'Beschryvinge der stadt Utrecht' van Cornelis Booth

Dwalen door Utrecht rond 1650

Monogram uit Beschryvinghe der stadt Utrecht uit de Bijzondere Collecties van de Universiteit Utrecht

Cornelis Booth (1605-78) was een veelzijdig man. In Utrecht was hij raadsheer, medicus, historicus en bibliothecaris. Er is echter maar één werk van hem in druk verschenen: de Beschryvinge der stadt Utrecht. Het is een opmerkelijk werk, zowel wat de inhoud betreft als de reden waarom het werd geschreven en de manieren waarop het aan de man werd gebracht. Een veelzijdig werk van een veelzijdig man.

Proloog: de twee gezichten op Utrecht

In 1598 vervaardigde de zilversmid en graveur Adam van Vianen (ca. 1569-1627) de oudste nu bekende stadsprofielen van Utrecht (bekend onder de titel ‘Aertsbisdom Utrecht’). Hierbij wordt naast een plattegrond van Utrecht de ‘skyline’ van de stad uit zowel het westen als het oosten getoond. Het stadsbestuur betaalde Van Vianen 112 pond voor de koperplaat, van waaraf de kaarten gedrukt konden worden. Toen zijn kleinzoon, ook genaamd Adam, de kaart in 1650 opnieuw wilde uitgeven, moest hij daarvoor toestemming krijgen van het stadsbestuur. Dat gebeurde middels een resolutie van 22 december 1651, zoals wordt vermeld op de herdruk.

Van Vianen, Saftleven en Booth

Monogram uit Beschryvinghe der stadt Utrecht uit de Bijzondere Collecties van de Universiteit Utrecht

In de resolutie van 1651 staat vermeld dat Van Vianen alleen de koperplaat van zijn grootvader mag gebruiken als hij deze koppelt aan de descriptie van de stad door raadsheer Booth, die in 1648 ook al was gedrukt samen met de stadsplattegrond van Saftleven. Dit verwijst naar de kunstschilder, tekenaar en graveur Herman Hermansz. Saftleven (1609-85), wiens stadsplattegrond uit 1648 echter verloren is gegaan. De daaraan gekoppelde vroegste druk van Booths Beschryvinge der stadt Utrecht is nu eveneens onbekend. De vroegste versie van de tweede druk van de tekst uit 1651 bevindt zich in de Universiteitsbibliotheek Utrecht. Het is een opmerkelijke uitgave.

Twee versies

De herdruk van de kaart Van Vianen in 1651/2 werd dus middels het besluit van het stadbestuur samengevoegd met de Beschryvinge der stadt Utrecht van Booth. De Universiteitsbibliotheek Utrecht bezit twee versies van deze uitgave:

1) een exemplaar zonder titelpagina, met bijlages maar zonder de kaart (S fol 1525);
2) een exemplaar met titelpagina, zonder bijlages maar met een losse kaart (Kaart: VIII.B.h.1).

Opzet van de Beschryvinge

Pagina uit Beschryvinghe der stadt Utrecht uit de Bijzondere Collecties van de Universiteit Utrecht

Bij het exemplaar zonder kaart beslaat de tekst van de Beschryvinge twaalf genummerde bladen zonder titelpagina. Er zit echter ook een uitgebreide bijlage bij, die uit drie delen bestaat. Ten eerste is er een verhandeling over ‘Den Toll op de riviere de Vecht’, met daarin zeven afschriften van keizerlijke oorkonden (één uit 953, drie uit 975, twee uit 1122 en één uit 1125), waarbij de monogrammen van de keizers Otto I, Otto II en Hendrik V ook zijn afgedrukt. Hierna volgt een afschrift van de Middelnederlandse oorkonde van bisschop Jan van Diest uit 1328, met reproducties van twee zegels. Tenslotte zijn er drie genummerde bladzijden met de tekst van de ‘Land-brief van Utrecht, de Ao. M CCC LXXV’ (1375). Opmerkelijk genoeg zijn alle teksten enkelzijdig gedrukt, behalve de oorkonden van Hendrik V, die dubbelzijdig op dikker papier zijn gedrukt, en de Landbrief.

Een drukproef

De enkelzijdige druk doet vermoeden dat dit exemplaar van de Beschryvinge zonder kaart een drukproef is. Bij de oorkonde van 953 en de laatste van 1122 zijn in handschrift verbeteringen aangebracht. Aan het einde van de Landbrief wordt verwezen naar ‘de voorgaende corte beschryvinge der stadt fo. 5’. Het is onmiskenbaar Cornelis Booths handschrift. Booth zag de eigenlijke Beschryvinge en de bijlage blijkbaar als één geheel, hoewel ze qua opzet nogal verschillen.

Een tweede drukproef?

Zegels uit Beschryvinghe der stadt Utrecht uit de Bijzondere Collecties van de Universiteit Utrecht

Het exemplaar zonder kaart (S fol 1525) is in een latere periode ingebonden, en het is waarschijnlijk dat de bladen standaard in losse katernen werden geleverd. Dit is in ieder geval zo bij het exemplaar waar wel de kaart van Van Vianen bijzit (Kaart: VIII.B.h.1), ook al is die later losgeraakt. Hier zijn alle bladen echter dubbelzijdig gedrukt. De tekst beslaat alleen de eigenlijke Beschryvinge en de Landbrief, de rest van de bijlage ontbreekt. Booths correctie aan het einde van de Landbrief in S fol 1525 is ook niet ingevoerd. De kaart is in ieder geval een drukproef, en wellicht dat het hier gaat om een tweede drukproef of een afzonderlijke druk, voordat het uiteindelijke resultaat ter perse ging. Of dat overigens is gebeurd is nog een open vraag, want exemplaren van de druk van 1651/2 zijn uiterst zeldzaam.

De tekst van Booth

Voor de moderne lezer is de Beschryvinge een curieuze mengeling van een historische en toeristische beschrijving. ‘Utrecht, een seer oude, vermaerde ende heerlijcke Stadt’, zo begint Booth zijn kort geschiedkundig relaas. Op fol. 6 beschrijft hij de fysieke eigenschappen van de stad, en vermeldt dat het anderhalf uur kost om rondom de ommuring en singels te lopen. Wie Utrecht goed kent, kan Booths beschrijving goed volgen, en gevoerd worden langs bijvoorbeeld ‘Sinte Cathrijnen’, ‘Tollestege’, ‘Pijlsweerd’ en ‘Palemaillebaan’ (Maliebaan), die ook nu nog bestaan.

Tochtje naar buiten

Buiten de stad vindt men ‘ooft-rijcke Boomgaerden, genoeglicke Hoven en bequame wegen’. ‘Het omleggende Land is seer vruchtbaer en plaisant’, met ‘vette Weyden’ die voorzien in ‘overvloedige lijf-neeringe’. Booth vervolgt met een beschrijving van de kerken en gebouwen in de stad, en somt de vele adellijke landhuizen op. Hij beziet deze als ‘een hoogh-achtbaer teecken van de oude deftigheyd, ende deftige oudheydt deser Stadt’. Utrecht is aangenaam, je kan er prima vertoeven, en vormt een prima uitvalsbasis. Je kan één van de zestig ommuurde steden in de buurt bezoeken en weer terug zijn om van je nachtrust te genieten. Utrecht heeft het!

Universiteit en bibliotheek

Monogram uit Beschryvinghe der stadt Utrecht

Booth merkt tenslotte op dat de voorzieningen in Utrecht toegesneden zijn op ‘de aen-comelingen ende meerderjarige in de nieuwe Universiteyt ofte Academie’. Maar zijn meeste hoogachting reserveert hij voor de ‘publijcke Bibliotheque’, met een dergelijke ‘ample ende heerlijcke voor-raed van Boecken … dat diergelijcke niet alleen in Neder-landt, maer oock in vele Vorstendommen ende Rijcken noyt gesien is’.

Stadspromotie

De laatste toevoeging is zeker niet onbevooroordeeld, want Booth heeft het over zijn eigen werkplek. Hij was de eerste bibliothecaris van de stadsbibliotheek (later universiteitsbibliotheek), die zich toen nog in de Janskerk bevond. Zijn lyrisch proza heeft een uitgesproken wervend karakter: voor studenten, wetenschappers, toeristen, edelen en burgers is Utrecht ‘the place to be’. De koppeling aan de kaarten van Utrecht van Saftleven en Van Vianen zorgen voor een prachtig staaltje city-marketing van rond 1650. Het is duidelijk dat Booth zijn Beschryvinge (zonder de bijlage) had geschreven in opdracht van het stadsbestuur, waarvoor hij als (amateur-)historicus ook uitermate geschikt voor was.

Met en zonder bijlage

Pagina uit Beschryvinghe der stadt Utrecht uit de Bijzondere Collecties van de Universiteit Utrecht

De drukproef toont aan dat de kaart van Saftleven uit 1648 wel de tekst van de Beschyvinge maar geen bijlage had. Waarschijnlijk is de tekst onder de kaart gezet, zoals ook het geval was met het stadsprofiel dat Saftleven in 1669 voor 250 gulden in opdracht van het stadsbestuur vervaardigde en voor 74 gulden liet drukken. Een voorbeeld hiervan is in het Utrechts Archief, catalogusnummer 27512, die de bijgewerkte druk van 1684 toont. Het stadsprofiel en Beschryvinge vormen één grote poster, bedoeld om Utrecht als stad op de kaart te zetten. Dergelijke wandkaarten met beschrijving werden ook van andere steden gemaakt. De uitgave van 1651/2 heeft een wat andere insteek. De kaart en de profielen van Utrecht van Van Vianen waren toen al behoorlijk gedateerd, en wellicht dat daarom werd gekozen voor een meer historische insteek, waarbij de Beschryvinge in boekvorm wordt verbonden met afschriften van historische bronnen die de ‘deftige oudheydt’ van Utrecht nogmaals onderstrepen. Geen andere stad in de Noordelijke Nederlanden kon buigen op zo’n illuster verleden. Maar wellicht dat in de uiteindelijke versie de historische bijlage (op de Landbrief na) toch als ongepast werd gezien, en derhalve werd wegegelaten.

De nieuwe uitgave van 1685

Er zijn weinig exemplaren van de tweede editie van de Beschryvinge met bijlage en kaart bekend, en het is onbekend hoeveel exemplaren er van gedrukt zijn. In 1685 werd het geheel opnieuw uitgegeven, en ook hiervan heeft de Universiteitsbibliotheek een exemplaar. Ditmaal was de druk verzorgd door Juriaen van Poolsum, ‘Ordinaris Stadts Drucker, woonende op de Plaets, recht tegen over het Stadthuys’. Wederom vinden we de ongewijzigde tekst van de Beschryvinge, maar nu zonder bijlage – zelfs de Landbrief ontbreekt. Het promotionele aspect bleef echter behouden, getuige de drie opvouwbare kaarten die zijn toegevoegd: de oude kaart van Van Vianen, en twee kaarten met de uitbreidingsplannen van de stad, van Hendrick Moreelse uit 1664, en van Everard Meyster uit 1670.

De plannen van Moreelse en Meyster

Pagina uit Beschryvinghe der stadt Utrecht uit de Bijzondere Collecties van de Universiteit Utrecht

Hendrick Moreelse (1615-66) lanceerde in 1664 zijn plannen voor de stadsuitbereiding van Utrecht. Hij gaf daarvoor niet alleen zijn Deductie uit, maar ook een kaart getiteld T’ concept vande plat grondighe afbeeldingh des oude en niwe stad Utrecht anno 1664 (Kaart: *VIII*. B.h.8). Linksonder is een vierregelig vers van jonker Everard Meyster (1617-79), de stichter van de buitenplaats Oog in Al. Nadat Moreelse was overleden werkte Meyster diens plannen verder uit, en gaf die uit in het pamflet Gerymde bedenckingh of ontwerp, om Utrecht op sijn schoonste, en sterrikst te vergrooten. De bijbehorende kaart van 1670 toont een buitenste ringgracht om Utrecht. De uitbreidingsplannen verkregen onvoldoende weerklank bij het stadsbestuur – iets waarop Meyster anticipeerde, want hij liet links op de kaart toevoegen: ‘Wat baet het bril aanbien [aanbieden], als men dogh niet wil sien’. 

Epiloog: naleven van de Beschryvinge

Allerlei mensen hadden de Beschryvinge gebruikt voor hun eigen doeleinden, en hun namen vinden we ook terug onder de moderne handgeschreven notities op de eerste twee bladen van de drukproef. Hierin wordt ook verwezen naar de resoluties van het stadsbestuur over verschillende kaarten van Utrecht. De Beschryvinge werd in 1715 nogmaals herdrukt, in 1729 opgenomen in het Groot Utrechtsch Placaatboek (deel 3, p. 1-4), en in 1745 toegevoegd aan de tweede druk van de Stichtsche Cleyne Chronicke door J.F. van Cortgeen van der Gouwe. Hij vermeldt als eerste Cornelis Booth als auteur. De Beschryvinge was toen van een wervende tot een historische tekst verworden. Tenslotte werd de tekst, zoals die is bijgevoegd aan de Stichtsche Cleyne Chronicke, opnieuw uitgegeven in 1985. De tekst is toen opnieuw gezet en er werden 150 exemplaren gedrukt op de Victoria-degelpers van de Universiteitsbibliotheek Utrecht (AF V 21). Het zal Cornelis Booth als eerste bibliothecaris van de Universiteitsbibliotheek Utrecht plezier hebben gedaan dat zijn werk daar als laatste werd uitgegeven!

Auteur: Bart Jaski, 2012