Zeventiende-eeuws taalonderwijs daagde jongeren uit om te experimenteren met taal

De schoolmeester, Jan Adriaensz. van Staveren (kopie naar), 1650-1750 © Rijksmuseum
De schoolmeester, Jan Adriaensz. van Staveren (kopie naar), 1650-1750 © Rijksmuseum

Terwijl er in onze tijd zorgen leven over de lees- en schrijfvaardigheid van Nederlandse jongeren, was Nederland in de zeventiende eeuw het meest geletterde land van Europa. Hoe zag het taalonderwijs voor jongeren er toen uit? In een artikel voor het tijdschrift Early Modern Low Countries laat prof. dr. Els Stronks, hoogleraar Vroegmoderne Nederlandse letterkunde, zien dat de didactici van toen de jongeren vooral lieten experimenteren met hun eigen gebruik van het Nederlands.

Stronks onderzocht tientallen woordenboeken en studieboeken over grammatica, uitspraak en woordstructuren, gepubliceerd voor jongeren tussen 1546 en 1750. Ze constateert dat die boeken veel méér deden dan taalregeltjes voorschrijven en de betekenis van bestaande woorden overdragen: ze daagden jongeren ook uit om hun eigen taalgebruik te observeren als een studieobject, en zo nieuwe kennis over taal te ontwikkelen.

Klanken voelen

Veel lesboeken moedigden leerlingen bijvoorbeeld aan om te vergelijken met wat ze al kenden uit hun eigen taalgebruik, en dit taalgebruik dus te observeren. Om meer te leren over zinsstructuren kon je bijvoorbeeld vergelijkingen maken tussen dezelfde zin in verschillende talen, en om te begrijpen hoe je een vreemd woord moest uitspreken kon je de klank vergelijken met die van een bekend woord. In een van de eerste boeken over uitspraak, Petrus Montanus’ Bericht van een niewe konst, genaemt de spreeckonst uit 1635, krijgt de leerling zelfs het advies om met de vinger in de mond te voelen hoe de klanken worden gevormd. Woordenboeken nodigden de lezer bovendien uit om na te denken over hoe taal steeds vernieuwt, doordat ze niet alleen al bekende maar ook nieuwe woorden presenteerden. Steeds weer speelde dus bij het leren van het Nederlands een belangrijke rol dat jongeren zelf de kracht van taal ervoeren, aldus Stronks: “Voel welke klanken je maakt, denk erover na hoe je die opschrijft, denk na over de betekenis die woorden voor je hebben. Er waren normen waar deze boeken de jongeren bewust van maakten, maar ze wezen ook op de ruimte die taal biedt voor eigen expressie en zelfgekozen vorm.”

Titelpagina van Petrus Montanus, 'Bericht van een niewe konst, genaemt de spreeckonst', Delft 1635, collectie Universiteitsbibliotheek Utrecht
Titelpagina van Petrus Montanus, 'Bericht van een niewe konst, genaemt de spreeckonst', Delft 1635, collectie Universiteitsbibliotheek Utrecht

Schrijven in je boek

Ter bevordering van het experimenteren met hun eigen taal werd de jongeren ook aangeraden om in hun schoolboeken aantekeningen te maken. De vormgeving van sommige boeken werd daar ook speciaal op toegerust, met na ieder gedrukt blad een leeg blad voor aantekeningen. Daar konden de leerlingen bijvoorbeeld interessante woorden noteren die ze in andere boeken tegenkwamen. In sommige bewaard gebleven exemplaren is dat ook inderdaad gebeurd.

Zeventiende-eeuwse taalboeken wezen jongeren op de ruimte die taal biedt voor eigen expressie en zelfgekozen vorm.

Prof. dr. Els Stronks

Taal als deur naar kennis

Een onderzoekende houding werd niet alleen gestimuleerd om de taal te leren: de lesboeken presenteerden taalkennis ook nadrukkelijk als een middel om de deur naar andere kennisgebieden te openen. Omdat in de zeventiende eeuw zo veel kinderen taalonderwijs kregen, vermoedt Stronks dat de methoden die daar gebruikt werden ook van invloed waren op het ontstaan van een meer experimentele houding in andere vakgebieden. Tot nu toe hebben onderzoekers vaak verondersteld dat jeugdliteratuur en schoolboeken pas in de achttiende eeuw – ten tijde van de Verlichting – begonnen om observatie, experiment en nieuwsgierigheid onder jongeren te stimuleren. Het onderzoek van Stronks laat zien dat die houding al veel eerder, in de zestiende eeuw, werd aangemoedigd.

Dynamics of Youth

Prof. dr. Els Stonks. Foto: Jos Uljee, KB
Prof. dr. Els Stronks

Als hoogleraar Vroegmoderne Nederlandse Letterkunde kijkt Stronks niet alleen naar taalonderwijs in het verleden, ze is ook initiatiefnemer van meerdere projecten die het taalonderwijs van nu aansprekender willen maken en die jongeren zelf laten ervaren hoe krachtig en mooi taal kan zijn. Ook nu nog is experimenteren met, en nadenken over, je eigen taalgebruik dus een belangrijke manier om taalkennis te vergroten. Dat gebeurt bijvoorbeeld in de Schrijfakademie en in de masterclasses van Taalbaas. Stronks levert met deze historische én hedendaagse expertise een belangrijke bijdrage aan Dynamics of Youth, het UU-brede onderzoeksthema over de opgroeiende jeugd. In een interview over dit onderzoeksthema legt ze uit waarom historisch besef onmisbaar is in jeugdonderzoek: “Hoe onze jeugd zich ontwikkelt kun je niet los zien van de Nederlandse cultuur, taal, en het historische denken over opvoeding en onderwijs in Nederland.”