'De divinis moribus' & 'De beatitudine'

Van handschrift naar druk: een Utrechtse convoluut uitgelicht

De beginpagina van De Divinis Moribus, fol 1r. uit handschrift 297 uit de Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Utrecht

Van de bibliotheek van het kartuizerklooster Nieuwlicht zijn rond de 150 handschriften en 70 banden met gedrukte werken bewaard gebleven in de collectie van de Universiteitsbibliotheek Utrecht. Veelal sobere werken, maar ook die kunnen interessant zijn. Eén daarvan is Hs. 297, een convoluut waarvan het eerste deel diende als legger voor de eerste gedrukte uitgave ter wereld van die tekst door de Utrechtse drukkers Ketelaer en De Leempt in 1473. Het geeft een unieke inkijk in de werkwijze van de eerste drukkers in de Noordelijke Nederlanden die er echt toe deden.

Zetinstructies en andere toevoegingen

De tekst die als legger diende voor de druk is De divinis moribus [&] De beatitudine van Thomas de Aquino – of beter gezegd: aan Thomas toegeschreven maar niet van diens hand. Dat weten we omdat de zetinstructies duidelijk in het handschrift zichtbaar zijn (zie ook het achtergrondverhaal over de gedrukte editie). Dit geldt ook voor de correcties die veelal in de marge zijn aangebracht. Zo is op fol. 1r op de derde regel van onderen ‘non in creatore’ doorgestreept in rood, en dit stuk is dan ook niet te vinden in de druk (fol. 2r). De interpunctie die in de regels daarboven in rood is aangebracht, is in de druk juist toegevoegd. 

Dit geldt ook voor correcties in de marge (bv. 11r = druk 7v; 18v = 12r; 19r = 12v), waarbij de toevoeging ‘Iusticia dei’ op fol. 3v aan het einde van de paragraaf in ieder geval door een andere hand is aangebracht dan degene die de tekst had geschreven. Het roept de vraag op wie deze correcties heeft aangebracht en op welke grond. Was er wellicht een ander exemplaar van Pseudo-Thomas beschikbaar? Waar kwam die dan vandaan en waarom is die dan niet als legger gebruikt? Hier valt nog onderzoek naar te verrichten.

Onderstrepingen en penwerk

Opvallend is verder dat in het handschrift woorden aan het einde van een sectie onderstreept zijn (bijvoorbeeld ‘Deus inmutabilis est’ aan het begin van het handschrift), en dat dat ook zo gedaan is in de druk. 

Andere woorden die onderstreept zijn, vooral Bijbelse namen, zijn echter niet onderstreept in de druk – althans niet in het exemplaar van de Universiteitsbibliotheek Utrecht. Er zijn echter meerdere exemplaren van de druk van De divinis moribus [&] De beatitudine. Dit aspect wacht dus nog op nader onderzoek, in het verlengde van dat van Gisela Gerritsen-Geywitz (2001 en vooral 2004). Dit geldt overigens eveneens voor het late 15de-eeuwse penwerk in het handschrift op fol. 1r en 16r, en of dat ook in andere handschriften binnen of buiten het Kartuizerklooster voorkomt (vgl. Korteweg 1993).

Convoluut

De tekst van De divinis moribus [&] De beatitudine beslaat het gedeelte van fol. 1r tot en met fol. 51r in het handschrift (2r-30v in de druk). Het handschrift heeft echter nog een serie andere teksten, geschreven door andere handen, steeds met blanco pagina’s ertussen: fol. 52r-122v (met aanvullingen in een andere hand tot 125r), en 127r-145v. Op fol. 61r is de naam van de schrijver doorgekrast. Frater Bonaventura Kruidwagen wist in 1923 de naam toch te lezen, zoals blijkt uit de notitie uit 1923, geplakt op één van de voorste schutbladen. Het gaat om broeder Bruno van Amsterdam (Bruno Jacobi ‘de Amstelredam’, ?-1473). Maar Peter Gumbert merkt op dat een ander geschrift van Bruno uit 1444 door een heel andere hand geschreven is (Gumbert 1988, p. 211, nr. 716: UB Utrecht Hs. 823). Het penwerk op fol. 68r lijkt echter wel op dat wat we in de vroege 15de eeuw in handschriften van Nieuwlicht tegenkomen (zie bijvoorbeeld Gumbert 1974, platen 6, 8, 84, 87). Ten slotte heeft weer een andere schrijver een opmerking aan het einde (fol. 148v) toegevoegd. Die lijkt overigens wel op de hand afgebeeld in Gerritsen-Geywitz 2004, 297.

Ingebonden

De verschillende onderdelen zijn waarschijnlijk ergens in de laatste decennia van de 15de eeuw bij elkaar gevoegd. Alles was geschreven op papier, dat werd bijgesneden om het in één band op te nemen. Die leren band bevat de stempels, gangbaar in boeken van Nieuwlicht. Als schutblad diende een blad geschreven in Karolingisch schrift, wellicht uit de 10de eeuw, met citaten uit de werken van Augustinus en Beda over naastenliefde. Al met al is dit een veelzijdig handschrift dat vele vragen oproept, en sommige nog kan beantwoorden ook!

Auteur: Bart Jaski, april 2016