“Elk onderzoek wordt beter als je een stukje citizen science toevoegt”

Zo verbind je burgers op een slimme manier aan wetenschap

Steeds vaker experimenteren onderzoekers aan de Universiteit Utrecht met citizen science, een vorm van onderzoek waarbij je samenwerkt met vrijwilligers uit de samenleving. Bijvoorbeeld door hen data te laten verzamelen. Promovenda Fleur Froeling ging nog een stap verder: ze vroeg Nederlanders welk onderwerp zíj graag wetenschappelijk wilden onderzoeken, en betrok een groep burgers bij alle stappen van het proces.

Welke effecten heeft rook uit houtkachels op de gezondheid van Nederlanders? In haar promotieonderzoek boog Fleur Froeling van het Institute for Risk Assessment Services (IRAS) zich over die vraag. Bijzonder aan haar studie is dat ze het niet alleen uitvoerde met collega-wetenschappers; vrijwilligers speelden een doorslaggevende rol.

Citizen science, heet deze vorm van onderzoek doen. Ofwel: burgerwetenschap. Een bekend voorbeeld is de Nationale Tuinvogeltelling, een jaarlijks terugkerende studie waaraan Nederlanders kunnen meedoen door drie dagen lang vogels te tellen en de resultaten door te geven via een webapp. Vervolgens verwerken onderzoekers die data.

Froeling en haar collega’s tilden citizen science naar een hoger plan – dat was zelfs een expliciet doel van dit onderzoek (zie kader). “We wilden burgers betrekken bij élke stap van het onderzoeksproces. Als wetenschappers namen wij nooit alleen een besluit. Bij elke stap dachten anderen mee, de vrijwilligers waren echt mede-eigenaar van het project. We noemen dat ‘co-created citizen science’.”

Fleur Froeling showing the map of IJburg in Amsterdam, one of the research places (photo by Laura Hompus, Pixels en Passie)
Fleur Froeling toont de plattegrond van IJburg in Amsterdam, een van de onderzoeksplekken (foto door Laura Hompus, Pixels en Passie)

Zorgen over rook uit kachels

Froeling en haar collega’s wilden burgers al betrekken bij het formuleren van de onderzoeksvraag. “Via sociale media, radio, flyers en posters vroeg ik de Nederlandse bevolking over welk milieugerelateerd vraagstuk zij zich zorgen maken. Ik kreeg ruim 130 reacties. Verreweg de meeste vragen gingen over rook uit houtkachels en open haarden.”

Froeling en haar collega’s startten hun onderzoek in de Amsterdamse nieuwbouwwijk IJburg. “Daar wonen veel mensen met een milieubewuste leefstijl. Vanuit die optiek stoken zij op hout. Tegelijkertijd zijn er veel bewoners met luchtwegaandoeningen als astma en COPD. Zij zijn juist vanwege hun gezondheid verhuisd naar deze plek, die werd aangeprezen als gezonde leefomgeving.”

De twee groepen inwoners botsten soms met elkaar, vervolgt de onderzoekster. “De vraag vanuit een deel van de buurtbewoners was: als je door de wijk wandelt en je ruikt ‘houtrook’, valt er dan in de lucht ook een piek te meten van stoffen die daarmee samenhangen? Daarnaast wilden de burgers weten welke gevolgen houtrook heeft voor hun gezondheid. Zowel voor mensen met COPD of astma, als voor gezonde mensen.”

Dure metingen

Om het onderzoek op te zetten, organiseerde Froeling bijeenkomsten voor bewoners. “Alle stappen dachten we samen uit: van de vraag welke meetapparatuur we gingen gebruiken en hoe vaak we zouden meten, tot het proces van medisch-ethische goedkeuring. Zo kwamen we in een aantal sessies tot een plan.”

Ook inhoudelijk was de inbreng van burgers doorslaggevend, vertelt de onderzoekster. “Mensen wilden graag dat we een stof zouden meten die alleen vrijkomt bij de verbranding van hout: levoglucosaan. Veel andere onderzoeken naar rook uit houtkachels meten namelijk generieke stoffen, bijvoorbeeld fijnstof dat ook uit auto’s komt of uit de keukens van restaurants. Wie klaagt over rook, krijgt daardoor vaak te horen dat de klachten ook ergens anders vandaan kunnen komen. Men was moe van die discussie. Dus hoewel het een stuk duurder is om levoglucosaan te meten, besloten we ons toch te richten op deze stof.”

Mensen voelden echt dat dit hún project was, en wilden heel graag dat deze manier van onderzoek doen een succes werd

Citizen science 2.0

Het promotieonderzoek van Fleur Froeling is onderdeel van het Europese onderzoeksproject Cities Health. Dat project bestond uit vijf onderzoeken op verschillende plekken in Europa, waarbij wetenschappers en burgers samenwerkten. Alle studies gingen over de manier waarop de gezondheid van mensen wordt beïnvloed door hun leefomgeving. Net als bij het project van Froeling bepaalden burgers de onderwerpen en dachten ze mee over de aanpak. Een soort citizen science 2.0, dus!

Supergemotiveerde deelnemers

Uiteindelijk voerde het onderzoeksteam een panelstudie uit op vier plekken in Nederland: naast IJburg ook in Zutphen, Bergen (Noord-Holland) en De Meern. Burgers hielpen om deelnemers te werven. “Buren vertelden het elkaar, men deelde flyers en posters uit en ik werd in WhatsApp-groepen toegevoegd om over de studie te vertellen. Kortom, mensen voelden echt dat dit hún project was, en wilden heel graag dat deze manier van onderzoek doen een succes werd.”

Dat laatste is een groot voordeel van deze citizen science-aanpak, benadrukt Froeling. “Het is vaak moeilijk om mensen te werven voor een studie waar ze maandenlang moeite voor moeten doen. Ik vroeg best wat van mijn deelnemers: drie maanden lang hielden ze een dagboek bij, twee keer per dag moesten ze hun longfunctie meten, én eens per week verzamelden ze ’s morgens en ‘s avonds hun speeksel. Maar doordat we hen zo betrokken, waren mensen súpergemotiveerd. Vrijwel iedereen deed tot het einde trouw mee.”

Nieuwe inzichten

Fleur Froeling shows how they operated during the research (photo by Laura Hompus, Pixels en Passie)
Fleur Froeling laat zien hoe ze te werk gingen tijdens het onderzoek (foto door Laura Hompus, Pixels en Passie)

Een andere verdienste van citizen science, is dat onderzoek een stuk relevanter en toegankelijker wordt. Froeling: “Mensen hebben direct wat aan de resultaten – en kunnen ze in de praktijk toepassen. Dat geeft je als wetenschapper het gevoel dat je zinnig bezig bent.”

Bovendien vormen burgers een enorme kennisbron, benadrukt ze. “Zelf had ik me eerder nog nooit verdiept in het onderwerp houtrook. Terwijl de mensen die meedachten, vaak al jaren bezig zijn met dit thema, en alles hebben gelezen wat erover gepubliceerd is. Daar komt bij dat ze de buurt goed kennen.  Ik kon gewoon vragen wat de handigste plek was om een meetstation neer te zetten, in plaats van dat ik daar zelf uren naar hoefde te zoeken.”

Regelmatig bracht de ‘blik van buiten’ een frisse kijk op het onderzoek. “Zo zagen mijn collega’s en ik het als nadeel dat we alleen keken naar de luchtkwaliteit in de wijk als geheel. Het was niet haalbaar om de precieze verschillen per woning te meten. Maar de deelnemers bleken dat juist een positief punt te vinden. ‘Jullie hebben aangetoond dat houtrook een maatschappelijk probleem is’, zeiden ze. Dat biedt mogelijkheden om het issue aan te kaarten in de politiek.”

Uit de metingen bleek dat houtrook inderdaad negatieve effecten heeft op de gezondheid van buurtbewoners. “We zagen meer kortademigheid in rust en meer medicijngebruik – óók bij gezonde mensen. Op dagen dat er meer levoglucosaan in de lucht zat, gebruikten zij bijvoorbeeld vaker neusspray of keelpastilles. Op dagen met minder houtrook waren de klachten er niet. Niet echt goed nieuws natuurlijk, maar wel mooi dat we dit wetenschappelijk hebben kunnen aantonen.”

Stel duidelijke kaders over wat wel en niet mogelijk is in de wetenschap

Fleur Froeling

Uitdagingen van citizen science

Natuurlijk kent deze intensieve vorm van citizen science ook uitdagingen. Het vergt bijvoorbeeld veel communicatie, merkte Froeling. “Soms had ik op maandagochtend wel vijftig e-mails van deelnemers – terwijl ik de dagen erna van vroeg tot laat op pad was voor veldwerk. Het vraagt ook veel tijd om goede, inhoudelijke reacties te formuleren. Als wetenschapper lukt dat je niet altijd zelf, want je moet je ook richten op de voortgang van het onderzoek. Daarom kan het handig zijn om hulp te krijgen, bijvoorbeeld van een communicatiemedewerker.”

Daarnaast moet je goed nadenken over de ethische aspecten. Als wetenschapper mag je immers niet deelnemen aan je eigen studie. Maar bij citizen science-studies zoals die van Froeling, zijn sommige betrokken burgers óók deelnemer. “Daar moet je zorgvuldig mee omgaan. Wij hebben hier goed over nagedacht en strenge inclusiecriteria geformuleerd, zodat niet iedereen die meedacht automatisch ook deelnemer kon zijn.”

Betrek je burgers bij de wetenschap, dan verandert ook je rol als onderzoeker, merkte Froeling. “Stel duidelijke kaders over wat wel en niet mogelijk is in de wetenschap. Het vraagt ook om een stukje verwachtingsmanagement. Sommige mensen waren van tevoren al sterk overtuigd van de negatieve effecten van houtrook. Dan moet je toch zeggen: let op, het kán zijn dat dit onderzoek geen resultaten vindt, of dat de uitkomst anders blijkt dan jij denkt.”

Fleur Froeling wearing the outfit to do the research on-site (photo by Laura Hompus, Pixels en Passie)
Fleur Froeling draagt de outfit waarmee je het onderzoek ter plekke doet (foto door Laura Hompus, Pixels en Passie)

Klankbord

Kan citizen science in elk onderzoek van meerwaarde zijn? Fleur Froeling denkt van wel. “Ik zou tegen collega’s willen zeggen: probeer het gewoon eens. Je hoeft niet zo ver te gaan als wij. Je kunt burgers ook in één fase betrekken. Al is het maar tijdens je vraagontwikkeling, of als klankbord. Het hielp mij bijvoorbeeld enorm dat ik regelmatig aannames kon checken. Zo vroeg ik deelnemers of zij het haalbaar vonden om dagelijks thuis allerlei metingen te doen. Mensen zeiden: nou, het is inderdaad best veel, maar ik ben bereid dat te doen. Plus: je respondenten voelen zich zo meer betrokken en zullen eerder aangehaakt blijven.”

Het onderzoek naar houtrook is intussen afgerond. Froeling en haar collega’s zijn nu bezig om een wetenschappelijk artikel te schrijven over de conclusies, waarbij ze de hulp van burgers hebben ingeschakeld. “Zij helpen ons de materie toegankelijk te verwoorden. Hartstikke fijn!”

Hulp bij citizen science

Onderzoekers die net als Fleur Froeling aan de slag willen met citizen science-methodieken, kunnen aankloppen bij het Centrum voor Wetenschap en Cultuur. Zij hebben expertise op het gebied van citizen science. Je kunt daar zelfs (extra) financiering aanvragen. Research Data Management Support (RDM Support) biedt onderzoekers hulp en ondersteuning bij alle vraagstukken over de data, hardware en software voor het onderzoek. De experts daar denken graag met je mee hoe je bijvoorbeeld omgaat met privacygevoelige data of ze helpen je bij de ontwikkeling van software voor je onderzoek. Froeling: “De universiteit stelt allerlei handige tools beschikbaar waar je als onderzoeker gebruik van kunt maken. Check deze, voordat je met je onderzoek begint!”