Nathan Meershoek over de imperfectie van het recht, militaire veiligheid en Dostojewski
In deze rubriek zijn UUCePP onderzoekers geïnterviewd door Elisabetta Manunza en Fredo Schotanus. Vandaag is promovendus Nathan Meershoek aan het woord.
'Wie' en 'wat' ben jij?
Mijn naam is Nathan Meershoek en ik ben verbonden aan het Utrecht University Centre for Public Procurement (UUCePP) als promovendus en docent. Ik ben opgeleid tot jurist aan dezelfde universiteit, waar ik mij specialiseerde in het EU-recht. Mijn passie voor het recht is geen resultaat van blinde liefde voor regels en systemen van regels. Integendeel: het is de imperfectie van het recht bezien in relatie tot andere politiek-economische krachten die mij als jurist prikkelt. Interdisciplinair onderzoek staat bij het UUCePP centraal. Dit betekent dat regels niet alleen bestudeerd worden, maar ook in een bredere context ter discussie worden gesteld. Hierdoor ben ik als jurist bij het UUCePP goed op mijn plaats.
Waar werk je aan, en waarom?
Mijn promotieonderzoek richt zich op de soms lastige relatie tussen EU-aanbestedingsregulering en militaire veiligheid. Alhoewel de Europese Commissie grote ambities heeft om de militaire industrieën van de EU-lidstaten met elkaar te doen integreren door middel van aanbestedingsverplichtingen, liggen de bevoegdheden op het gebied van defensie nog altijd bij de lidstaten zelf. In de jaren vijftig stuitte een plan om de militaire macht van de lidstaten met elkaar te integreren op het laatste moment op verzet van het Franse parlement. Hierdoor werkt militaire samenwerking in de EU nog steeds op intergouvernementele basis, en soms zelfs sterker binnen de NAVO dan binnen de EU-structuren. Dit wil zeggen dat de politieke controle bij de 27 nationale regeringen ligt. Er is echter op EU-niveau ook een richtlijn aangenomen die lidstaten lijkt te verplichten om militaire goederen in te kopen door middel van aanbesteding op basis van gelijke behandeling van inschrijvers uit de verschillende EU-lidstaten. Deze regulering is gebaseerd op de rechtsbeginselen die voortkomen uit de economische gedachten van Europese marktintegratie.
De spanning tussen economische globalisering en militaire veiligheid is de laatste jaren groter geworden (denk bijvoorbeeld aan de handelsoorlog tussen de Verenigde Staten en China). In de EU is de mogelijke aanbestedingsverplichting voor militaire goederen misschien wel het meest concrete voorbeeld van de spanning tussen economische integratie en nationale veiligheid. Het bestuderen van deze spanning vergt naast inzicht in het van toepassing zijnde recht ook begrip van de krachten die vormgeven aan de internationale betrekkingen tussen staten. Alhoewel in theorie alle 27 EU-lidstaten een belang hebben bij een militair sterke en eensgezinde Unie, zijn in nationale besluitvorming nationale (veiligheids)belangen toch vaak doorslaggevend.
In mijn onderzoek stel ik daarom de fundamenten en rechtsbasis in de EU-Verdragen van de genoemde richtlijn ter discussie. Kunnen industrieën die zo essentieel zijn voor de nationale veiligheid gereguleerd worden op grond van de gedachte van economische integratie? Via het stellen van deze vraag ga ik op zoek naar juridische oplossingen voor problemen die uit de kloof tussen de economische gedachte van de regels en de militaire realiteit van de inkoop van militaire goederen voortkomen.
Waar kom je elke ochtend voor uit bed? En is dat anders wegens de COVID-19 crisis?
Op werkdagen kom ik mijn bed uit voor nieuwe ideeën. Het bijzondere en mooie aan werken in de wetenschap, en bij het UUCePP in het bijzonder, is dat er veel vrijheid is in het zoeken naar nieuwe ideeën. Er is daarnaast altijd ruimte voor overleg en vrije discussie binnen onze groep, waardoor we elkaar verder helpen in het vormen en concretiseren van gedachten. Maar op veel dagen betekent op zoek gaan naar nieuwe ideeën voor een promovendus het bestuderen van theorieën en bestaande beschouwingen. De combinatie van voortdurende discussie en studie maakt voor mij het werk inspirerend.
Vanwege de COVID-19 crisis werken we nu vanuit thuis. In principe zijn (digitale) discussie en studie net zo goed mogelijk tijdens het werken vanuit thuis. Wat ik mis is het spontane karakter van de discussies en gesprekken met collega’s op kantoor.
Is er toch iets dat jij in deze veranderende omstandigheden waardeert?
Wat ik waardeer in de veranderende omstandigheden is dat er, zoals vaak in crisissituaties, meer ruimte ontstaat voor fundamentele discussies. Zowel in de politiek als in het sociale leven dwingen de omstandigheden om van gebruiken af te stappen en een ‘nieuw normaal’ te zoeken. Zo is er in de EU meer ruimte ontstaan voor discussie over onderlinge solidariteit tussen de lidstaten en moet er op nationaal niveau worden nagedacht over welke activiteiten ‘essentieel’ zijn en welke ondernemingen overheidssteun verdienen. Alhoewel ik dit persoonlijk waardeer, schuilen er ook gevaren in deze nieuwe ruimte. In veel landen heeft dit bijvoorbeeld al tot serieuze inperkingen van individuele grondrechten geleid. Voor wetenschappers is er een verantwoordelijkheid om ook in de veranderende omstandigheden na te denken over hoe goed beleid er in een democratische rechtsstaat en een geïntegreerd Europa uit zou moeten zien. Ook in de aanbestedingscontext zal telkens de vraag gesteld moeten worden of het huidige juridische systeem in de juiste oplossingen voorziet.
Moeten we na de crisis terug naar ons oude leven of juist niet?
Als het aan mij ligt dan keren we na de crisis zoveel als mogelijk naar het oude sociale leven terug. Het is uiteraard wel te hopen dat we als samenleving en individu door de crisis iets leren over het belang van volksgezondheid en de relatie daarvan met andere fundamentele waarden en vrijheden.
Welke persoon inspireert je?
Alhoewel ik zeker niet altijd zijn standpunten deel vind ik Emmanuel Macron een inspirerend politiek leider. In tijden waarin liberale waarden en Europese integratie onder druk staan, en vaak een gebrek aan idealisme of visie verweten worden, lukte het hem om verkiezingen te winnen met een krachtig en liberaal verhaal. Ook weet hij vaak binnen complexe spanningen in de internationale politiek realistisch beleid te voeren zonder idealen los te laten. Ik denk dat van dit soort leiderschap de toekomst van de EU afhankelijk is.
Noem het boek dat het meest indruk op je heeft gemaakt, je heeft gevormd, je nog 100 keer zou willen lezen en waarom?
In de (rechts)wetenschap ligt de nadruk vaak op abstracte ideeën en waarneembare voorbeelden. Vaak is het leven in bredere zin beter te doorgronden door het lezen van fictie, waarin het individu en de verbeeldingskracht centraal staan. Een van de boeken die dat voor mij duidelijk heeft gemaakt is Misdaad en Straf van Fjodor Dostojewski. In tegenstelling tot veel van de veronderstellingen die ten grondslag liggen aan rechtssystemen hebben emoties in Dostojewski’s werk absolute kracht en handelen de personages slechts rationeel binnen de grenzen van deze emoties. Verschillende levensopvattingen en ideeën worden in het boek constant in dialoogvorm tegenover elkaar gezet en op filosofische wijze aan elkaar getoetst, terwijl je jezelf in negentiende-eeuws Sint-Petersburg waant. Dit prikkelt mij als lezer om na te denken en ook eigen aannames over het leven ter discussie te stellen. Natuurlijk leidt dit niet altijd tot een verandering van opvatting. Maar de meeslepende en verhelderende vertelwijze stimuleren mij ook als jurist om voor het vinden van argumenten vanuit een bredere context te denken en aannames altijd ter discussie te stellen.