Willem Janssen over Lego bouwwerken, maatschappelijk verantwoord inbesteden én aanbesteden, en een oproep voor toegankelijke rechtsgeleerden
In deze rubriek zijn UUCePP onderzoekers geïnterviewd door Elisabetta Manunza en Fredo Schotanus. Vandaag is onderzoeker Willem Janssen aan het woord.
‘Wie’ of ‘wat’ ben jij?
Ik ben Willem Janssen. Geboren in ‘s-Hertogenbosch, getogen in Vught, maar inmiddels al een hele tijd woonachtig in Utrecht. Na een korte periode in Australië gewerkt te hebben op een advocatenkantoor ben ik sinds 2012 werkzaam bij de Universiteit Utrecht, de plek waar ik ook rechten heb gestudeerd. Ik ben destijds aan de universiteit begonnen met een promotieonderzoek binnen het aanbestedingsrecht, en ben inmiddels drie jaar actief als universitair docent en onderzoeker. Dit betekent dat ik onderzoek doe naar de aanbestedingsregels, onderwijs verzorg voor studenten en professionals, sinds kort secretaris ben van UUCePP, maar vooral ook dat ik de vrijheid heb om ‘wetenschappelijk te ondernemen’. Werken in de wetenschap betekent voor mij vrij en onafhankelijk zijn om diepere gedachten te ontwikkelen over maatschappelijke uitdagingen, maar ook om het initiatief te nemen om daar iets mee te doen. Dat maakt ons werk als wetenschapper zo uitdagend, divers en mooi.
Voor diegenen die in de afgelopen jaren een van mijn wetenschappelijke bijdrages of presentaties heeft bijgewoond zal het geen verassing zijn dat ik een fan ben van Lego. Duurzame Lego, gemaakt van suikerbiet bij voorkeur. Of ik er nog mee speel laat ik graag in het midden. Duidelijk mag zijn dat ik vooral gecharmeerd ben van de oneindige mogelijkheden die de verschillende soorten Lego blokjes met zich brengen. Dit sluit ook goed aan bij hoe ik mijn rol als wetenschapper zie. Het secuur plaatsen van een blokje heeft een effect op het volgende blokje, en uiteindelijk op de gehele structuur van het bouwwerk. Alles staat in verbinding met elkaar. Het resultaat moet functioneel, maar – wat mij betreft – ook mooi zijn. Net als bij Lego bouw ik ook in mijn dagelijkse werk met veel plezier aan een beter rechtssysteem. Regels zijn blokjes, die soms niet goed op elkaar aansluiten of als geheel niet coherent, en dus lelijk zijn. Als ik dit tegenkom dan geniet ik erg van het doorgronden van zo’n complex juridisch bouwwerk. Waar zit het probleem, is dit een juridisch probleem en hoe kunnen we het effectief oplossen? Context is daarvoor essentieel. Pas als je de doelstellingen van de wetgever, de intenties van beleidsmakers binnen een bepaalde tijdsgeest, en de belangen van betrokken partijen zoals de overheid, NGOs, burgerinitiatieven en MKB kent, komen regels tot leven. Dan wordt het als wetenschapper interessant, omdat je dan kan gaan bouwen aan een betere wereld.
Wetenschappers zouden overigens niet alleen fundamenteel onderzoek moeten doen, maar ook actief betrokken moeten zijn bij de maatschappelijke discussies die volgen op gepubliceerd onderzoek. In tijden van fake news en waarin wetenschappelijk onderzoek soms als een mening wordt weggezet, is het aan wetenschappers om ontwikkelingen te verklaren, en om de consequenties van verschillende vervolgroutes te onderzoeken. Actieve betrokkenheid dus, in een vorm die bij de betrokken wetenschapper past. Niet alleen doorgronden en bouwen, maar ook actief het bouwwerk bediscussiëren, in twijfel trekken en oplossingen aandragen. Mede daarom meng ik mij met veel plezier in het maatschappelijke debat op fysieke bijeenkomsten en op LinkedIn en Twitter, schrijf ik graag columns en maak ik afleveringen voor Bestek – de Aanbestedingspodcast; een initiatief dat ik in januari 2019 startte. Zo hoop ik onderzoek toegankelijk te maken en het door de discussie met wetenschappers en professionals in de praktijk weer een stapje verder te brengen.
Waar doe je onderzoek naar en waarom?
Mijn onderzoek richt zich op maatschappelijk verantwoord inbesteden én uitbesteden. Dit betekent dat ik geïnteresseerd ben in hoe we het aanbestedingsrecht zo kunnen vormgeven dat het leidt tot effectieve en efficiënte uitvoering van publieke taken in Nederland en binnen de Europese Unie. Dit varieert van ICT tot HR diensten, het ophalen van afval, of de instandhouding van de dijken. Hoe veel ruimte moet de overheid hebben in het recht om zelf beslissingen aangaande de uitvoering van deze taken te kunnen maken, en om ze vervolgens te organiseren en te financieren? Hierdoor ben ik geïnteresseerd in thema's als de invloed van het Europees aanbestedingsrecht op de uitvoering van taken door de overheid zelf of via publieke samenwerking, waarover ik mijn proefschrift verdedigde in 2018, en de stimulering van maatschappelijke waarde via aanbestedingen, zoals sociaal en groen beleid, sociale ondernemingen, right to challenge, en sociaal ondernemerschap, waar ik mijn onderzoek de afgelopen jaren mede op gericht heb.
Twee onderzoeken waar ik de afgelopen jaren met plezier aan heb gewerkt zijn mijn promotieonderzoek, en meer recentelijk mijn onderzoek naar juridische verplichtingen in plaats van mogelijkheden om maatschappelijk verantwoord aanbesteden. Uit mijn promotieonderzoek bleek bijvoorbeeld dat het aanbestedingsrecht niet alleen de uitbesteding van taken na een aanbestedingsprocedure reguleert, maar ook de uitvoering door de overheid zelf of door samenwerkende overheden sterk beïnvloedt. Hoe deze invloed vanuit de Europese aanbestedingsrichtlijnen precies werkte was echter onduidelijk. Overheden en marktpartijen worstelden daarmee in de praktijk. Zo werd door overheden beargumenteerd dat er niet voldoende of juist te veel juridische ruimte binnen het aanbestedingsrecht aan overheden wordt gegeven om taken uit te oefenen voor hun eigen organisatie en burgers. In mijn proefschrift heb ik deze invloed doorgrondt, geprobeerd om meer duidelijkheid te verschaffen en om oplossingen aan te dragen voor de juridische spanningen die dit veroorzaakt. De vraag naar de meeste effectieve rol van het recht komt ook terug in mijn onderzoek naar verplichtingen in het aanbestedingsrecht. Zo moeten overheden verplicht ‘zo veel mogelijk maatschappelijke waarde voor de publieke middelen creëren’ volgens de Aanbestedingswet 2012, maar dit blijkt juridisch gezien symboolwetgeving. Ook mag er in de praktijk nog wel wat meer gedaan worden om het instrument aanbesteding te laten bijdragen aan het bereiken van beleidsdoelstellingen. Ik stel mij daarom de vraag hoe we verplichtingen om duurzaam en sociaal aan te besteden zo kunnen vormgeven dat publieke inkoop echt gaat bijdragen aan de bestrijding van klimaatverandering en een rechtvaardige maatschappij. Zou een aanbesteding bijvoorbeeld niet altijd duurzaam moeten zijn?
Waar kom je elke ochtend voor uit bed?
Momenteel kom ik wat vroeger mijn bed uit dan normaal wegens de geboorte van onze prachtige dochter in mei. Wellicht nog meer dan ooit start ik mijn dag dus graag met een kop koffie.
Is er toch iets dat jij in deze veranderende omstandigheden waardeert?
Ik ben erg onder de indruk van de flexibiliteit en inzet van veel van mijn collega’s in deze periode, en waardeer hun inzet meer dan ooit. Online lesgeven vraagt veel van ons als docenten. Onze opleiding ‘Aanbestedingsrecht voor de Inkooppraktijk’ voor professionals is sinds 2017 al gedeeltelijk online, waardoor we inzichten uit het onderwijs voor professionals vanaf het begin van de COVID-19 pandemie konden inzetten bij het onderwijs voor studenten. Uiteindelijk hoop en denk ik dat we uit gaan komen bij een betere balans tussen offline en online onderwijs. Een goede vorm van blended learning. Meermaals heb ik mij de afgelopen maanden de vraag gesteld waarom een student uit Brabant moest komen voor een tweede scriptiebespreking, terwijl dit ook prima via een video call kon of waarom we met 20 wetenschappers in het buitenland samenkwamen om een onderzoeksproject te bespreken terwijl dit mogelijk ook online had gekund. Online samenwerken kan offline bijeenkomsten niet geheel vervangen, maar het kan het soms wel versterken.
Welk boek zou je iedereen aanraden?
Wetenschap bedrijven staat gelijk aan lezen, wegleggen, herlezen, en nogmaals lezen. Elk woord telt. Ik blijf niettemin kieskeurig. Onbeperkte toegang tot literatuur vereist keuzes. Buiten mijn onderzoeksgebied heb ik onder andere een zwak voor één specifieke soort literatuur. Boeken waarin wetenschappelijke kennis toegankelijk wordt gemaakt voor een breder publiek.
Niet verrassend is wellicht mijn voorliefde voor journalist en auteur Malcolm Gladwell. In zijn boeken weet hij − zonder zelf wetenschappelijk onderzoek te doen − verbanden te leggen tussen wetenschappelijke conclusies en hedendaagse maatschappelijke opvattingen en uitdagingen. Zo ook in Outliers: the story of success. Soms vliegt hij wat hoog over, maar dat is inherent aan zijn schrijfstijl. Hij is een meester in narrative story-telling. Dit boek doet je bijvoorbeeld twijfelen aan hoe belangrijk talent is voor succesverhalen. Zo blijkt dat niet alleen talent, maar vaak vooral context van belang is. Je komt er achter dat jouw kans om in Canada professioneel ijshockey te spelen ook door jouw geboortedatum wordt bepaald. Het recept voor al zijn boeken: helder, beeldend en prikkelend.
Van Gladwell’s toegankelijkheid kunnen wij als juridische wetenschappers soms nog wel wat leren. Ondoorgrondelijk taalgebruik is niet iets om je achter te verschuilen. In de praktijk doen veel juristen dat nog veel te veel. Als je een leerstuk of de toepassing ervan echt goed begrijpt, dan zou je het altijd helder moeten kunnen uitleggen. Mijn oproep is dan ook om dat gewoon te doen. Het leidt tot een duidelijkere rechtsontwikkeling, en voorkomt onnodige discussies over het recht in de praktijk.