Rabeea Ahmad ontvangt Hélène Phoa Gender Studies Scriptieprijs 2022

De genomineerden Hélène Phoa Gender Studies Scriptieprijs 2022, v.l.n.r. Sophia Pekowsky, Rabeea Ahmad en Muhammad Khurram. Foto: © Trude Oorschot
V.l.n.r. Sophia Pekowsky, Rabeea Ahmad en Muhammad Khurram

Voor de derde keer is de Hélène Phoa Gender Studies Research Thesis Prize uitgereikt. De winnaar is Rabeea Ahmad met haar scriptie ‘The Transparency/Opacity Conundrum: Locating Dutch Deportation Regimes at Schiphol Detention Center’. De prijs werd uitgereikt tijdens de diploma-uitreiking van de Research Master Gender Studies op 31 oktober 2022.

De jury heeft alle ingezonden scripties met veel plezier gelezen, omdat ze een spannende kijk bieden op wat Gender Studies voor een nieuwe generatie inhoudt. Hoewel de jury een verscheidenheid aan onderwerpen en benaderingen tegenkwam, hadden alle ingezonden werken één ding gemeen: alle auteurs zetten zich in voor kennisproductie die bijdraagt aan sociale rechtvaardigheid en inclusieve diversiteit.

De Hélène Phoa Gender Studies Scriptieprijs

De Hélène Phoa Scriptieprijs is opgezet door de familie van Hélène Phoa, die veel te jong overleed in 2019. Ze was afgestudeerd aan de Research Master Gender Studies van de Universiteit Utrecht.

De scriptieprijs ontstond als een manier voor Hélène’s familie om iets positiefs te doen met hun rouw en verdriet. Met de hulp van gulle familieleden en vrienden, en met de ondersteuning van het Gender Studies team, heeft de familie Phoa een speciaal fonds opgezet bij het U-Fonds. Op deze manier zal Hélène Phoa’s liefde voor Gender Studies en haar strijd voor diversiteit en inclusie voorgezet en herdacht worden.

De prijs is bedoeld om een afgestudeerde te ondersteunen bij de overgang van studie naar de volgende fase in het leven. De prijs bestaat uit duizend euro, waarvan de toekenning mede mogelijk wordt gemaakt door het fonds Vrienden van de Utrechtse Geesteswetenschappen.

De inzendingen besloegen een verbazingwekkend grote diversiteit van onderwerpen en benaderingen, en de kwaliteit was over het algemeen zeer hoog, wat nogmaals de rijkdom van het Gender Studies onderzoeksveld aantoont.

Pauline Phoa, een van Hélène’s zussen, zit ook dit jaar weer in de jury van de prijs, voor de derde keer: "Het was opnieuw een genoegen om in de jury te zitten. Ik heb ervan genoten om weer andere medewerkers van Gender Studies te ontmoeten, en ook om weer contact te hebben met de winnaar van vorig jaar, Sarah Trottier. De inzendingen besloegen een verbazingwekkend grote diversiteit van onderwerpen en benaderingen, en de kwaliteit was over het algemeen zeer hoog, wat nogmaals de rijkdom van het Gender Studies onderzoeksveld aantoont."

"Als academica werkzaam buiten Gender Studies maar met een grote belangstelling voor multidisciplinariteit was het inspirerend om deel te nemen aan de discussies tijdens het selectieproces. We - de Phoa familie - zijn heel blij dat het Gender Studies team het mogelijk heeft gemaakt om twee ‘runners-up’ te belonen, omdat het selecteren van slechts één winnaar eigenlijk geen recht doet aan alle andere prachtige scripties die zijn ingezonden."

Twee ingezonden scripties kregen een eervolle vermelding: Muhammad Khurram, 'Queerness, Illness: The Psychosomatic Materialities of Pakistanis' en Sophia Pekowsky, 'Postpartum as Portal: Reimagining Western Conceptions of the Human Through Linocut Printmaking Workshops on Postpartum and Motherhood'. De jury voor deze editie bestond uit prof. dr. Rosemarie Buikema (voorzitter), dr. Adnan Hossain, dr. Pauline Phoa, Sarah Trottier (voormalig prijswinnaar), Arja Firet en Jasmijn van Engelen.

Interview met Rabeea Ahmad

Rabeea Ahmad is de derde laureaat van de Hélène Phoa Gender Studies Research Scriptieprijs. Ze vertelde ons over haar winnende scriptie en wat het ontvangen van de prijs voor haar betekent.

Hoe voelt het om de Hélène Phoa Gender Studies Scriptieprijs te ontvangen?

Ik ben ongelooflijk vereerd, voel me bevoorrecht en zeer dankbaar dat ik deze prijs mag ontvangen. Ik wil de familie van Hélène Phoa bedanken voor het erkennen van het belang van genderstudies-onderzoek.

Het is een heel interessante overgangsperiode geweest na het indienen van mijn scriptie en het formeel afronden van de master. Het ontvangen van deze prijs op de dag dat ik mijn diploma krijg, voelt echt als een kroon op mijn onderzoek. De prijs biedt een soort geruststelling aan het eind van een intensief programma van twee jaar midden in een pandemie, zo ver van huis.

Ik heb het gevoel dat dit een blijk van erkenning is naar mijn moeder Sadia en wijlen mijn vader Ghufran, en aan de ervaring die bruine migranten zoals zij en zoveel anderen voor hen, zo vaak hebben gehad.

Wat was het onderwerp van je scriptie?

In mijn scriptie onderzoek ik de luchthaven Schiphol en het centrum voor vreemdelingendetentie als voorbeelden van een van de meest verraderlijke manieren waarop macht werkt namelijk door zich te verbergen in het volle zicht. Systemen die wereldwijde cycli van onderdrukking reproduceren presenteren zich zelden als zodanig aan het publiek. Luchthavens worden beschouwd als overgangsgebieden, lege, tijdelijke ruimtes zonder betekenis. Dit verhult de werking van macht en uitsluitingspraktijken die zijn ingebakken in de praktijken van internationaal grens- en migratiebeheer.

Mijn scriptie betoogt dat luchthavens in feite locaties zijn van culturele zelf-representatie, waar natiestaten communiceren over hoe zij anderen zien en hoe zij zelf aan de wereld willen verschijnen. Met behulp van de binnen queer studies ontwikkelde ‘scavenger methodology’ (Halberstam 1998) combineer ik visuele, digitale, auto-etnografische bronnen en interviews interpreteer ik de zelf-representatie van Nederland en hoe die verhalen de hedendaagse organisatie van macht informeren. Met behulp van de notie van ‘witte onschuld’ (Wekker 2016), betoog ik dat deze representaties gebaseerd zijn op de uitsluiting van migranten en die worden ondersteund door een culturele ontkenning van geschiedenissen van racisme en kolonisatie.

Ik beschouw de implicaties van het negeren van de aanwezigheid van een detentiecentrum in de verzamelde zelfrepresentaties en traceer mijn zoektocht naar het Schipholbrand-monument als een spookachtige herinnering aan de geschiedenis van vreemdelingendetentie op de luchthaven. Via de informatievideo van het Ministerie van Justitie en Defensie over vreemdelingendetentie in Nederland (2019) deduceer ik dat er visuele tegenstrijdigheden zijn in de zelf-representatieve portrettering van logische objectiviteit en legaliteit. De afwezigheid, of het bewust niet benoemen, van de cruciale functie van luchthavens in de creatie van een nationale identiteit, noem ik het transparantie/opaciteitsknoop. Die knoop wordt duidelijk doordat het asielproces op Schiphol de uitzettingsregimes verhult die ten grondslag liggen aan de vreemdelingenbewaring en -uitzetting in Nederland.

Om een voortdurende crisis van migrantenopsluiting in een onbekend land aan de orde te stellen en opererend vanuit de reflexieve en een kritische zelfreflectieve positie die feministisch onderzoek voorstaat, moest ik - als internationale student van kleur met beperkte middelen - verschillende onderzoeksmethoden combineren.

Hoe verliep het onderzoeks- en schrijfproces?

Ik begon met een heel andere onderzoeksvraag die zich richtte op een verband tussen de aanwezigheid van migranten en vreemdelingendetentie, maar ik had eenvoudigweg niet de tijd, de middelen of de taalvaardigheid in het Nederlands om dat te kunnen uitvoeren. Om het belang en de geldigheid van het detentiecentrum Schiphol als onderzoeksobject te legitimeren, heb ik veel persoonlijke ervaringen als migrant in Nederland in mijn argumentatie geweven.

Om een voortdurende crisis van migrantenopsluiting in een onbekend land aan de orde te stellen en opererend vanuit de reflexieve en een kritische zelfreflectieve positie die feministisch onderzoek voorstaat, moest ik - als internationale student van kleur met beperkte middelen - verschillende onderzoeksmethoden combineren.

Via interviews, visuele, tekstuele en auto-etnografische bronnen schets ik een beeld van het detentiecentrum Schiphol als een locatie waar de nationale staat zichzelf presenteert aan een nationaal en internationaal publiek. Migratie- en asielprocedures die op luchthavens plaatsvinden - met opsluiting als een intrinsiek instrument - laten zien hoezeer grenzen worden geïnstalleerd en beveiligd. De dreiging van migratie gerelateerde detentie, of deportatie, is iets waar veel EU-burgers niet eens over nadenken en via dit project heb ik geprobeerd de hardnekkige aanwezigheid van dit fenomeen op Schiphol in beeld te brengen.

Zoals al het onderzoek en schrijven was ook deze scriptie een gezamenlijke inspanning. Ik ben dank verschuldigd aan mijn begeleiders Dr. Jamila Mascat en Dr. Kath Bassett, mijn familie in Karachi, mijn briljante collega's en mijn dierbaren: Sam, Sophia, Hannah, Philine, Elfi, Krista, Cynthia, Eyerusalem, Ceyda, Khurram, Keerthi, Maheen, Ihsan - zonder hen had ik het niet gekund en dit is evenzeer hun moment als het mijne. De vorm van dit onderzoek veranderde met elk obstakel dat ik tegenkwam, maar ik ben vereerd dat ik de kans heb gekregen om een onderwerp te onderzoeken dat velen niet eens hebben overwogen. De ongelovige reacties die ik van mensen kreeg tijdens het schrijven van deze scriptie eisten wel hun tol, maar ik ben trots dat ik heb doorgezet.

Ik ben blij dat ik de moeilijkheden en mislukkingen heb doorstaan die gepaard gingen met het onderzoeken van een omstandigheid waarnaar veel te weinig onderzoek is gedaan.

Wat heeft de toekomst voor jou in petto?

Voorlopig probeer ik een leven op te bouwen hier in Nederland. Ik heb al jaren geen pauze van het studerende leven gehad, dus ik ben nu aan het uitzoeken hoe ik mij moet redden op een onbekende arbeidsmarkt. Ik zal mijn queer, antiracistische en activistische werk voortzetten en ik hoop in de toekomst te kunnen werken aan een promotieproject waar ik me volledig in kan verdiepen. Ik hoop dat de toekomst mogelijkheden biedt voor meer gemeenschapsvorming, zelfontdekking en momenten van vreugde.