“Een volwassen democratie zou kritiek van ambtenaren moeten verwelkomen”

Maurits de Jongh in de Volkskrant

Drie smiley's om feedback te geven. Bron: athree23, via Pixabay

Op 20 oktober kwamen honderden rijksambtenaren met een oproep aan het kabinet om onschuldige burgers in Gaza te beschermen. Deze open brief werd in de politiek niet goed ontvangen. Hoeveel ruimte mogen ambtenaren nemen om morele kritiek te uiten op de politiek? In de Volkskrant stelt Maurits de Jongh, universitair docent aan het Ethiek Instituut, dat het streven naar beter bestuur op voorhand kansloos is wanneer we verwachten dat ambtenaren op een puur technische of waardenvrije manier hun ambt bekleden.

Te simpel beeld

In haar reactie op de open brief schrijft VVD-lijsstrekker Dilan Yeşilgöz dat de politiek leiding geeft aan het ambtelijk apparaat, en niet andersom. Ook benadrukte het ministerie van Buitenlandse Zaken dat ambtenaren onpartijdig en onafhankelijk het algemeen belang moeten dienen.

De Jongh stelt dat zulke reacties de relatie tussen de politiek en de ambtenarij te simpel neerzetten. “In dat beeld worden ambtenaren geportretteerd als apolitieke en amorele experts”, schrijft hij. De taak van de ambtenaren in dit beeld is om de beste middelen te kiezen om publieke doelen te bereiken. Deze doelen kunnen alleen door de politiek worden gesteld, legt hij uit.

Onrealistisch

Dit beeld is onrealistisch, vindt De Jongh. Politiek beleid is dikwijls vaag, waardoor ambtenaren vaak wel degelijk invloed kunnen uitoefenen en inhoud kunnen geven. “Stel, het politieke doel is bestaanszekerheid, en een energietoeslag is een van de middelen om dit doel te bereiken”, schrijft hij. Zo’n toeslag roept veel vragen op: moet de hele bevolking profiteren van de toeslag of is deze puur bedoeld voor de kwetsbaarste groepen? “Juist vanwege die vaagheid geven óók (of, beter gezegd: juist) ambtenaren invulling aan de richting waarin het land zich politiek beweegt.”

Volwassen democratie

“Na al het overheidsfalen en onrecht van de laatste jaren zijn ambtenaren die klakkeloos hun politieke bazen gehoorzamen, of zich achter ‘het systeem’ kunnen verschuilen zodra ze ter verantwoording worden geroepen, het laatste wat Nederland nodig heeft”, schrijft De Jongh.

De Jongh stelt dat een volwassen democratie dit soort kritiek van ambtenaren met open armen moet kunnen ontvangen, zeker als deze kritiek is gebaseerd op de kennis en vaardigheden van de ambtenaren. “Het getuigt van simplisme om zulke kritiek te reduceren tot ‘privémeningen’ die een gebrek aan loyaliteit zouden verraden”, sluit hij af.