Manifest voor de oprichting van de Nederlandse Emancipatie Autoriteit

Menselijke menigte vormen een schaal:

Wat betreft inclusiviteit en gelijke kansen staat Nederland er niet goed voor. De interdisciplinaire onderzoekshub Gender and Diversity pleit in onderstaand manifest daarom voor de oprichting van een Nederlandse Emancipatie Autoriteit (NEMA).   

Pamflet van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht, ca. 1916, Johan Thorn Prikker, 1914 - 1918 © Rijksmuseum Amsterdam
Pamflet van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht, ca. 1916, Johan Thorn Prikker, 1914 - 1918 © Rijksmuseum Amsterdam

Het is een misvatting te denken dat de emancipatie in Nederland is voltooid. Sinds de invoering van het vrouwenkiesrecht in 1919 en het toekennen van handelingsbekwaamheid aan getrouwde vrouwen in 1956, is er Europese en Nederlandse wetgeving tot stand gekomen, waaronder in 1994 de Algemene Wet Gelijke Behandeling, die vrouwen onder meer recht geeft op gelijke behandeling bij de toegang tot arbeid, arbeidsvoorwaarden, beloning en sociale zekerheid. Daarnaast is er wetgeving die bescherming biedt tegen discriminatie op grond van zwangerschap en moederschap. Gegeven artikel 1 van de Grondwet is het garanderen van gelijke behandeling, rechten en kansen aan iedere burger zelfs de meest fundamentele grondgedachte waarop onze samenleving is gebouwd. Het beeld van Nederland als een vooruitstrevend land dat gelijkheid en gelijke kansen hoog in het vaandel heeft staan, wordt echter in veel opzichten niet door de werkelijkheid gestaafd.

Nederlandse Emancipatie Autoriteit

Wat betreft inclusiviteit en gelijke kansen staat Nederland er niet goed voor. Begin april kwam het SCP met een rapport waaruit blijkt dat 27% van alle Nederlandse inwoners te maken krijgt met discriminatie, op de arbeidsmarkt, de woningmarkt, op school, maar ook door overheidsinstanties. Wat gendergelijkheid betreft, doen we het ook internationaal gezien zelfs steeds slechter; zo is Nederland in het Global Gender Gap Report 2019 afgelopen jaar van de 27e naar de 38e plaats gezakt en doen landen als Argentinië en Namibië het wat gendergelijkheid betreft beter. Wij pleiten daarom dat het de hoogste tijd is voor de oprichting van een Nederlandse Emancipatie Autoriteit, afgekort NEMA. Hiermee zou de overheid laten zien écht eigenaarschap te nemen van dit ongelijkheidsprobleem en te staan voor een daadwerkelijke naleving en handhaving van de gelijke behandelingswetgeving.

© iStockphoto.com

Emancipatie

In zijn oorspronkelijke betekenis verwijst de term ‘emancipatie’ naar het proces van zich vrijmaken, dat wil zeggen de bevrijding van een overheersend – patriarchaal – gezag of oordeel. Kortweg: emancipatie is het eigenrechtig, het zelfbeschikkend worden. Het gaat bij emancipatie dus niet zozeer om het gelijk worden aan, maar om de mogelijkheid op eigen termen aan de maatschappij te kunnen deelnemen. Niettemin wordt emancipatie veel vaker begrepen als een uitnodiging voor een feest waar vrouwen en minderheden in de voorgeschreven pas mee mogen dansen, dan als een verworven recht om op dat feest hun eigen muziek te draaien. Vrouwen en minderheden mogen zich in Nederland invoegen maar nog altijd niet de maat bepalen. Wij identificeren in dit manifest een drietal domeinen waarop deze stand van zaken voor vrouwen in Nederland verstrekkende consequenties heeft, namelijk op het gebied van economische gelijkheid, definitiemacht en gezondheid en bescherming van het lichaam.

Economische ongelijkheid

Ondanks de enorme inhaalslag die vrouwen in onderwijs hebben gemaakt (sinds 2017 zijn vrouwen gemiddeld hoger opgeleid van mannen) en de relatief hoge arbeidsparticipatie van vrouwen (zo’n 64% tegen 73% van mannen), is de economische ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in Nederland nog steeds aanzienlijk. In vergelijking met mannen krijgen vrouwen minder betaald voor hetzelfde en vergelijkbaar werk, ontvangen ze (mede als gevolg daarvan) minder pensioen en krijgen ze minder geld uitgekeerd door sociale verzekeringen bij ongevallen. Ook werken vrouwen veel minder vaak fulltime dan mannen (29% tegen 83%). Ook is de druk op moeders om parttime te werken groot, omdat zorgtaken nog steeds primair als een vrouwenaangelegenheid worden gezien. Alleenstaande vrouwen met minderjarige kinderen vormen mede daardoor in Nederland een van de grootste risicogroepen om onder de armoedegrens te leven. Vrouwen betalen daarenboven standaard meer voor verzorgende producten en diensten zoals bijvoorbeeld die van de kapper: eenzelfde korte coupe bij de kapper kost voor Lisa meer dan voor Jeroen.

© iStockphoto.com

Definitiemacht

Ook al is het opleidingsniveau van vrouwen de afgelopen decennia spectaculair gestegen, zij delen dus nog maar mondjesmaat in de economische zelfstandigheid en vooruitgang. Hetzelfde geldt voor wat wij noemen de definitiemacht van vrouwen; de mogelijkheid om mee te beslissen, de zeggenschap over wat van belang is en wat niet. Ook de definitiemacht van vrouwen loopt in Nederland nog ver achter bij die van mannen. In de politiek, noch in het bedrijfsleven, noch in wetenschappelijk kring hebben vrouwen een bepalende stem in de koersbepaling. Zo is Nederland wereldwijd een van de weinige landen die nog nooit een vrouwelijke premier heeft gehad. Daarnaast zijn vrouwen sterk ondervertegenwoordigd in alle lagen van het openbare bestuur (30-35%), in bestuursraden van de 5000 grootste ondernemingen in Nederland (15%) en in de wetenschappelijke top (23%). Ook in kunst, cultuur en media bepalen mannen nog altijd wat kwaliteit is en wat niet, en wie iets belangrijks te zeggen heeft en wie niet; in musea zijn maar sporadisch vrouwelijke kunstenaars te bewonderen (13%), in de boeken en filmwereld vallen vrouwen bij hoge uitzondering in de prijzen en in de media zijn vrouwen veel minder vaak te beluisteren dan mannen (36% tegen 64%). Door gebrek aan zeggenschap, zichtbaarheid en aanwezigheid kunnen vrouwen en minderheidsgroepen in onze samenleving als gevolg van hun geslacht, klasse, kleur, religie en (in)validiteit niet op gelijke behandeling en gelijke kansen rekenen.

Gezondheid en bescherming van het lichaam

© iStockphoto.com

Dat de aanwezigheid van vrouwen in de publieke sfeer niet de norm maar de uitzondering is in Nederland, heeft ook impact op de gezondheid en bescherming van het vrouwenlichaam. Ook in de gezondheidszorg zien we namelijk het gebrek aan definitiemacht terug. Zo lopen vrouwen als het gaat om hart- en vaatziekten een hoger risico op overlijden dan mannen, omdat de herkenning van symptomen en de werkzaamheid van geneesmiddelen vrijwel alleen op mannen getest wordt. De reden? Hormonale schommelingen bij vrouwen (menstruatie, moederschap, menopauze) worden bij onderzoeksexperimenten beschouwd als 'stoorzender'. Wat betreft de zelfbeschikking en bescherming van het lichaam heeft de #metoo beweging eens te meer zichtbaar gemaakt hoe groot het probleem van machtsongelijkheid in combinatie met seksuele intimidatie in onze samenleving nog steeds is.

Verontwaardiging

Op het moment dat instellingen, belangengroeperingen, burgers en politici maatregelen voorstellen om structurele ongelijkheden aan te pakken, bijvoorbeeld door quota of andere positieve actie regelingen, is de verontwaardiging over een dergelijke maatregel bij velen hartgrondiger dan het onbehagen over het probleem dat aan de te nemen maatregel ten grondslag ligt. De vaak onzichtbare en daarmee ongrijpbare manier waarop uitsluiting en ongelijke behandeling zich al eeuwenlang manifesteert in onze samenleving, maakt dat zeggenschap en zichtbaarheid van vrouwen en andere minderheidsgroepen in de publieke sfeer nog steeds niet vanzelfsprekend is. Pas na de recente wereldwijde antiracisme demonstraties naar aanleiding van de dood van George Floyd door het gewelddadige optreden van de Amerikaanse politie en de maatschappelijke weerklank daarvan in Nederland, erkende ook premier Rutte dat we in Nederland kampen met een systemisch probleem van racisme en discriminatie.

De noodzaak voor een Nederlandse Emancipatie Autoriteit

De mismatch tussen gendergelijkheid en gelijkheid van minderheden op papier en in de praktijk is volgens ons terug te voeren op een tweeledig, hardnekkig probleem; enerzijds de nog steeds wijdverbreide maatschappelijke bias en stereotypering en anderzijds de aanname dat emancipatie vooral een zaak is voor en door hen die willen emanciperen. Argumenten die bijvoorbeeld vaak te horen zijn om de afwezigheid van vrouwen in de leidende en/of beleidsbepalende functies te verklaren zijn: ze zijn er niet, ze willen niet, we kiezen voor kwaliteit, vrouwen onderhandelen niet goed genoeg over promotie en salaris, ze zijn niet ambitieus genoeg, ze zijn niet flexibel genoeg, ze kiezen zelf voor het moederschap en minder werken, etc. Deze argumenten zijn echter rolbevestigend en stereotype in hun aannames over de wensen, verwachtingen en het gedrag van vrouwen én mannen.

© iStockphoto.com

'denk-manager-denk-man'

Uit cross-cultureel onderzoek blijkt dat Nederland koploper is in het (onbewust) uitdragen van gender stereotypen zoals 'mannen zijn goed in wiskunde - vrouwen zijn goed in taal', 'denk-manager-denk-man', 'denk-volger-denk-vrouw'. Zo vooruitstrevend als we zijn op het gebied van sport, duurzame energie en dijk- en watertechniek, zo traditioneel zijn we in ons (onbewuste) denken over de rol van mannen en vrouwen in de maatschappij.  Deze onbewuste aannames leiden vaak tot structurele vormen van discriminatie en ongelijkheid die zo gewoon zijn geworden dat veel mensen daar weinig vraagtekens meer bij zetten. De verschillende kapperstarieven voor mannen en vrouwen zijn hier een ogenschijnlijk onbeduidend, maar in de kern treffend voorbeeld van. Er liggen stereotype en bevoordeelde gedachten aan ten grondslag, zoals dat vrouwen uiterlijke verzorging belangrijker vinden dan mannen ("The beauty myth") en daarom volgens de economische wetten van de markt bereid zouden zijn er meer voor te betalen. Een ander voorbeeld zijn de onderdrukte schrikreacties wanneer een moeder haar kind vier dagen in de week naar de opvang brengt. Of de vanzelfsprekendheid dat vrouwen parttime in een 'soft' zorg- en welzijnsberoep werken en mannen fulltime in een 'hard' technisch of financieel beroep. Maar ook aan het Nederlandse systeem waarin mannen met zorgtaken niet dezelfde rechten (en daarmee plichten) hebben als vrouwen liggen onbewuste aannames ten grondslag met betrekking tot rechten en plichten, omdat het geboorteverlof voor vaders niet alleen veel korter is dan het verlof dat moeders krijgen, maar ook maar voor 70 procent betaald is.

© iStockphoto.com

Gang naar de rechter

Het huidige systeem van rechtsbescherming tegen discriminatie en racisme werkt onvoldoende en gaat er nog veel teveel van uit dat slachtoffers daarvan de gang naar het College voor de rechten van de mens dan wel de rechter zullen maken, als de werkgever, dienstverlener of andere partij of instelling die in het geding is een klager nul op het rekest geeft. In de Discriminatiemonitor 2019 die het College op 23 april jl. publiceerde, erkende het College echter zelf dat de klachten die haar bereiken slechts het topje van de ijsberg betreffen. Mensen durven een klacht vaak niet in te dienen, bijvoorbeeld uit angst voor represailles door hun werkgever. De gang naar de rechter is ook om veel andere redenen niet aantrekkelijk, denk alleen al aan de tijd, het geld en de onzekere uitkomst die ermee is gemoeid. Ook maatschappelijk gezien is deze route weinig bevredigend, want een rechterlijke uitspraak biedt enkel een oplossing voor een individueel geschil. Het College voor de rechten van de mens heeft in een ander rapport uit 2019 ook al gesteld dat de toegang tot het recht moet worden verbeterd. In mei jl. is die noodzaak in een Kabinetsreactie onderschreven.

Actief toezien

Tegelijkertijd echter zien we dat premier Rutte in zijn recente reactie op de antiracisme beweging de bal toch weer terug legt bij de individuele burger door te stellen dat iedereen de eigen verantwoordelijkheid moet nemen om racisme en discriminatie te bestrijden. Rutte betwijfelt dat de overheid nog meer zou kunnen doen dan ze al doet. De nodige wetten ter bestrijding van discriminatie zijn er immers al. Het cruciale probleem is echter niet de afwezigheid van wetgeving maar het effectieve toezicht op en handhaving van die wettelijke normen. Veel marktpartijen en instanties hebben een prikkel nodig om discriminatie actief te bestrijden omdat investeren in radicale gelijkheid niet direct een (economisch) voordeel voor ze oplevert. Ware dat wel zo, dan zou het probleem allang zijn opgelost. Die prikkel moet dus ergens anders vandaan komen.

Een structureel maatschappelijk probleem vraagt om een structurele oplossing. Anno 2020 is het dan ook de hoogste tijd dat de overheid al het wettelijk waarborgen van gelijkheid en gelijke kansen voor mannen en vrouwen vanuit alle hoeken van onze multiculturele en pluriforme maatschappij nu zelf kracht bij gaat zetten. De oprichting van een Nederlandse Emancipatie Autoriteit moet gaan toezien op de daadwerkelijke toepassing en handhaving van deze wetgeving in de praktijk, zodat de verantwoordelijkheid daarvoor niet langer afschuift op diegenen die het probleem ervaren. De regering zou daarmee laten zien eigenaarschap te nemen van de problematiek van systemische discriminatie en racisme in onze maatschappij en zich daadwerkelijk te identificeren met het in artikel 1 van onze Grondwet verankerde belang dat alle mensen in Nederland zich vrij en veilig moeten kunnen voelen en zich op gelijkwaardige wijze kunnen ontwikkelen, zonder gediscrimineerd en achtergesteld te worden. De overheid zou daarmee een eigen verantwoordelijkheid nemen om ervoor te zorgen dat institutionele vormen van discriminatie zo min mogelijk kansen krijgen en zo effectief mogelijk bestreden worden. De bescherming die mensen tegen discriminatie genieten kan niet afhangen van klagende slachtoffers of van de goodwill van anderen alleen.

Wat rechtvaardigt dat we tegenwoordig wel algemene toezichthouders hebben voor tal van andere domeinen en publieke belangen – zoals bijvoorbeeld de Autoriteit Financiële Markten, de Autoriteit Consument en Markt en de Zorg Autoriteit – maar niet voor het waarborgen van onze meest fundamentele grondwettelijke norm? Overigens zou die Emancipatie Autoriteit gender ongelijkheid en andere structuren van verschil zoals klasse, kleur, religie, (in)validiteit, etc. moeten aanpakken, omdat veel van wat hiervoor is gezegd in meer of mindere mate geldt voor alle politieke minderheidsgroepen in onze samenleving. 

Een coherent en continue beleid

De toegevoegde waarde van een NEMA is er verder in gelegen dat zo een coherent emancipatiebeleid kan worden gevoerd ten aanzien van alle terreinen waarop mensen discriminatie ervaren. NEMA staat voor één heel duidelijk loket dat specifiek verantwoordelijk is voor toezicht en handhaving met het oog op de bestrijding van allerlei vormen van discriminatie en het bevorderen van gelijke kansen voor iedereen. Voor zover er nu toezicht is, is dat zeer fragmentarisch en niet alles dekkend. Bijvoorbeeld, de Inspectie SZW kan maatregelen treffen ter bestrijding van arbeidsdiscriminatie, de Autoriteit Persoonsgegevens kan handelen als het gaat om verwerking van persoonlijke gegevens en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) als het gaat om toegang tot financiële diensten. Voor een burger is het derhalve lastig te bepalen bij welke autoriteit waarvoor aan te kloppen. In een klachtenprocedure bij het College kan enkel een niet-bindende uitspraak worden verkregen en, belangrijk, het College heeft geen toezichthoudende en handhavende taak. Het kan bedrijven en instellingen dus niet aanspreken op discriminerende praktijken en daar maatregelen tegen treffen en sancties opleggen. Ter vergelijking: het College heeft slechts 9 collegeleden en 50 stafleden, terwijl de AFM er maar liefst 650 heeft. In het kader van een NEMA zou die stafcapaciteit kunnen worden uitgebreid en zouden nieuwe toezichts- en handhavingsmechanismen kunnen worden ontwikkeld en toegepast zoals die bij andere toezichthouders gebruikelijk zijn. Analoog aan de bevoegdheden die andere toezichthouders hebben, zou een NEMA marktonderzoek kunnen doen, ondernemingen en instanties laten rapporteren over de nakoming van wettelijke non-discriminatie verplichtingen, aanwijzingen en waarschuwingen kunnen geven aan diegenen die zich schuldig maken aan discriminatie, boetes kunnen opleggen en monitoring systemen kunnen ontwikkelen die verplichten tot het uitvoeren van audits en certificering. Een NEMA zou daarmee de continuïteit van non-discriminatie beleid en de uitvoering en nakoming daarvan op de langere termijn waarborgen, geheel los van de politieke waan van de dag en van de zittende regering.

De actuele discussie rondom de invoering van quotawetgeving voor meer vrouwen in raden van commissarissen in beursgenoteerde ondernemingen illustreert een dergelijke noodzaak, want aan wie de controle op de naleving van de nieuwe wetgeving op te dragen en ervoor te zorgen dat de sanctie van nietigheid van benoemingen in strijd met de wet daadwerkelijk wordt toegepast in de praktijk? En welke instantie moet zorg gaan dragen voor de controle op de 5000 andere bedrijven, om ervoor te zorgen dat deze daadwerkelijk streefcijfers gaan vaststellen en beleid invoeren om die te realiseren? Moet dat de SER zelf worden, de AFM, de Arbeidsinspectie of wie anders? Versplintering en fragmentatie ligt hier op de loer, met alle risico’s van dien. De praktijk laat al genoeg zien dat wetgeving zonder een actief en doordacht toezichts- en handhavingsbeleid tot symboolwetgeving kan vervallen en niet bijdraagt aan het doorbreken van allerlei hardnekkige vooroordelen die het zelfbeschikkingsrecht van mensen in de weg staat. De SER dringt aan op eigenaarschap van het bedrijfsleven, maar het is de hoogste tijd dat de overheid nu zelf het goede voorbeeld gaat geven door middel van de installatie van een Nederlandse Emancipatie Autoriteit (NEMA).

Prof.dr. Rosemarie Buikema (hoogleraar Kunst, Cultuur en Diversiteit, UU)

Prof.dr. Belle Derks (hoogleraar Psychological perspectives on organisational behaviour within institutions, UU)

Prof.dr.mr. Linda Senden (hoogleraar Europees recht UU)

Dr. Ruth van Veelen (universitair docent bij het departement Sociale, Gezondheids- en Organisatiepsychologie, UU)

Zij vormen het programmateam van de interdisciplinaire onderzoekshub Gender and Diversity.

Bronnen