Interview met Madelon Wind, onderzoeker

Madelon Wind
Madelon Wind

Mijn naam is Madelon Wind. Ik werk als buitenpromovendus bij het Department Economie van de Universiteit Utrecht en de Universiteit Twente. Daarnaast werk ik als onderzoeker/adviseur bij het PPRC (Public Procurement Research Centre). Aan de Universiteit Utrecht ben ik ook verbonden aan het Utrecht University Centre for Public Procurement (UUCePP). 

Mijn Masterstudie Finance leerde mij dat ik een mensen-mens ben, waardoor ik verder begon te kijken dan mijn voorliefde voor getallen. De meer relationele, zorg gefocuste, kanten interesseren mij enorm. Met mijn (promotie)werk richt ik mij op deze onderwerpen. Dat ligt dus echt in het verlengde van mijn interesses en ik ben dan ook erg begaan hiermee. 

Buiten werk om ben ik altijd bezig. Mijn paard heeft hierin een grote rol. Van de interactie met een dier, het buiten zijn, en het sporten geniet ik enorm. Ook haal ik veel plezier uit afspreken met vrienden, of het verdiepen in een (wetenschappelijk) onderwerp. In dat laatste kan ik nog wel eens helemaal opgaan. Ik zeg wel eens grappend: als ik 50 ben, doe ik mee aan 1 tegen 100 of een dergelijke show. Tegen die tijd zit mijn hoofd overvol met gekke weetjes.  

Waar werk je aan, en waarom? 

In mijn proefschrift richt ik mij op hoe gemeenten relaties met zorgaanbieders kunnen opbouwen en onderhouden. Dit door middel van de inkoop van jeugdhulp. Bij de inkoop stellen gemeenten de kaders voor efficiënte en effectieve zorgverlening, bijvoorbeeld door contractuele eisen vast te stellen. Maar naast dit contractuele element vind ik de input van en relatie met de zorgaanbieder misschien nog wel belangrijker. Een slechte relatie kan het behalen van doelen in de weg staan. En het opbouwen van een relatie met bijvoorbeeld een nieuwe aanbieder kan al beginnen met de eerste marktconsultatie voorafgaand aan een inkooptraject. 

Door verschillende adviestrajecten kwam ik erachter dat gemeenten graag doelen, zoals cliënttevredenheid of resultaatsturing, willen behalen. Het is alleen nog wel eens de beleving bij gemeenten dat (sommige) zorgaanbieders het behalen van doelen in de weg staan. Ik vond dit opvallend, met name toen ik erachter kwam dat zorgaanbieders mij precies hetzelfde verhaal vertelden én met vaak dezelfde doelen. Maar nu was ‘het probleem’ de gemeente. Daar moest ik iets mee, vond ik. En vanuit mijn interesses zag ik mij hier langere tijd mee bezig.  

Ik ging op zoek naar passende literatuur en vond veel uit de private sector. Gek genoeg is er weinig bekend over dit onderwerp over de publieke zorgsector. Dit maakt mijn onderzoek een grote uitdaging, maar ook juist dat vergroot mijn interesse. Ik denk dat mijn onderzoek echt kan bijdragen aan het jeugdhulpsysteem en hoe gemeenten samen met zorgaanbieders werken en er plezier uithalen. Dat is de beste motivatie die je als onderzoeker kunt hebben. 

Olifant op de steppe
Een visuele herinnering aan mijn geweldige tijd als vrijwilliger in Afrika. Na mijn Master werkte ik mee aan dataverzameling voor PhD-onderzoek naar wildlife conservation. Nu ben ik zelf aan zet als PhD’er!

Een andere uitdaging is, als ik mijn onderzoek vertaal voor de praktijk, dat men snel denkt dat ik een pleidooi houd om ‘alles samen te doen’. Dit is zeker niet het geval. Gemeenten én zorgaanbieders hebben tijd en capaciteit maar één keer te vergeven, en uitkomstloos samenwerken motiveert niet. Ik pleit daarom alleen voor samenwerking wanneer het echt wat oplevert. Dat kan voor gemeenten bijvoorbeeld betekenen dat met de ene zorgaanbieder intensief wordt samengewerkt en met de ander incidenteel. Het interdisciplinaire karakter van UUCePP maakt Utrecht hierbij de perfecte uitvalsbasis voor mijn onderzoek: met mijn (juridische) collega’s heb ik interessante discussies over doel- én rechtmatigheid. 

Waar kom je elke ochtend voor uit bed? En is dat anders wegens de COVID-19 crisis? 

Door de week kom ik mijn bed uit voor mijn werk, in het weekend voor mijn paard. Vroeg opstaan vind ik niet erg, ik haal plezier uit productief zijn. Juist daarom ben ik zo blij met mijn activiteiten in het sociaal domein, als wetenschapper en adviseur. Voor mijn gevoel ben ik daar heel productief: met mijn werk draag ik bij aan het sociale systeem dat mensen met minder geluk in het leven ondersteunt. Daar sta ik graag voor op! COVID-19 maakt dat niet anders, juist nu is het belangrijk om je samen sterk te maken.  

Is er toch iets dat jij in deze veranderende omstandigheden waardeert? 

Ja, zeker! Ondanks dat ik de vervelende kanten zeker snap die mensen ervaren. De saamhorigheid, flexibiliteit en weerbaarheid waardeer ik enorm. Bij sommigen lijkt dit nu helaas weg, maar de meerderheid staat er gelukkig nog zo in.  

Na de crisis moeten we terug naar ons oude leven of juist niet?

Dit is een lastige. Van beide een beetje, vind ik. Veel was in het oude leven erg fijn: de vrijheid en de sociale contacten die mensen mentaal goed doet en veel plezier brengt. Aan de andere kant hoop ik dat we ook leren van deze ‘crisis’. Door stil te worden gezet, ga je juist eens nadenken. In enkele decennia is enorm veel veranderd en veel is ‘normaal’. De lat voor jeugdigen om te presteren ligt hoog. Meer dan ooit hebben minderjarigen jeugdzorg nodig om gelukkig te kunnen leven, is de perceptie. COVID-19 onderstreept voor mij ook de klimaatproblemen: het gemak waarop het virus zich verspreidde, onderstreept de invloed van de mens op de wereld. COVID-19 dwingt ons daar kritisch naar te kijken en meer te genieten van wat we hebben en kunnen, dichtbij huis. UUCePP heeft daarin, als onderzoekscentrum, een belangrijke rol: onderzoek naar maatschappelijk verantwoord inkopen, innovatieve methoden van inkopen en professionalisering van de inkoop van sociale diensten zijn denk ik belangrijke katalysatoren op weg naar het ‘nieuwe, oude normaal’. 

Welke docent ben je niet vergeten gedurende je hele studie curriculum en waarom?

Wat een leuke vraag! Ik moet meteen aan mijn economiedocent op de middelbare school denken: Jos Holtslag. Het lukte hem niet alleen om een stelletje pubers economische modellen en andere economische basisbeginselen bij te brengen, maar ons er ook voor te enthousiasmeren. Nog vaak denk ik aan hoe hij doceerde. Ik herinner zijn lessen goed, óók de inhoud. Met prachtige voorbeelden maakte hij economie, toen een ver van ons bedshow, tastbaar. Ik vind dat heel knap. Je bent dan niet alleen een docent met passie voor je beroep, maar ook een goede leider. Wanneer ik doceer, denk ik altijd ‘hoe zou meneer Holtslag het aanpakken?’. Zijn invloed reikt dus nog verder dan het doceren van economie. 

Noem het boek / denker dat het meest indruk op je heeft gemaakt, je heeft gevormd, je nog 100 keer zou willen lezen en waarom?

Recent las ik ‘The Murderer’s Daughters’ van Randy Susan Meyers. Meyers was jeugdzorgmedewerker voordat ze schrijver werd en schreef het boek vanuit haar ervaringen. Dit lees je terug in het verhaal, dat enorm raakt. Het boek gaat over twee jonge zusjes die, na een gezinsdrama, wees zijn geworden en in het jeugdzorgcircuit terecht komen. De schrijfster vertelt het verhaal vanuit het perspectief van de opgroeiende kinderen. De pijn en het verdriet, maar ook de veerkracht, verwoordt zij bijzonder goed. Bijna kun je ervaren hoe het is om zo op te groeien. Het boek zet je daarmee echt aan het denken.