'Bellum Catilinae' van Sallustius

Sallustius in Utrecht: een traditie die vijftien eeuwen omspant

Het nette en sobere manuscript, Utrecht, Universiteitsbibliotheek, Hs. 1662, bevat kopieën uit de Renaissance van Bellum Catilinae en Bellum Jugurthinum door Sallustius, twee van de belangrijke historiografische werken uit de laat republikeinse periode van Rome. Hoogst waarschijnlijk is dit handschrift vervaardigd in Italië in de tweede helft van de 15de eeuw. Dit betekent dat de werken van Sallustius na 1500 jaar nog steeds werden gekopieerd en gelezen, gedeeltelijk omdat Sallustius een belangrijke factor bleef in het politieke discours, zelfs tot aan de moderne periode.

Vijanden van Rome

De Catilina en Bellum Jugurthinum zijn de enige nog bestaande complete werken van Sallustius, waarschijnlijk geschreven tussen 44 en 40 v. Chr. Sallustius staat niet alleen bekend als schrijver en historicus, maar ook als een trouwe aanhanger van Julius Caesar. Sallustius steunde hem eerst als generaal in de Grote Romeinse Burgeroorlog (49-45 v. Chr.) en daarna kort als proconsul. In 44 v. Chr. werd hij gedwongen zich terug te trekken uit het openbare leven, waarna hij de rest van zijn leven besteedde aan de Catilina, die het verhaal vertelt van de mislukte staatsgreep van Lucius Sergius Catalina, aan de loopbaan van Jugurtha, de Numidische koning tegen wie Rome ten strijde trok, en aan de zogenaamde ‘Historiae’ waarvan alleen fragmenten bewaard zijn gebleven. Zijn werken zijn sterk moraliserend van toon, en vormen een unieke bron voor onderzoek naar de economische, sociale en politieke veranderingen in Rome van 113 tot 63 v. Chr. (Mellor 1999, 30-47).

Wetenschappelijke belangstelling

De vraag is hoe we de aanwezigheid van het handschrift in Nederland kunnen verklaren. In het algemeen lijkt het antwoord gezocht te moeten worden in de aantrekkingskracht van de werken tijdens de middeleeuwen. Catilina en Jugartha kunnen zeker gerekend worden tot de populairste geschiedkundige werken van de latere middeleeuwen en de vroegmoderne periode, niet alleen in Italië, maar ook in Duitsland, Frankrijk, Engeland en de Lage Landen. Dit kwam door de overvloed aan informatie in de teksten; naast het feit dat ze een bron vormden voor taalkundige, historische en algemeen-filosofische kennis, oefenden ze vanaf de 13de eeuw ook een bepaalde invloed uit op de totstandkoming van het concept van republikeinse vrijheid in Europese steden en gemeenschappen. Dit is ook goed terug te zien in het Toscane gedurende de Renaissance, waar de figuur van Catilina een complex icoon werd van verdorvenheid en landverraad, maar ook van ridderlijkheid. Vaak werd hij ten tonele gevoerd in argumentatieve teksten over politieke aangelegenheden (Osmond 1995).

Sallustius in de Lage Landen

Gevelsteen van Janskerkhof 30, het voormalige hoofdkwartier van de Utrechtse schutterij, aan de westzijde van de Janskerk

Er bestaat vooralsnog geen onderzoek naar de populariteit van de teksten in de Lage Landen, maar er zijn tekenen dat de werken hier net zo in trek waren. We hebben een aantal exemplaren kunnen vinden die teruggaan tot zelfs de Karolingische periode (ruwweg tussen 780 en 900), hoewel een scherpe stijging van het aantal handschriften plaatsvindt tussen de 11de en de 12de eeuw (Turner 2014). Met betrekking tot de vroegmoderne periode, bijna dezelfde tijd van ons handschrift, vinden we een soortgelijk politiek gebruik van Sallustius’ historiografie als in Italië. Een voorbeeld hiervan zijn de geschriften van de Vlaamse humanist Justus Lipsius (1547-1606), die Sallustius gebruikte om ‘de voordelen van de monarchie en de noodzakelijkheid van de openbare orde’  aan te tonen in zijn Politicorum sive Civilis doctrinae libri sex (Osmond 1995, 124-125).

In het benadrukken van het belang van een verenigd front tegen Spanje tijdens de Nederlandse opstand, zagen de politieke propagandisten van de nieuwe Republiek ook het nut van Sallustius in. Een aansprekend voorbeeld kan gevonden worden in het stadscentrum van Utrecht, op Janskerkhof 30. Aan de gevel van dit gebouw, dat destijds onderdak bood aan de plaatselijke schutterij, vindt men een steen uit 1660 met de woorden Concordia res parvae crescunt in 1660 (Esser 2007, 229).  De betekenis van dit motto ‘Door eendracht worden kleine dingen groot’ is direct ontleend aan Bellum Jughurthinum van Sallustius en werd later tot het alomtegenwoordige motto ‘Eendracht maakt macht.’ Daarom is het niet verwonderlijk dat ons Italiaanse exemplaar zijn plek vond in Utrecht, gezien de populariteit bij het publiek en het gebruik dat klaarblijkelijk werd gemaakt van de Catilina en Yugurtha (vgl. Culhane 2008 voor het Verenigd Koninkrijk).

Mysterieuze reizen: overlevering en herkomst

Ons handschrift is in de Universiteitsbibliotheek Utrecht terecht gekomen via de collectie van dr. Jacobus Anne Grothe. Hij werd geboren in Utrecht op 4 september 1815 en is daar het grootste gedeelte van zijn leven blijven wonen. Hij stierf in 1899. Het is daarom goed voor te stellen dat hij Sallustius’ beroemde motto op Janskerkhof 30 gelezen moet hebben. Zijn ouders moeten behoorlijk rijk zijn geweest, want hoewel hij doctor werd in de letteren en de filosofie, vervulde hij geen functie en stond hij bekend om zijn filantropie en vrijwilligerswerk. Hij was secretaris voor het Historisch Genootschap in Utrecht van 1858 tot 1893 en had grote belangstelling voor de geschiedenis van het Nederlandse missiewerk. Over dit onderwerp schreef hij het zesdelige werk Archief voor de geschiedenis der Oude Hollandsche zending ( Utrecht, 1884-1891).

Grothe was een groot verzamelaar van boeken en handschriften, gezien de ongeveer 25 handschriften die hij aan de universiteitsbibliotheek schonk. Deze indruk wordt bevestigd door de beschrijving door J.J.P. Valeton van Grothes studeerkamer die hij gaf in zijn in memoriam van Grothe in 1899. Hij herinnerde zich: ‘(…) die hooge ruime kamer (…), met die kolossale boekenkasten, gevuld met een buitengewoon rijken boekenschat, voornamelijk op het gebied van historie en zending.’ (Valeton 1900, 173-174). We kunnen alleen maar veronderstellen dat ons handschrift ergens in die enorme boekenkasten heeft gestaan.

Het is nog steeds niet duidelijk hoe het handschrift in Grothes bibliotheek terecht kwam, maar er zijn sporen van vorige eigenaren. Twee papieren schutbladen werden aan de voor- en achterkant toegevoegd met het watermerk van P. Schut met een Franse lelie. Dit watermerk wordt genoemd in een lijst van Gelderse watermerken uit 1815, en wordt toegekend aan P. Schut Mz. in Oosterbeek, bij Arnhem (Voorn 1985, 181 no. 59). De papiermaker in kwestie is Paul (Pauwel) Schut (zoon van Maarten Schut), die in 1792 de papiermolen kocht in de Veentjes in Heelsum, ten westen van Oosterbeek. Waarschijnlijk stierf hij rond 1825 waarna zijn zonen de zaak overnamen (Voorn 1985, 263-264). We mogen hieruit opmaken dat het papier gemaakt was in het eerste kwart van de 19de eeuw, dus voor Grothe het handschrift gekocht heeft, en dat het in die tijd opnieuw ingebonden is, met geplakte kartonnen platten overtrokken met gemarmerd papier, en op de kalfsleren rug met vergulde letters op een rood vlak ‘MANUSCHRIPT VAN SALUSTIUS’.

Vergelijking met Cortius

Een aantekening in Latijn is op het tweede schutblad aan het begin geplakt (fol. ii-r). Jammer genoeg heeft de schrijver ervan ons geen datum gegeven en zijn naam blijft onbekend aangezien zijn handtekening niet te ontcijferen valt (Di…?). We kunnen wel concluderen dat de auteur de tekst uitgebreid bestudeerd heeft. Hij zegt dat Gottlieb Kortte dit manuscript niet gebruikt heeft in zijn uitgave over Sallustius van 1737 (Cortius 1737; zijn eerste uitgave werd gepubliceerd in 1724), aangezien hij het niet had kunnen vinden. In de notitie wordt niets gezegd over de uitgave van Haverkamp uit 1742.

Vervolgens vertelt de anonieme auteur ons dat hij de tekst van het handschrift heeft vergeleken met de diverse lezingen in Korttes uitgave en heeft geconcludeerd dat het overeenkomt met de tekst van de handschriften die Kortte veelvuldig citeert. Helaas kan de auteur van de notitie niet precies zeggen welke handschriften overeenkomen met het onze. Toch kunnen we de conclusie trekken, gebaseerd op deze anonieme aantekening, dat ons handschrift nauwelijks een rol speelde in de totstandkoming van een uitgave van Sallustius’ tekst. Sterker nog, in de recente wetenschappelijke uitgave van Sallustius’ werken door Leighton Reynold (1991), wordt ons Utrechtse handschrift niet geraadpleegd. Maar dat wil natuurlijk nog niet zeggen dat een verder onderzoek niet de moeite waard is.

 

De schijn ophouden

Op het eerste gezicht lijkt het handschrift met zorg gemaakt te zijn. De brede marges spreken van esthetiek en status. De initiaal O is kunstig versierd met om elkaar gedraaide witte wijnranken en de letters in rood, blauw en zachtpaars suggereren ook dat we hier van doen hebben met een kwalitatief hoogstaand handschrift. De kapitalen L en V (U) op fol. 4r en 5r (hoofdstukken 5 en 6) zijn met dit idee in overeenstemming, en de tekst is geschreven in een elegant, Italiaans humanistisch schrift, duidelijk een imitatie van een Karolingische minuskel. Van der Horst (1989, 48) plaatst het handschrift in de tweede helft van de vijftiende eeuw en in Napels met een vraagteken.

Maar na fol. 5r zijn er geen ingekleurde kapitalen meer te vinden. De Bellum Jugurthinum begint op fol. 52r en hier wordt een open plek alleen opgevuld met een kleine kapitaal F in donkere inkt, en hetzelfde zien we op fol. 55r met de kapitaal B. Met andere woorden, het handschrift is nooit echt afgemaakt. Er zijn ook vele correcties op de tekst die tijdens het schrijven zijn gemaakt, ofwel door expungeren (punten onder overbodige woorden plaatsen ten teken dat ze genegeerd moesten worden), of door woorden door te strepen of juist in te voegen waarbij een soort %-teken werd gebruikt (bijv. fol. 2r21, 3r18, 11v8, 17r4, 30v15, 50r9-10 en 15, 71r11, 72r8, 73r22, 92v21, 112r5 en 13). Het is niet duidelijk of de kopiisten slordig te werk gingen of dat hun exemplaar gecorrigeerd werd op basis van een beter exemplaar.

Hoewel het handschrift een uniforme aanblik biedt, lijken er zo veel als vier kopiisten te zijn, te oordelen naar de veranderingen op fol. 18r/v, 125r6 en 130v9. De inkt (kleur) en de pennen die ze gebruikten lijken met grote regelmaat te zijn gewisseld. In de onderste marge op iedere achtste folio gebruiken de kopiisten een verticale custode, niet ongebruikelijk in humanistische handschriften, omringd door puntjes en streepjes om de volgorde van de katernen aan te duiden (fol. 8v ‘ra’, 16v ‘omnes’, etc.). Ieder katern heeft ook een merkteken in de rechter benedenhoek, bijv. fol. 71 (a10), 72 (b10), 73 (c10), etc. in het tiende katern. De liniëring is gedeeltelijk blind en gedeeltelijk in inkt, soms vaag, soms duidelijk zichtbaar of zelfs met dikke strepen. De meeste prikgaatjes zijn door de binder afgesneden. De kwaliteit van het perkament schommelt tussen goed en redelijk.

Dus, hoewel het manuscript in het begin met zorg en deskundigheid lijkt te zijn uitgevoerd, blijkt het uiteindelijk nogal wisselend van kwaliteit. De reden hiervoor is niet duidelijk, en handschriften zoals deze zijn niet onderzocht op deze aspecten.

Sporen van lezers

In ons manuscript ontbreken aantekeningen in de vorm van glossen of commentaren. Annotaties worden in overvloed aangetroffen in middeleeuwse handschriften die ter lering dienden, met passages in de kantlijnen of tussen de regels (zie bijv. Bern, Burgerbibliothek, Cod. 165, f. 54r). Op die manier kon een tekst beter geanalyseerd en verwerkt worden. De kopiist zelf kon de commentaren toevoegen of de latere gebruiker deed dat. Glossen werden echter het vaakst gebruikt om het Latijn te corrigeren (Teeuwen 2015, 42). Deze soorten aantekeningen mogen verwacht worden in deze tekst met twee van Sallustius’ meest invloedrijke werken, gezien het onderwerp en de invloed die hij had op het grammaticaonderwijs. Maar in ons manuscript is dit niet helemaal het geval. Latere lezers hebben een aantal sporen nagelaten. Aan het begin van het handschrift vinden we veel onderstrepingen in inkt, op fol. 1v14-16, 2r16-18, 5r15-17, 6r4-6 en 19-20, etc., de laatste op 14v20-22. Strepen met potlood in de kantlijnen zien we echter bijna alleen maar in de Bellum Jugurthinum vanaf 52r. Wanneer deze zijn toegevoegd is niet duidelijk. Alleen een paar duidelijke  correcties in een vroegmodern handschrift zijn te vinden op fol. 1r (transeant = transigant), 2v (iis = is) and 3r (reprehenderis = reprehendis).

In andere gevallen is het niet helemaal duidelijk wanneer de correcties zijn aangebracht, zoals syla = sylla op 8r16 en uentos = uentus op 8r18. Ongecorrigeerde versies komen doorgaans ook voor in andere handschriften van Sallustius. Tot welke handschrifttraditie ons handschrift behoort, moet nog vastgesteld worden, maar we kunnen wel alvast één aanwijzing noemen: de opmerkelijke titel: Crispi Salusti nobilitate veritatis historici clarissimi de Coniuratione et Bello Catilinae (‘Over de samenzwering en oorlog van Catilina door Crispus Salustius, een hoogst geleerde historicus beroemd om zijn waarheidsliefde’). Kerkvader Augustinus noemt Sallustius’ nobilitatae veritatis historicus (De civitate Dei, I.5), en zijn mening werd gedeeld door Petrarchus (Rerum memorandarum, I.17) (Von Albrecht 1997, I, 456). Deze bijzondere introductie  wordt ook gevonden in Brussel, Koninklijke Bibliotheek, II 7842, gekopieerd in Brugge in 1473 (zie Salvatore 1954, 38). Misschien levert dit een aanknopingspunt op waarmee we meer te weten komen over de connecties van ons handschrift.

Net zoals de teksten van Sallustius lijkt dit handschrift door opeenvolgende generaties te zijn gebruikt en bestudeerd. Misschien vanwege de inhoud die, zoals we gezien hebben, tot de moderne periode zijn relevantie behield. Later vergeleken wetenschappers het met gedrukte edities om te kijken of vergissingen en belangrijke variaties voorkwamen. En heden ten dage waarderen we het om zijn plaats in de Italiaanse humanistische boekproductie, om zijn initiaal in de vorm van witte wijnranken, andere codicologische en tekstuele aspecten en zelfs om zijn grillige uitvoering. Net zoals Sallustius zelf, heeft dit handschrift ons nog dingen te leren.

Auteurs

Ophelia Norris, Teun van Dijk, Eduard Visintini, July 2020; geredigeerd door Bart Jaski, maart 2021