Meer waardering voor het appende kind

Onderzoek naar texting-taal bij kinderen met én zonder taalstoornis

Prof. dr. Elma Blom is taalontwikkelingsexpert bij de Faculteit Sociale Wetenschappen. Met collega’s van Geesteswetenschappen onderzocht ze hoe kinderen tussen de 10 en 13 jaar ‘texting-taal’ gebruiken, het genre waarin jongeren communiceren via nieuwe media als WhatsApp. Blom en haar groep vergeleken kinderen met een normale taalontwikkeling en kinderen met een taalontwikkelingsstoornis (TOS). Wat zijn hun conclusies? En hoe erg is het dat onze taal door nieuwe technologieën snelle veranderingen doormaakt?

Teenage girl is sending an app message
Foto: Steven Snoep

Taalverandering gaat nu een stuk sneller dan vroeger. Voor sommige mensen een bron van zorg, al is dat niet altijd terecht volgens Blom: “Kinderen hanteren in texting-taal een alternatieve spelling, en laten letters en woorden weg. Maar dat doen ze alleen binnen dit specifieke genre, dat ze prima kunnen gebruiken naast de standaardtaal. Sterker nog, uit ons onderzoek bleek dat kinderen die veel 'fouten' maken in texting-taal, juist taalvaardiger zijn. Ze zijn prima in staat om taalgenres van elkaar te scheiden en goed te gebruiken in de juiste context.”

Daarbij plaatst Blom wel een kanttekening: “De kinderen waar wij naar hebben gekeken hadden over het algemeen hoog opgeleide ouders en, daarmee samenhangend, een vrij hoog IQ. Wanneer je naar meer diverse groepen gaat kijken, dan vind je hetzelfde verband misschien niet bij bijvoorbeeld kinderen met een lager IQ. Het kan best zo zijn dat die kinderen minder goed in staat zijn om genres van elkaar te scheiden, en misschien ook in andere situaties meer fouten gaan maken. Dat weten we nog niet.”

We zagen dat kinderen met een taalstoornis veel gebruik maken van texting. Het is een minder directe manier om te communiceren, je kan je tijd nemen.

Toch denkt Blom dat het belangrijk is om minder terughoudend te zijn als het gaat om nieuwe ontwikkelingen als texting. “Ik heb voor het onderzoek veel berichtjes van kinderen bekeken, en het is heel creatief wat ze doen. Deze kinderen zijn juist actief bezig met iets wat best wel complex is: hun boodschap zo kort mogelijk opschrijven. Dat is een kunst. Het is juist goed om dat te stimuleren. Maar er zijn dus misschien wel groepen die je goed in de gaten moet houden.”

Foto: Steven Snoep

Texting en taalontwikkeling

In hun onderzoek vergeleken Blom en haar collega’s kinderen met een normale taalontwikkeling met kinderen met een taalontwikkelingsstoornis (TOS). Kunnen nieuwe communicatiemiddelen kinderen met TOS helpen? Blom: “We zagen dat kinderen met een taalstoornis veel gebruik maken van texting. Het is een minder directe manier om te communiceren, je kan je tijd nemen. Dat maakt het een prettig medium voor deze kinderen.”

Taalfouten, en daarmee de kenmerken van een taalontwikkelingsstoornis, vallen in textingberichtjes veel minder op. Maar anders dan de onderzoekers verwachtten bleek dit niet de reden te zijn dat deze kinderen graag appen: “Dat valt te verklaren door het feit dat kinderen met TOS vaak wat verlegener zijn. Toch is het goed om te weten dat ook kinderen met TOS niet bang zijn voor een talig medium als texting. Zo krijgen ze nieuwe manieren om te communiceren. Van die kennis kunnen we meer gebruik gaan maken.”

Sergey Avrutin kijkt naar woordsoorten en zinsstructuur, en ik wil juist weten hoe kinderen met TOS het medium gebruiken.

Kinderen met én zonder TOS appen dus graag en veel. Als we ons geen zorgen hoeven te maken over hun taalvaardigheden, waar moeten we dan wél op letten? “In plaats van alleen maar te kijken of hun taalgebruik niet te veel afwijkt van een arbitraire norm, denk ik dat we moeten nadenken over wat kinderen doen als ze berichtjes sturen. Dat kan leiden tot een andere visie op en meer waardering voor hoe kinderen en jongeren communiceren. Het blijft natuurlijk wel belangrijk dat kinderen de standaardtaal ook goed leren. Als je een sollicitatiebrief schrijft moet je dat foutloos kunnen doen.”

Dezelfde vraag in een ander licht

Het mooie aan dit onderzoek binnen Dynamics of Youth was dat de samenwerking met Geesteswetenschappen. Sergey Avrutin en ik hebben overlappende interesses met andere zwaartepunten en expertises, dus dat werkte heel goed. Hij kijkt naar woordsoorten en zinsstructuur in de berichtjes, en ik ben weer specifiek geïnteresseerd in hoe kinderen met TOS het medium gebruiken. Dankzij het zaaigeld van Dynamics of Youth konden we dit op een kleinschalige manier onderzoeken. Het is belangrijk dat je ook minder grote beurzen hebt waarmee onderzoekers dingen kunnen uitproberen.”  

Foto: Steven Snoep

Blom zou graag verder onderzoek willen doen naar texting, en ze blijft bezig met onderwerpen waar mensen bezorgd over zijn: "Bij dialectsprekende kinderen is bijvoorbeeld vaak zorg dat ze door het dialect meer moeite hebben met het Standaardnederlands. Dat blijkt niet zo te zijn. Over sommige dingen kunnen we ons beter geen zorgen maken, het hoort bij normaal taalgebruik en de variatie die je vindt in de samenleving. Aan de andere kant probeer ik de gebieden te vinden waar echt iets aan de hand is, zodat mensen zich om de júiste dingen zorgen gaan maken. Dat is denk ik mijn hoofddoel!”

Dr. Elma Blom werkte voor dit project samen met  prof. dr. Sergey Avrutin, Chantal van Dijk, dr. Nada Vasić & Merel van Witteloostuijn, MA (UvA). Elma Blom is ook betrokken bij het nieuwe Dynamics of Youth project The first 1001 critical days of a child’s life.

Dynamics of Youth

Dr. Elma Blom is als onderzoeker verbonden aan Dynamics of Youth, een van de vier strategische thema’s van de Universiteit Utrecht. Dynamics of Youth verbindt excellent kinder- en jeugdonderzoek uit alle zeven faculteiten, en zoekt het antwoord op een cruciale vraag voor volgende generaties: hoe kunnen we onze kinderen helpen bij hun ontwikkeling tot gebalanceerde individuen, die zich succesvol kunnen handhaven in een snel veranderende omgeving?