameling verhalen over Sint Martinus van Tours. In Utrecht zijn meerdere handschriften met verhalen over Sint Martinus overgeleverd (Muller 2022). De teksten in Hs. 126 zijn het jongst. Vervolgens komen de levens en daden van Johannes de Aalmoezenier, Fulgentius van Ruspe, paus Gregorius III, Robert van Molesme, Malachias van Armagh en Franciscus van Assisi. Het leven en de daden van Franciscus en zijn navolgers nemen de meeste plaats in.

Verdeling in katernen

Weggesneden folia tussen fol. 39r en 40r

Op veel folia is aan de onderkant nog de nummering van de katernen zichtbaar. Zo komen we erachter dat de katernen in drie delen genummerd zijn. Het eerste deel is genummerd van a – i, het tweede deel van 1 – 9 en het derde deel opnieuw van a – i (en een half katern j). Elk van de 28 katernen bevat vier bifolia, behalve het laatste, dat uit twee bifolia bestaat. Er is goed nagedacht over de indeling, elk deel is even groot en een nieuwe nummering begint ook met een nieuwe tekst. Zo start het tweede deel bij het leven van Malachias en begint het derde deel met de daden van de navolgers van Franciscus. In het eerste deel zijn er vier folia weggesneden, namelijk de laatste twee folia van katern ‘e’ en de eerste twee folia van katern ‘f’. Wanneer en waarom dit is gebeurd is niet duidelijk. Hierdoor mist er een deel (pakweg 150 woorden) van de proloog voor de tekst van Leontius over Johannes de Aalmoezenier (PL 73, 339-340). Het voorgaande Vita Bricii mist alleen de laatste zin. De tekst die ertussen zat en verloren is gegaan is waarschijnlijk De transitu S. Martini. Deze tekst staat in alle Nederlandse martinelli behalve Hs. 126 (Muller 2022, 11-12), en qua omvang hier tussen had gepast . Waarom juist deze tekst uit het handschrift zou zijn verwijderd – de sneden van het mes zijn nog zichtbaar op fol. 39 – is onduidelijk.

Utrechtse penwerkdecoratie

Hoewel Hs. 126 duidelijk versierd is met penwerk is het niet opgenomen in Koert van der Horsts catalogus van gedecoreerde handschriften in de Universiteitsbibliotheek (Van der Horst 1989). De naam penwerk zegt het al, het gaat hier niet om geschilderde decoratie, maar om met de pen aangebrachte patronen van lijnen in en rondom de initiaal van een tekst of tekstgedeelte (Gerritsen-Geywitz 2009). Het gebruik van verschillende patronen maakt het mogelijk om verwantschap tussen initialen te ontdekken en vaak kan met behulp van de penwerkversiering vastgesteld worden waar een handschrift is ontstaan (Gerritsen-Geywitz 2009 en 2017). Hierbij speelt het Utrechts draakje een belangrijke rol. De draak zoals die in Hs. 126 en veel andere boeken getekend wordt in het oog van de initiaal komt vooral vanaf het eind van de veertiende eeuw tot rond 1500 veel voor in Utrechtse handschriften, maar daarbuiten niet (Gerritsen-Geywitz 2009). De vorm van het draakje is verschillend.

De 'kroon-en-draak' stijl

Een konijn en een oud vrouwtje met dierenlijf en hoofddoek in een initiaal (fol 2r)

De penwerkversiering in Hs. 126 valt onder de zogenaamde ‘kroon-en-draak’ stijl. Deze groep omvat veruit het grootste aantal bekende handschriften, waarvan de oudste uit 1460 en de jongste uit 1477 stamt. Veel van de boeken van het Regulierenklooster die in de jaren 1460 geschreven zijn, vallen onder deze stijl. Op folium 2r zien we geen draakjes, maar een konijn en een oud vrouwtje met een dierenlijf in het oog van de initiaal en het kroonmotief in de rechter bovenhoek (Gerritsen-Geywitz 2007). Een initiaal met dezelfde vormgeving komt ook voor in de Harvard Gutenberg-Bijbel. Deze Bijbel was het eerste grote werk dat met de door Gutenberg ontworpen drukpers geprint werd. Door de penwerkversiering die in de Harvard Gutenberg-Bijbel aanwezig is, kunnen we afleiden dat dat boek in Utrecht gedecoreerd werd (Gerritsen-Geywitz 2000). Niet alle met penwerk versierde initialen hebben draakjes. Op folium 93r is het oog van de initiaal versierd met bladeren en ranken. Toch is door het kroonmotief aan de bovenzijde van de initiaal duidelijk dat het tot dezelfde stijl behoort. Door het hele handschrift heen geeft de penwerkversiering kleur aan de tekst en maakt het van het anders vrij eentonige beeld een levendig geheel. Het reflecteert het nieuwe elan van het Regulierenklooster en zijn kanunniken na alle tegenslagen, en dat ze weer volledig deelnamen met het Utrechtse geestelijke leven.

Auteur

Hanna Muller, april 2022; geredigeerd Bart Jaski, mei 2023.

Wilt u meer weten over wat Bijzondere Collecties kan betekenen voor uw onderwijs en onderzoek? Bekijk dan onze pagina over advies en ondersteuning.