‘Zij zijn primitief en wij zijn beschaafd’

De koloniale geschiedenis van de Universiteit Utrecht

Henk van Rinsum

Het is 1976 als Henk van Rinsum gaat werken bij Bureau Buitenland van de Universiteit Utrecht. Hij zet zich in voor universitaire ontwikkelingssamenwerking: helpen bij de opbouw en ontwikkeling van onderwijs en onderzoek in Afrika, Azië en Latijns-Amerika. Mooi, zinvol werk, zo is de consensus. Maar bij Henk knaagt er iets. Hoezo gaan wij anderen vertellen hoe ze onderzoek moeten doen?

Die vraag en het onbehagen over ongelijkheid zouden de historicus en antropoloog niet meer loslaten. Zijn nieuwsgierigheid - naar onder meer het koloniale verleden van de universiteit - verdwijnt evenmin. Het resulteert in verschillende publicaties. Op 30 oktober verschijnt zijn nieuwste boek: ‘Universiteit Utrecht en koloniale kennis: bestuderen, bemeten en beleren sinds 1636’.

In een context van diepe ongelijkheid begint de koloniale geschiedenis van de Utrechtse universiteit 340 jaar voordat Henk van Rinsum start bij Bureau Buitenland. Henk: “Theologie was in de beginjaren een dominante faculteit in Utrecht. Een deel van de rechtzinnige, vrome predikanten die er werden opgeleid, werd uitgezonden naar Indië, Suriname en Afrika om daar ‘het ware gereformeerde geloof’ te verkondigen aan de uytlandsche en ingebore duysterlingen, zoals een Utrechtse alumnus uit die periode het formuleerde. Mijn boek gaat over Utrecht, maar had ook over andere Nederlandse (en Europese) universiteiten kunnen gaan.”

Superioriteitsdenken en slavernij liggen griezelig dicht bij elkaar

Superioriteit

“In ‘de nieuwe wereld’ ligt de nadruk eerst op exploreren. Er worden vreemde landen, vreemde mensen, religies, planten, dieren en talen verkend. Maar deze exploratie komt, behalve uit nieuwsgierigheid, ook voort uit eigenbelang. Hoe meer er wordt verkend, verzameld en beschreven, hoe meer kennis en dus hoe meer macht er is. Bovendien: als je het christendom wilt brengen, moet je mensen eigenlijk ook in hun eigen taal kunnen bereiken.

Hoewel er vast ook mensen waren met het hart op de goede plek, is er vanaf het eerste moment sprake geweest van superioriteit, ongelijkheid en macht. ‘Wij uit het westen zijn ontwikkeld en gaan jullie helpen om net zo ontwikkeld te worden als wij.’ De latere ontwikkelingssamenwerking - waarin ik dus zelf jarenlang actief ben geweest - lijkt een voortzetting van die gedachte. Lokale kennissystemen zijn daarmee weggedrukt en aan de kant geschoven.”

‘Het zijn eigenlijk geen echte mensen’

“Het verzamelen en classificeren van plantjes en bomen gaat op den duur ook over in het classificeren van mensen. Wit komt bovenaan en zwart onderaan. Zij zijn primitief en wij zijn beschaafd. Ik vrees dat er ook werd gedacht: het zijn eigenlijk geen echte mensen. In elk geval niet zoals wij. Dit superioriteitsdenken en slavernij liggen griezelig dicht bij elkaar.

In de tweede helft van de negentiende eeuw slaat exploratie in de koloniën om in exploitatie. Indonesië, waar mijn boek vooral over gaat, is veranderd in een kapitalistische economie met plantages waar rijst, koffie en suiker wordt verbouwd. Slavernij is afgeschaft, maar er worden koelies uit India en China gehaald die onder soortgelijke omstandigheden op de plantages moeten werken. Volstrekte uitbuiting.”

Verrijken en profiteren

“De experimentele wetenschap neemt in die tijd een grote vlucht en is instrumenteel in de koloniale exploitatie. Natuurwetenschappen als biologie, geologie en farmacie hebben in hun ontwikkeling enorm van de koloniën geprofiteerd. Verzameld materiaal wordt in experimenteel onderzoek op proefstations onderzocht en zo binnen ons kennisveld gehaald. Er wordt – ook in Utrecht - eveneens onderzoek gedaan met menselijk materiaal!

Wetenschappelijk verrijkt ín en dóór de kolonie gingen academici vervolgens terug naar Nederland om daar, bijvoorbeeld in Utrecht, hun carrière te vervolgen. Terwijl Indische medewerkers en studenten maar heel mondjesmaat hebben mogen meewerken aan en meeprofiteren van deze wetenschap.”

Echte dialoog

“De ongelijkheid bestaat al eeuwen. Ik heb nagedacht of je excuses zou moeten aanbieden, maar dan denk ik wel eens: aan wie dan? Termen als verwijt en schaamte vind ik niet productief. Maar ik vind wel dat we een echte dialoog moeten aangaan met een aantal universiteiten waar we lang mee hebben samengewerkt in wat tegenwoordig ‘the Global South’ heet. Zoals Anton de Kom in Suriname en Universitas Gadjah Mada in Yogjakarta – vraag naar hun visie! Gelukkig gebeurt dat ook al wel.

En wat is de vooruitblik? Hoewel het niet meer met geweld gaat, speelt superioriteit nog steeds een rol. Dan nodigen we bijvoorbeeld mensen uit en zeggen: ‘wij betalen jullie kosten wel’. Sommige mensen noemen ook rankings een voortzetting van koloniale verhoudingen. Niemand kan immers op tegen een universiteit als Harvard. Hoe je er ook naar kijkt: de balans is er nog steeds niet. En hoe moet dat dan verder? Kan het zonder superioriteitsverhoudingen? Voorbij het idee van ‘ontwikkeling’, namelijk de ontwikkeling van de ander? Die vraag zal mij altijd bezighouden.”

Meepraten

Wil je meepraten over dit onderwerp, meld je dan aan voor de boekpresentatie en het panelgesprek op maandag 30 oktober in het Academiegebouw. Het panel bestaat onder meer uit Patricia Schor, Bruce Mutsvairo, Henk Kummeling en auteur Henk van Rinsum.