Weesper missaal

De diefstal van het Weesper Missaal

Twee jaar gevangenis, dat was de straf die Peter Joseph French in 1973 kreeg, nadat hij was gearresteerd en veroordeeld voor het stelen en verkopen van middeleeuwse handschriften. Een van die handschriften was het Weesper Missaal, dat nu zijn plaats heeft in de Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Utrecht. De lotgevallen van dit gestolen katholieke erfstuk is een opmerkelijk verhaal.

Verdonkeremaand

Peter Joseph French studeerde aan Dartmouth College en haalde zijn M.A. en in 1970 zijn Ph.D. in Engelse literatuur aan de Claremont Colleges (nabij Los Angeles). Hij werkte in 1969-1970 als student assistent bij de Bijzondere Collecties van de Honnold Library. Daar was men bezig de zich uitbreidende collectie in kaart te brengen. Van 1955 tot zijn dood in 1963 had Egerton Lafayette Crispin, professor in de geneeskunde, tientallen handschriften aan de Honnold Library gedoneerd. De (kaarten)registratie van die giften was nog gaande. Dit gaf French de gelegenheid om gegevens van een aantal handschriften uit de kaartenbakken te halen. Zodoende kon hij het bewijs van het bestaan van die handschriften in de Honnold Library wissen, en ze zelf verkopen. Dit was een werkwijze die vaker werd gebruikt, zoals bij de diefstal van rond de duizend boeken uit de bibliotheek van Lambeth Palace in Londen, die pas in april 2013 aan het licht kwam.

Fol. 158v-159r uit het Weesper missaal uit de Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Utrecht

De buit binnen

Tussen 1969 en 1972 werden zeven handschriften en drie bladen te koop aangeboden bij verschillende veilinghuizen. De opbrengst kwam voor het grootste gedeelte in handen van French, die inmiddels naar Engeland was verhuisd. Daar publiceerde hij ook de monografie gebaseerd op zijn thesis: John Dee: the world of an Elizabethan magus (Londen, 1972; herdruk 1984). Hij wist echter niet dat de diefstal van de handschriften inmiddels al aan het licht was gekomen.

Op het spoor

In 1968 had professor John Benton onderzoek gedaan naar een twaalfde-eeuws cisterciënzer handschrift in de Honnold Library, waar hij een publicatie over uitbracht. In 1969 bleek dit handschrift vermist, maar het werd niet opgemerkt dat het in december dat jaar bij Christie’s in Londen te koop werd aangeboden. Het werd verworven door de Beinecke Library van de Universiteit van Yale. In 1971 werd het door de Britse codicoloog Neil Ripley Ker aldaar gezien. Hij herkende het als hetzelfde handschrift dat Benton in Claremont had beschreven. Het werd daarna door de Beinecke Library aan de Honnold Library teruggegeven (nu Ms. Crispin 26).

In de kraag

Nu duidelijk werd wat er was gebeurd, kon men via de (onvolledige) informatie over Crispins schenking en de registratie daarvan nagaan welke handschriften waren ontvreemd. De speurtocht leidde al snel naar French. Toen deze in 1973 door de Britse politie werd gearresteerd, vond men drie geïllumineerde bladen die hij uit middeleeuwse handschriften had gescheurd. Ook deze keerden terug naar de Honnold Library. De rest was verkocht en aangezien de veilinghuizen en kopers dit te goeder trouw hadden gedaan, waren zij niet verplicht de handschriften te retourneren (Dutschke & Rouse 1986, 3-4, 116-118, 124-126).

Penwerk op fol. 18v.

Een avontuurlijke tocht

Dit gold ook voor het Weesper Missaal, dat door de Amsterdamse antiquaar Nico Israël voor de Universiteitsbibliotheek Utrecht was aankocht op de veiling van Christie’s op 28 juni 1972 (nr. 21). De catalogusbeschrijving bevindt zich nog aan de binnenkant van het voorplat. Hiermee was een opmerkelijke reis van het Weesper Missaal eindelijk ten einde, een reis die duizenden kilometers en honderden jaren had geduurd. Met behulp van documentatie en aantekeningen in het handschrift zelf kunnen we deze tocht voor een gedeelte reconstrueren.

Amerika – Engeland – Nederland

Had het Weesper Missaal eerst door French de reis van Amerika naar Engeland gemaakt, en daarna naar Nederland, daarvoor had het al de omgekeerde route gevolgd. Hoewel er geen geschreven documenten waren waaruit bleek dat het handschrift zich in de Honnold Library had bevonden, had haar bibliothecaris het gezien onder de donaties van Crispin. Het was beschreven in de catalogus van 1933 (no. 152) van Dawson’s Book Shop in Los Angeles, alwaar Crispin in de jaren 1933-1937 de handschriften voor zijn collectie had aangekocht. Dawson had het op zijn beurt gekocht bij Sotheby’s (12 dec. 1932, nr. 300), als onderdeel van de verkoop van de collectie van John Meade Falkner (1858-1932). Deze wapenhandelaar met interesse voor liturgische handschriften had via aankopen overal ter wereld een grote collectie aangelegd.

Richting Leiden

Waar Falkner het handschrift had verkregen is nog een raadsel, maar op fol. 1v is een knipsel met een beschrijving uit een oude Nederlandse veilingcatalogus – hierop staat dat het nog was ingebonden ‘in jugtleeren band met sloten’. Het is echter onbekend om welke veiling het hier gaat, en het is mogelijk dat die ver voor Falkners tijd had plaatsgevonden. Onderaan het oorspronkelijk blanco blad 135r geeft Gerardus Laurentius Bono uit Leiden, voorheen kapelaan (sacellanus) te Haarlem, te kennen dat hij het handschrift op 10 oktober 1768 heeft verkregen. Bono is ook bekend als pastoor te Oegstgeest en stierf in 1807.

Van Rhijn

Via een lange inscriptie op fol. 1r komen we meer te weten over een reeks voorgaande eigenaars. Hierin wordt Lambertus van Rhijn, pastoor te Pijnacker en te Leiden, vermeld. Hij is ondermeer bekend van het in 1692 uitgegeven Kort en getrouw verhael van ’t gene onlangs is voorgevallen tusschen den Eerw. Heer Lambertus van Rhijn, pastoor te Pijnacker, en mij onderschreven Adriaan van Wijck, welke in 1693 verboden werd verklaard door de Nederlandse katholieke clerus, die de pro-Roomse standpunten van Adriaan van Wijck te ver vond gaan. In 1718 kwam Van Rhijns aanstelling als pastoor te Leiden vacant. Volgens de inscriptie had Lambertus het handschrift gekregen van zijn oom, de priester Laurentius van Rhijn.

Claas Seep

Arnoldus Louffius (1597-1656) voormalig eigenaar van het Weesper Missaal (bron: Europeana / Rijksmuseum Amsterdam)
Arnoldus Louffius

Laurentius van Rhijn had het missaal op zijn beurt verkregen van de Amsterdamse apotheker en schrijver-dichter Nicolaas (Claas) Seep (1616-1671) (cf. Biemans 2008). Seep was in 1646 in Weesp getrouwd met Elisabeth Sloot, dochter van de oud-schepen en weesvader van Weesp, Gijsbert Sloot (stierf 1657). Eén van Seeps grafdichten betrof die van de vorige eigenaar van het Weesper Missaal, zoals blijkt uit dezelfde inscriptie, namelijk Arnold Louffius (1597-1656), pastoor te Weesp. Deze had het handschrift bij Seep in bewaring gegeven.

Meester Petrus

Op fol. 135r, waar ook Bono zijn naam schreef, vinden we een lange ‘brief’ met als aanhef Ego magister Petrus presbyter ac imperiali auctoritate notarius publicus (‘Ik, meester Pieter, priester en publiek notaris door keizerlijke goedkeuring’), waarin de rechten van de parochiekerk (Laurentiuskerk) te Weesp worden vermeld, alsmede dat ‘dit oude boek’ (in antiquo libro) tot die kerk behoort. Het is gedateerd in 1524.

Uitsnede uit fol. 135r

Een verticale notitie in het Nederlands is gedateerd in 1534, maar is geschreven in een andere hand en gaat over een pachtovereenkomst. Op fol. 1v is er een soortgelijke notitie gedateerd zondag 25 januari 1534, met daarboven in donkere inkt Ego magister Petrus. Hij is waarschijnlijk de Petrus Tidemannus die in de tekst op fol. 135r enige keren wordt genoemd. Deze inscriptie op fol. 135r is zeker van belang voor de vroege kerkelijke geschiedenis van Weesp. Er worden verscheidene namen genoemd, en er is een verwijzing naar de aartsdiaken van Sint Salvator (Oudmunster in Utrecht) (vgl. Van den Hoven van Genderen 1997, 762).

Een katholiek erfstuk

De reis van het Weesper Missaal is een opmerkelijk verhaal dat we van weinig andere handschriften kennen. Ondanks dat de Laurentiuskerk omstreeks 1582 een protestantse kerk werd en de precaire positie van vele katholieken gedurende de Reformatie, bleef het handschrift in handen van priesters en pastoors – eerst in Weesp, daarna in het Westland. Nicolaas Seep was een uitzondering, maar blijkbaar stond hij op goede voet met de Weesper pastoor Louffius. Voor zover is na te gaan werd het handschrift verder ruim drie eeuwen lang als een soort katholiek erfstuk behandeld, voordat het uiteindelijk in buitenlandse handen terechtkwam. We kijken hiervoor nog eens naar de inscriptie op fol. 1v (de transcriptie is op verschillende plaatsen onzeker):

Memory
Dit boeck is gecomen uyt de catholycke kerck tot Weesp, (e?)n is van den er(ste?) burgers (bewae?)rt geworden. En is 1656 uyt den bibliotheeq van den e(erwaarde?) priester heer Arnoldus Louffius aen Claes (Arentsz?) Seep in bewaering gegeven. [andere hand:]
 Ende van Nicolaes Seep aen de bibliotheek van de priester Laurentius van Rhijn, ende uyt die bibliotheek aen zijn neef Lamb(ertus) van Rhijn ge(weesde?) pastoor van Pijnakker, en van Leyden, en nu zonder bediening zijnde tot Weesp. Den welke dit boek gezonden heeft.

Memory op fol. 1v.

Het missaal kwam dus aan het einde van Lambertus van Rhijns leven weer terug in Weesp, waar het in de jaren 1490 voor het eerst in gebruik was genomen. Van Rhijns connecties met Leiden kunnen verklaren hoe het missaal later terechtkwam in het bezit van Bono uit Leiden.

Een Weesper pronkstuk

De Weesper Laurentiuskerk werd in 1462 gewijd. Het Weesper Missaal werd zo’n drie decennia later besteld, en moet een van de pronkstukken van de kerk zijn geweest. Het is een imposant handschrift, met zijn 348 folio’s van ca. 37 x 26 cm. Het meest in het oog springend is de bladvullende miniatuur op fol. 158v, in de periode 1490-1500 vervaardigd door één van de Zwarte-Ogen-Meesters.

De Zwarte-Ogen-Meesters

In haar studie naar de Zwarte-Ogen-Meesters onderscheidt Klara Broekhuijsen zeven stijlgroepen onder de ruim 70 handschriften die aan deze meesters zijn toegewezen. Het Weesper Missaal behoort tot de Robinson Groep, genoemd naar een gebedsboek uit de collectie van Philip R. Robinson. Meer specifiek werd het Weesper Missaal geïllumineerd door de Meester van BPH 63 (een getijdenboek uit de Bibliotheca Philosophica Hermetica te Amsterdam) en een onbekende meester (Broekhuijsen 2009, 203-205).

Kustafeltje

De onbekende meester verzorgde de bladvullende miniatuur op fol. 158v. Het toont de gebruikelijke afbeelding bij de Te igitur-tekst van de Eucharistieviering: Jezus aan het kruis, met aan weerszijden Maria en Johannes. Onderaan vinden we een waaiervormig kruis in een rond ‘tafeltje’. Dit is een zogenaamd ‘kustafeltje’ (osculatorium), waarop de priester als onderdeel van het ritueel van de Eucharistieviering zijn lippen kon drukken in plaats van op de beeltenis van Jezus zelf. Er zijn vooral getijdeboeken waarop dergelijke kustafeltjes (of bij het gebrek eraan de beeltenis van Jezus) helemaal vaag, versleten en vervuild zijn door intensief gebruik. Niet zo in het Weesper Missaal. Blijkbaar waren de Weesper priesters niet zo kuslustig.

Gehistoriseerde initialen

Er zijn drie gehistoriseerde initialen in het handschrift: op fol. 159r is de T van Te igitur versierd met Jezus in de tuin van Gethsemane; op fol. 8r staat een biddende David afgebeeld bij de begin van de tekst van het eerste deel van het Proprium Temporale; en op fol. 167r wordt bij het tweede deel (vanaf Paaszondag) de opstanding van Jezus getoond. Deze drie gehistoriseerde initialen zijn het werk van de Meester van BPH 63. Bij de laatste twee komt de margedecoratie ook sterk overeen. Deze is minder uitbundig dan die op de opening van fols 158v-159r, dat in alle opzichten het centrale gedeelte van het handschrift vormt.

Herkomst

Waar het Weesper Missaal werd geproduceerd is nog onduidelijk. De Zwarte-Ogen-Meesters zijn in de provincies van Holland gelokaliseerd (Broekhuijsen 2009, 73-77), maar de versierde initialen (bv. fols 17r en 18v) in de Rode-Oren-stijl worden juist weer met Den Bosch in verband gebracht (Gerritsen-Geywitz 2003, 289-292). Het Weesper Missaal is door eenzelfde fraaie hand afgeschreven, alleen fol. 2r-v en 135v vormen een latere toevoeging. Fol. 2 bevat de mis voor het feest van de zeven smarten van Maria op de vierde vrijdag na Pasen (later 15 september), fol. 135v gezangen.

Bewogen geschiedenis

De band van het Weesper missaal uit de Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Utrecht uit de Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Utrecht

Voor een handschrift met zo’n bewogen geschiedenis ziet het Weesper Missaal er nog prima uit. Alleen de oorspronkelijke band is vervangen door een rood marokijnleren band met goudstempeling en koperen klampen. Deze band stamt uit de 19de of 20ste eeuw. Hij is in juni 1973 in Utrecht gerestaureerd. Er zijn veel aspecten van de lotgevallen van het Weesper Missaal die nog onbekend blijven, inclusief details over de diefstal die het indirect naar Utrecht hebben gebracht. Aan Peter French kunnen we het niet meer vragen: hij stierf in Engeland in 1976 toen hij bij het oversteken van de weg werd aangereden door een auto, nog geen 34 jaar oud. Door hem leed de Honnold Library een aanzienlijk en betreurenswaardig verlies. Het beste wat in de huidige tijd nog kan worden gedaan is het handschrift virtueel te retourneren, zodat het in ieder geval in Claremont en waar ook ter wereld weer bestudeerd kan worden. De wetenschappelijke speurtocht kan hiermee worden vervolgd.

Auteur: Bart Jaski, juni 2013