Boeginese zeekaart

De Indische Archipel vanuit eigen perspectief

Deze negentiende-eeuwse zeekaart van de Indische Archipel is een mooi voorbeeld van ‘inheemse’ cartografie, die door Europese kaartenmakers beïnvloed is. De kaart is in het Boeginees (Basa Ugi). Dit is een Austronesische taal, die gesproken wordt op het zuidelijke deel van het Indonesische eiland Celebes. De Boeginese zeekaart geeft een overzichtsbeeld van de Indische Archipel, het handelsgebied van de Makassaren en Boeginezen, die van oudsher de vrachtvaarders van de eilandengroep zijn geweest.

Ga naar de digitale versie
Boeginese zeekaart, 1816, topstuk uit de Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Utrecht

Wereldwijd zijn vijf Boeginese zeekaarten van de Indische Archipel bekend. Eén van deze vijf kaarten bevond zich in 1935 nog in Batavia, maar hiervan ontbreekt vandaag de dag ieder spoor. Datzelfde geldt voor twee in de oudere literatuur genoemde kaarten in de bibliotheek van William Marsden (1764-1838) in Londen en in de collectie van het Nederlands Bijbelgenootschap. De andere twee kaarten zijn nog wel traceerbaar. Een in Madrid (Museo Naval) en een in Utrecht bij Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek. Het Utrechtse exemplaar heeft de grootste afmetingen (76 x 105 cm) en is fysiek in de beste staat. De kaart is gemaakt van perkament. Dit is dierlijke huid en dus stevig en goed bestand tegen klimaatinvloeden en veelvuldig gebruik. Veel zeekaarten, waaronder die van de VOC, hebben dan ook een perkamenten ondergrond. De handgetekende kaart bevat een rijkdom aan Boeginese toponiemen. Ook zijn veel dieptecijfers opgenomen, die in Westerse stijl in Arabische cijfers zijn weergegeven. Westerse kaarten bevatten meestal Arabische cijfers en dat zie je bij de Boeginese kaart ook terug.

Detail Boeginese zeekaart met Arabische dieptecijfers, 1816, topstuk uit de Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Utrecht

Een piratenkaart?

De herkomst van twee van de vijf bovengenoemde kaarten is van uitzonderlijk belang. Zo is het Madrileense exemplaar afkomstig van een overmeesterd Filipijns piratenschip, terwijl van het Bataafse exemplaar bekend is dat deze werd gevonden in een piratenkampong op Sumatra. Helaas is de herkomst van het Utrechtse exemplaar in nevelen gehuld, maar het is niet ondenkbaar dat ook deze kaart destijds op Boeginese vissers en handelaren is buitgemaakt en gebruikt door inheemse zeerovers.

Geografisch gezien strekt het afgebeelde gebied zich in het westen uit tot aan de eilandengroepen van de Nicobaren en Andamanen en in het oosten tot aan het eiland Ceram. In het noorden zijn de Filippijnen en een groot gedeelte van het vasteland van Zuidoost-Azië zichtbaar. In het zuiden is nog net een klein gedeelte van Australië ingetekend.

Frontale kustprofielen

Vrijwel alle kaartinformatie is gerelateerd aan het navigeren op zee. Zo zie je op grote delen van de kuststroken frontale kustprofielen met gebergtes, zoals die vanaf zee zichtbaar zijn. Verder zijn ondieptes, zandbanken, klippen, riffen en dieptecijfers in detail weergegeven. Riviermondingen en baaien worden in omvang overdreven groot aangeduid.

Detail Boeginese zeekaart, 1816, topstuk uit de Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Utrecht

Het kleurgebruik is vrij systematisch toegepast. De meeste eilanden van de archipel hebben een groene rand, maar sommige eilanden kennen een rode begrenzing. Tot deze roodomrande eilanden behoren alle traditionele piratennesten ... Op verschillende plekken tonen vlaggetjes de aanwezigheid van de diverse Europese machthebbers. Curieus genoeg heeft het Filipijnse eiland Luzon een Nederlands vlaggetje toebedeeld gekregen, hoewel de Nederlanders daar nooit de heerschappij hadden. Een fout van de cartograaf.

Islamitische jaarrekening

De zeekaart draagt een datum die refereert aan het islamitische Hijra-tijdperk: A.H. 1231, wat overeenkomt met het jaar 1816. Dit jaar zegt iets over de datum van initiële voltooiing, maar niet direct over de inhoud van de kaart. Die kan ook gebaseerd zijn op kennis van vroeger datum of juist later geactualiseerd zijn. Wel mogen we er vanuit gaan dat de kaart omstreeks 1820 te dateren is.

Met een Europese bril op

Leef je in Europa, dan bekijk je de wereld vaak vanuit Europees perspectief, zowel geografisch als historisch. Voor de grote Europese ontdekkingen en exploraties, waren er andere volken die op ontdekkingstocht gingen. Hieruit bloeiden culturen op met een lange geschiedenis. Ook de wetenschap van de geschiedenis van de cartografie keek met een Europese bril naar de historie. In de jaren negentig van de twintigste eeuw kwam hier verandering in met de verschijning van de delen over inheemse en buiten-Europese cartografie (Cartography in the Traditional Islamic and South Asian Societies (1992), Cartography in the Traditional East and Southeast Asian Societies (1994) en Cartography in the Traditional African, American, Arctic, Australian, and Pacific Societies (1998)) in de Anglo-Amerikaanse standaardreeks The History of Cartography.

Wederzijdse invloed

Voor het eerst werd op een systematische en samenhangende wijze getracht de totale ontwikkeling van de niet-Europese cartografie te schetsen. Een van de belangrijkste conclusies was dat veel volken buiten Europa al eeuwenlang over een eigen cartografische cultuur beschikten. Ook bleek dat niet alleen de Europese cartografie van invloed was op de inheemse kaartenmakerij, maar dat dat – zij het in mindere mate – ook andersom het geval was.

Detail Boeginese zeekaart, 1816, topstuk uit de Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Utrecht

Deze Boeginese zeekaart is beïnvloed door Westers bronmateriaal. De kaart toont bijvoorbeeld een stelsel van kompaslijnen. Waarschijnlijk heeft de Boeginese kaartmaker deze gekopieerd van de voornamelijk Westerse kaartbronnen. Die bronnen zijn mogelijk de grote achttiende-eeuwse zeeatlas van de Amsterdamse firma Van Keulen, Die nieuwe groote lichtende Zee-Fakkel. Ook Gerrit de Haans manuscriptatlas Ligtende zee fakkel off de geheele Oost Indische waterweereldt en diverse werken van François Valentijn worden in de literatuur als basismateriaal gezien. Daarnaast is het goed mogelijk dat men de beschikking had over in naam gepatenteerde VOC-kaarten. Recent onderzoek wijst echter ook in de richting van de Franse hydrografie en wel met name de Carte reduite de l’Archipel des Indes Orientales door Jean-Baptiste d’Après de Mannevillette (1707-1780).

Kortom, Boeginese kaartmakers hadden toegang tot diverse Europese kaarten, konden die kaarten interpreteren en wisten met behulp daarvan een eigen compilatie te maken. Uit overgeleverde ooggetuigenverslagen blijkt ook de grote verzotheid van de Boeginezen op kaarten van Europese makelij. Dat deze op Westerse bronnen gebaseerde zeekaart uiteindelijk gebruikt werd door inheemse piraten om de Europese machten dwars te zitten, mag toch wel saillant genoemd worden...

Auteur

Detail Boeginese zeekaart, 1816, topstuk uit de Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Utrecht