Depressie en probleemgedrag bij jongeren: dit stofje maakt het verschil

De mineralocorticoid receptor en de sociale ontwikkeling van adolescenten

Iedereen heeft het: de mineralocorticoid receptor (ook wel MR genoemd). De meeste mensen hebben er waarschijnlijk nog nooit van gehoord. Toch kan dit stofje het verschil maken tussen wel of geen depressie of probleemgedrag. De Utrechtse onderzoekster Hinke Endedijk onderzoekt de invloed van MR op de sociale ontwikkeling van adolescenten.  

Endedijk is zeker niet de eerste die onderzoek doet naar MR. Er is dan ook al het een ander over bekend. Zo weten we dat deze receptor een belangrijke rol speelt bij gevolgen van stress; het heeft een beschermende functie. Als iemand te maken heeft gehad met heftige stress en diegene heeft een goedwerkend MR, dan is de kans op een depressie kleiner. Het onderzoek van Endedijk gaat nog een stapje verder. Het onderzoeksteam van de UU en het UMCU wil weten welke invloed het MR heeft op de ontwikkeling van sociaal gedrag van adolescenten.

Foto: Ed van Rijswijk

Wanneer iemand veel stress heeft ervaren in de vroege kinderjaren dan heeft dat gevolgen op hoe je op latere leeftijd op stress reageert. Bijvoorbeeld door heftiger op stress te reageren: hogere hartslag, meer zweten, een langzamer herstel van de stress. Of juist een afgevlakte reactie op stress. En het kan invloed hebben op ontwikkeling van de hersenen; op de prefrontale cortex, voorin je hoofd. Die is nog volop in ontwikkeling bij adolescenten en belangrijk voor de hogere cognitieve functies zoals plannen, geheugen, aandacht en sociaal gedrag zoals het remmen van je gedrag. Endedijk: "Als vroege stress dus ook invloed heeft op ontwikkeling van die prefrontale cortex, is via die weg ook plausibel dat adolescenten die vroeger veel stress hebben ervaren minder sociaal zijn. We verwachten dus dat het ook consequenties heeft voor het sociale gedrag, maar dat is een hypothese. Gaat het ook echt zo?"

Stress door ouders

Endedijk werkt met een grote bestaande dataset uit het Radar onderzoek van de Universiteit Utrecht en de Vrije Universiteit Amsterdam. Via Radar worden adolescenten al 14 jaar lang gevolgd in hun ontwikkeling. Jaarlijks vullen zij vragenlijsten in, bijvoorbeeld over depressie, angst en sociaal gedrag. En bij een groot deel van de adolescenten is genetische data verzameld via speeksel. In dit genetische materiaal is gekeken naar welke uitingsvorm van MR zij hebben; goed werkend of niet. Uit die vragenlijsten kan Endedijk achterhalen in hoeverre deze adolescenten stress hebben ervaren tijdens de adolescentie en hoe de ontwikkeling van het sociale gedrag van deze jongeren verloopt.

Foto: Ed van Rijswijk

Endedijk: "Om stress van jongeren tijdens hun adolescentie te meten hebben we gekeken naar psychologische controle door de ouders." Ouders die veel psychologische controle laten zien onderbreken hun kind bijvoorbeeld steeds, proberen gevoelens en gedachten te veranderen, geven het kind de schuld van problemen van andere leden in het gezin of halen er steeds oude fouten bij. "Wanneer adolescenten dit in extreme mate ervaren kan dat voor hen erg stressvol zijn. Die psychologische controle is dus een maat waarmee we de ervaren stress meten."

"Van de jongeren die stress ervaren kijken we naar hoe het MR werkt en we kijken naar sociaal gedrag. Dus heeft deze persoon een hoog of laagwerkend MR? En laat deze persoon probleemgedrag zien, zoals je niet empathisch gedragen, geen perspectief kunnen nemen, of anderen niet helpen. Het zijn hele normale dingen die we in het dagelijkse leven in meer of mindere doen, en die ons meer of minder succesvol maken in de omgang met anderen of in het maken en houden van vrienden."

Bij adolescenten met een goed werkend MR zien we, ondanks de hoge psychologische controle door ouders, minder probleemgedrag.

Minder probleemgedrag

Endedijk ontdekte dat MR inderdaad beschermend werkt voor sociaal gedrag bij adolescenten die hoge mate van psychologische controle door hun ouders ervaren; ouders die hen op huid zitten. "Bij adolescenten met een goed werkend MR zien we ondanks de hoge psychologische controle door ouders minder probleemgedrag." Ook vermoed Endedijk dat MR bij vrouwen meer beschermend werkt dan bij mannen. Omdat vrouwelijke hormonen oestrogeen en progesteron interacteren met het MR. Uit eerder onderzoek is bekend dat MR vooral bij vrouwen beschermend werkt, als het gaat om de kans op depressie of angsten. Voor psychologische controle was dit verschil tussen jongens en meisjes en vrouwen in effect op het sociale gedrag niet significant.

Kernelementen van Cognitieve Gedragstherapie in de preventie van depressie in adolescenten

De rol van geslacht wordt momenteel verder onderzocht. Door psychologische controle te meten weten de onderzoekers of deze jongeren stress ervaren tijdens hun adolescentie. Maar deze jongeren hoeven niet perse stress te hebben ervaren in hun vroege kindertijd. Theorieën zeggen dat vooral stress in de vroege kindertijd van belang is voor het later functioneren. "Als we traumatische stress in de kindertijd bekijken, hebben we mogelijk een sterkere maat om dit verschil in geslacht aan te tonen", aldus Endedijk. Aan het Radar onderzoek zijn extra vragenlijsten toegevoegd waarin met terugwerkende kracht gevraagd wordt naar traumatische gebeurtenissen in de vroege kinderjaren. Het gaat dan om heftige trauma’s zoals lichamelijke en/of seksuele mishandeling. "De resultaten van deze data zijn net pas binnen en worden de komende tijd geanalyseerd."

 

Meer zekerheid

Endedijk werkt in een multidisciplinair team, verschillende vakgebieden werken samen aan dezelfde onderzoeksvraag. Endedijk werkt onder andere samen met Angela Sarabdjitsingh van Brain Center Rudolf Magnus. Endedijk: "We onderzoeken dezelfde onderzoeksvragen, alleen zij doet dat bij ratten en ik bij adolescenten. Maar we kijken wel naar hetzelfde proces en meten vergelijkbare variabelen/concepten." Toch is sociaal gedrag bij ratten anders dan bij mensen.  "Dat maakt het ook wel moeilijk om beide onderzoeken samen te voegen in een publicatie. In de praktijk betekent dat dat we ons onderzoek los van elkaar uitvoeren. Maar de data, uitkomsten en conclusies bespreken en vergelijken we met elkaar en inzichten uit de ene discipline zijn wel van belang voor de andere discipline."

"Onderzoek bij mensen kent nogal wat beperkingen. Zo kan je alleen terugkijken in het leven van een persoon door de persoon ernaar te vragen. We werken met ervaringen van mensen en we weten bijvoorbeeld niet precies wanneer een trauma plaats vond en hoe heftig deze daadwerkelijk is geweest." Het rattenonderzoek van Angela biedt daarin een goede aanvulling, omdat je bij rattenonderzoek meer controle hebt over externe factoren. Alle ratten worden aan precies dezelfde omstandigheden blootgesteld, zoals de hoeveelheid stress. Ratten die stress hebben ervaren als ze klein zijn krijgen vervolgens sociale taken aangeboden tijdens de puberleeftijd. De effecten zijn zichtbaarder in zo’n gecontroleerde omgeving.

De beperkingen van mijn humane studie kunnen we oplossen met het rattenonderzoek.

Humaan onderzoek wordt vaker gecombineerd met rattenonderzoek omdat een rattenbrein lijkt op het mensenbrein. Endedijk: "We kunnen in beperkte mate de rattenresultaten vertalen naar mensen. De beperkingen van mijn humane studie kunnen we oplossen met het rattenonderzoek. Je kan daarmee met meer zekerheid zeggen hoe iets werkt bij mensen. Het rattenonderzoek geeft ons meer inzicht in het onderliggende mechanisme: hoe het precies werkt."

"Ik heb altijd al met meerdere vakgebieden samen gewerkt. Maar nooit met zo’n ander vakgebied als dat van Angela. Ik ben het dus gewend dat ik met mensen samenwerk waarvan ik het moeilijk vind om te snappen wat ze precies doen. Daar moet ik me dan echt in inlezen. Het is wel heel waardevol. Je gaat vanuit een ander perspectief naar onderzoek kijken. Het helpt, als is het maar om niet te nauw gefocust te zijn en het in een bredere context te plaatsen."

Foto: Steven Snoep

Meer inzicht in de ontwikkeling

Ook op de vraag waarom dit onderzoek belangrijk is antwoord Endedijk: "Hiermee krijgen we meer inzicht krijgen in het ontstaan van psychische ziektes zoals depressie en angststoornissen. Juist door langlopend onderzoek kunnen we zien of mensen die vroege stress ervaren aan het begin van de adolescentie angstiger of minder sociaal zijn. En of dat versterkt wordt in de loop van de adolescentie. Daarmee kan je echt iets zeggen over die ontwikkelingstrajecten van jongeren zodat je op tijd kan ingrijpen om erger te voorkomen."

Hinke Endedijk werkt in dit project samen met Prof. dr. Susan Branje en hoofdonderzoeker Dr. Angela Sarabdjitsingh.

Onderzoeksthema Jeugd

Wil je maatschappelijke problemen aanpakken, dan kun je het beste beginnen bij kinderen. Het Utrechtse onderzoeksthema Dynamics of Youth investeert in een veerkrachtige jeugd. Wetenschappers uit alle vakgebieden werken samen om kinderontwikkeling beter te leren begrijpen. Hoe ontwikkelen kinderen en jongeren zich in onze snel veranderende samenleving?

Ook interessant