Watermanagement

Het beheer van de oceanen en het duurzame gebruik van zoetwater – op basis van de bescherming van de beschikbare bronnen op de lange termijn, de beschikbaarheid van voldoende oppervlaktewater en grondwater van goede kwaliteit voor duurzaam en billijk gebruik, de bescherming tegen overstromingen en het omgaan met ongewisheid zijn grote uitdagingen van ons tijdperk.
Door adaptief beheer van oceanen, zoetwater en delta’s kunnen aanpassingen worden doorgevoerd als reactie op veranderende omstandigheden (klimaat, bevolkingsgroei, economische ontwikkeling, verstedelijking) of op innovatieve technische of bestuurlijke veranderingen. Deze veranderingen vereisen een adaptief, veerkrachtig rechtssysteem dat duurzaamheid en billijkheid garandeert.
Lopende onderzoeksprojecten
The South African National Research Foundation (NRF) together with the Dutch Research Council (NWO), under the Cooperation South Africa-Netherlands Programme, are funding research to support studies on solutions that balance trade-offs and amplify synergies between the water, energy, and food sectors while simultaneously preserving the environment. From Utrecht University, various researchers from different disciplines are involved. Nicola Harvey (PhD candidate), Anoeska Buijze (senior researcher) and professor Marleen van Rijswick from the Utrecht University School of Law and from the faculty of Geosciences professors Jochen Monstadt and Maarten Hajer and senior researcher Shaun Smith.
Apart from academic research on the “Water-Energy-Food (WEF) Nexus”, the objective of this collaborative effort is to explore application-oriented solutions across the Water-Energy-Food (WEF) nexus, develop practical guidelines, and support decision and policymakers towards sustainable planning and practices, strategies and policies.
It is under this cooperation that an interdisciplinary team is carrying out a 3 - year study (January 2021 – December 2023) on the WEF nexus approach in Cape Town.
You can read and see more about this project in a Storymap: Nexusing Water, Energy and Food to Increase Resilience
lopend onderzoek tot oktober 2016
Binnen het waterbeheer heeft een verschuiving plaatsgevonden van een government naar een governance benadering. Deze laatste benadering wordt gekenmerkt door proceduralisering en participatie van de stakeholders bij de normstelling, naleving en handhaving. Er wordt verondersteld dat deze governance benadering legitiem en effectief is en daadwerkelijk leidt tot billijk en duurzaam waterbeheer.
Om deze veronderstellingen te toetsen worden case studies uitgevoerd ten aanzien van waterkwaliteit, waarbij de positie van stakeholders als vertrekpunt wordt genomen. Dit project begon in oktober 2013 en loopt tot oktober 2016 en wordt door het NWO gefinancieerd.
Betrokken onderzoekers:
In juni 2016 gaan vijf studenten onder de begeleiding van Marleen van Rijswick en Anoeska Buijze naar Zuid-Afrika voor veldwerk en vergelijkend onderzoek. Het doel van het project is de ondersteuning van het Inkomati Usuthu Catchment Management Agency om het strategic and operational water management te verbeteren. Door middel van uitwisseling van gedachtes en ideeën willen de studenten een wederkerig leerproces opzetten. De focus van het project ligt op kwetsbare groepen en hen bij het besluitvormingsproces binnen het water management te betrekken.
Dit project wordt mede mogelijk gemaakt door de Rotary Club De Bilt Bilthoven, Rotary De Bilt en Rotary Bilthoven-Zandzegge.
Download het onderzoeksrapport: JACANA field work in Mozambique, South Africa and Swaziland (pdf)
Meer informatie: Janana Project
Betrokken onderzoekers:
Betrokken studenten en hun onderzoeksthema’s:
- Benjamin Asante: Risk perception among stakeholders and water management practitioners
- Anne-Christine Makkinje: Perception of water among water users
- Bram Schmidt: Water redress
- Jasmin Schous: Involvement of women in water management
- Rebecca Wörner: Incentivising corporate compliance
Uit een eerdere evaluatie van het beleid ten aanzien van het peilbeheer van Hoogheemraadschap Delfland (hierna: Hoogheemraadschap) is naar voren gekomen dat er een veelheid aan peilen bestaat die afwijken van de peilen die zijn opgenomen in het voor dat gebied genomen peilbesluit. Voor sommige afwijkingen zijn vergunningen verleend, voor andere afwijkingen niet. Voor de illegale afwijkingen bestaat vooralsnog geen handhavingsbeleid.
Regelmatig worden watervergunningen verleend voor het afwijken van het in het peilbesluit opgenomen peil om bepaalde vormen van grondgebruik die gebaat zijn bij een afwijkend peil, te faciliteren. Bij het Hoogheemraadschap bestaat de wens om degene die profijt heeft van het afwijkende peil de verplichting op te leggen om dat afwijkende peil ook te bewerkstelligen en in stand te houden, bijvoorbeeld door aanleg, beheer en instandhouding van kunstwerken die daarvoor nodig zijn bij hem neer te leggen.
Naar aanleiding van de resultaten van de eerder genoemde evaluatie heeft UCWOSL op verzoek van het Hoogheemraadschap onderzoek gedaan naar de verhouding tussen het peilbesluit en de watervergunningen die verleend zijn voor het afwijken van het peilbesluit en naar de mogelijkheden om degene die een afwijkend peil wordt vergund de verplichting op te leggen om dit peil dan ook zelf in stand te houden.
Betrokken onderzoekers:
Het voorspellen van hydrologische omstandigheden is één van de grootste uitdagingen voor de moderne wetenschap. Typische vragen die daarbij komen kijken zijn bijvoorbeeld: hoe warm en droog/ nat (?) het zal worden, hoe snel zich veranderingen in ecosystemen zullen voordoen en welke natuurlijke bronnen beschikbaar zullen zijn. Voorspellingen van de toekomstige aarde kunnen alleen worden gemaakt met behulp van modellen die onze kennis van alle sferen integreren (de biosfeer, etc.) en de interacties daartussen.
De pogingen om de effecten te voorspellen worden nauw in de gaten gehouden op academisch en politiek vlak maar ook door de pers en door de grote massa vanwege het onvermogen om veranderingen aan de koolstof- en watercyclus door menselijk toedoen accuraat te kwantificeren. Dit kan gedeeltelijk worden toegeschreven aan het onvolledige en ontoereikende representatie van deze feedback mechanismen in de huidige modellen van het systeem Aarde.
In het project Water, Climate and Ecosystems, dat onderdeel uitmaakt van het strategisch onderzoeksgebied ‘Duurzaamheid’ van de Universiteit Utrecht, richt Anoeska Buijze zich op het vraagstuk van effectieve en legitieme maatschappelijke reacties op veranderingen in overstromingsrisico’s en de beschikbaarheid van drinkwater. Zelfs wanneer er betrouwbare informatie beschikbaar is bestaat er onzekerheid of de maatschappij erin zal slagen om de informatie op te volgen – dit geldt zelfs ook voor situaties waar morele en juridisch bindende verplichtingen van toepassing zijn. Dit is gedeeltelijk te wijten aan bepaalde karakteristieken van besluitvormingsprocessen en het rechtssysteem. Er bestaan wel degelijk regels over de manier waarop informatie gebruikt moet worden in besluitvormingsprocessen maar zijn vaak niet toereikend om toekomst gerichte acties te steunen.
Anoeska Buijze does research on Effective and legitimate reactions of society to changes in flood risk and drinking water availability. Even when reliable information is available, it is far from certain that society will succeed in acting upon that information, even in the presence of moral or legal imperatives to do so. Part of the reason for this lies in the characteristics of decision-making procedures and the legal system. There are rules on how information has to be used in decision-making processes, but these do not promote future-oriented action.
Zijn er manieren waarop deze regelgeving verbeterd kan worden om ervoor te zorgen dat de maatschappij een proactievere houding zal innemen met betrekking tot klimaatadaptatie? Specifieke wetenschappelijke informatie is lastig te begrijpen en te verwerken voor buitenstaanders – in het bijzonder in democratische besluitvormingsprocessen. Hoe ziet de informatie die in deze processen wordt gebruikt eruit? En op welke manier kan informatie over de globale watercyclus worden vergaard en gepresenteerd zodat deze vaker wordt gebruikt?
Meer informatie: Meet Anoeska and her project
Onderzoeker:
Op 11 januari 2016 is het onderzoek naar de juridische status van de legger zoals nader uitgewerkt in het ‘Handboek Legger oppervlaktewaterlichamen’ van het waterschap De Dommel van start gegaan.
In één van de hoofdstukken van het handboek heeft het waterschap haar interpretatie van de werking en toepassing van de legger oppervlaktewaterlichamen neergelegd. Daarbij heeft zij zich grotendeels gebaseerd op de memorie van toelichting bij de Waterwet, maar momenteel speelt een belangrijke rol bij de verdere uitwerking en definitieve vaststelling van het betreffende hoofdstuk dat de memorie van toelichting bij de Omgevingswet (Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 3, p. 441) veel summierder is. In opdracht van het waterschap beoordeelt UCWOSL dit hoofdstuk en voorziet het van opmerkingen en suggesties voor verbeteringen.
Doel van het onderzoek is het adviseren van het waterschap omtrent de volgende onderzoeksvragen, waarmee beter inzicht wordt verkregen in de juiste juridische betekenis van de legger en de verantwoordelijkheden die daaruit voortvloeien voor het waterschap en particulieren. Het onderzoek betreft enerzijds het becommentariëren van het concept hoofdstuk en anderzijds de beantwoording van de volgende onderzoeksvragen:
- Uit de memories van toelichting bij de Waterwet en de Omgevingswet kan worden afgeleid dat de legger de gewenste toestand van een waterlichaam vastlegt. Uit de toelichting bij de Waterwet kan ook worden afgeleid dat de legger een rol dient te spelen bij de vraag of het waterschap voldoet aan de ‘wateroverlastnormen’. Het verschil met normen voor ‘ligging/afmeting/constructie’ voor waterkeringen kan betekenen dat een normatieve toestand voor oppervlaktewaterlichamen veel minder ‘hard’ is. De vooronderstelling van het waterschap – die men graag getoetst ziet worden door UCWOSL – is de volgende. Voor zover het waterschap ingrijpt maar op een zodanige wijze dat binnen het leggerprofiel wordt gebleven kan het waterschap de werkzaamheden die betrekking hebben op watergangen zonder projectplan uitvoeren. In geval van keringen kan dat naar het oordeel van het waterschap niet. Vraag 1 is of de onderzoekers deze redenering kunnen onderschrijven.
- De tweede vraag is of het mogelijk is om een waterstaatswerk direct in de legger op te nemen, zonder dat er een vergunning of projectplan aan vooraf is gegaan. Als toelichting op deze vraag verwijst het waterschap naar artikel 5.1 Waterwet, waarin is bepaald dat de legger de normatieve toestand vastlegt. Van belang is dat voor sommige (oude) waterstaatswerken, bijvoorbeeld oude kunstwerken bij kanalen die er al tientallen jaren liggen en die ook al tientallen jaren door een waterbeheerder worden onderhouden, vaak geen vergunning of projectplan meer te vinden is (of wellicht nooit is afgegeven). In dit soort gevallen wenst het waterschap de feitelijke toestand te legaliseren door middel van een leggerbesluit. Vraag 2 is of dit juridisch mogelijk is.
- De derde vraag heeft betrekking op de zogeheten ‘beperkingengebieden’ uit de Omgevingswet. Volgens de memorie van toelichting bij de Omgevingswet artikel 2.39 (legger) past de aanwijzing van beperkingengebieden (in de Waterwet beschermingszones genoemd) met betrekking tot regionale waterstaatswerken beter bij de waterschapsverordening, c.q. dient dit in de waterschapsverordening gereguleerd te worden. Dit omwille van de vergunningplicht (en eventuele algemene regels) voor activiteiten in beperkingengebieden. Vraag 3 is hoe deze regeling uit de Omgevingswet zich verhoudt tot de huidige situatie waarbij de waterschappen conform artikel 5.1 Waterwet de beschermingszones in de legger opnemen.