Landbouwtransitie als dé weg naar herstel biodiversiteit

De intensieve landbouw in Nederland wordt breed gezien als een belangrijke oorzaak van de afnemende biodiversiteit in de afgelopen decennia. Vanuit verschillende expertises onderzoeken wetenschappers van de Universiteit Utrecht hoe aanpassingen in de landbouw het tij kunnen keren.

Stikstof, broeikasgas en slechte waterkwaliteit

Universitair hoofddocent Environmental Governance Hens Runhaar is verbonden aan het Copernicus Instituut voor Duurzame Ontwikkeling van de UU en gasthoogleraar in Wageningen. Voor hem is het duidelijk: “De afname van biodiversiteit in het agrarisch cultuurlandschap, maar ook in aangrenzende natuurgebieden, is aanzienlijk en zorgwekkend. We moeten toe naar andere vormen van landbouw, waarin biodiversiteit centraal staat. Maar daarvoor is wel een algehele transformatie van het landbouwsysteem nodig.”

Om natuur-inclusieve landbouw echt te kunnen opschalen, moet het hele stelsel op de schop.

De landbouw in Nederland is gericht op export. Runhaar: “Daarbij is het devies: veel bemesten voor een hoge opbrengst. We produceren kwalitatief hoogstaand voedsel, maar de problemen hopen zich op. In de eerste plaats is er de inmiddels welbekende te hoge stikstofdepositie, waardoor de biodiversiteit zwaar onder druk staat. Daarnaast leidt onze landbouw tot een te hoge uitstoot van broeikasgassen. Door vee zelf, maar ook indirect: doordat grondwaterstanden voor de melkveehouderij zijn verlaagd, ontsnappen broeikasgassen uit veen. En uitspoeling van voedingsstoffen en bestrijdingsmiddelen door de landbouw draagt bij aan een derde probleem: we voldoen niet aan Europese eisen voor waterkwaliteit.”

Natuur-inclusieve landbouw als totaaloplossing

Koeien in grasland

Runhaar ziet het als zijn missie om bij te dragen aan een transitie in de melkveehouderij en de akkerbouw. Om tot een oplossing te komen, zegt hij, is het van belang om te onderzoeken hoe alle belanghebbende partijen kunnen bijdragen. “Dat zijn niet alleen boeren en het Rijk, maar ook de grote agrobedrijven en de retail. Die laten zich in het debat over de toekomst van de landbouw naar mijn smaak te weinig horen. Wat doen ze nu al, wat kúnnen ze doen en waar liggen de belemmeringen om bij te dragen aan een landbouwtransitie?”

Natuur-inclusieve landbouw wordt gezien als alternatief voor de huidige intensieve landbouw op zand en veen en rondom natuurgebieden. “Dat type landbouw is mogelijk iets minder productief, maar veroorzaakt minder problemen en draagt positief bij aan de biodiversiteit”, aldus Runhaar. Maar: “Een omschakeling naar natuur-inclusieve landbouw is voor veel boeren problematisch omdat ze tegen allerlei belemmeringen aanlopen. Om echt te kunnen opschalen, moet het hele stelsel op de schop: van intensief bemesten, het netwerk van spelers dat de landbouw aanstuurt, en wet- en regelgeving. En dat soort veranderingsprocessen is zeer complex. Daarvoor is wetenschappelijk onderzoek noodzakelijk.”

Fosfor funest voor zeldzame planten

Ook Jerry van Dijk, universitair hoofddocent Natuurbescherming en -herstel bij het Copernicus Instituut en research fellow bij Future Food Utrecht, houdt zich bezig met de vraag hoe zo’n transitie voor elkaar te krijgen is. “Om te beginnen zijn de voorgestelde maatregelen nu te eenzijdig gericht op het verminderen van stikstof, terwijl uit ons onderzoek is gebleken dat juist een teveel aan fosfor in de bodem de groei van zeldzame plantensoorten beperkt. Bovendien is de verhouding tussen die twee voedingsstoffen van belang. Verlaag je dus alleen de hoeveelheid stikstof zonder ook iets aan de fosfaatuitstoot te doen, dan is dat funest voor die zeldzame soorten.”

De voorgestelde maatregelen zijn nu te eenzijdig gericht op het verminderen van stikstof, terwijl uit ons onderzoek is gebleken dat juist een teveel aan fosfor in de bodem de groei van zeldzame plantensoorten beperkt.

Bovendien liggen er ook nog uitdagingen te wachten op het gebied van waterkwaliteit en klimaat. “Al deze uitdagingen hebben in beginsel dezelfde oorzaak: een zeer intensieve vorm van landbouw met een te eenzijdige focus op hoge productieniveaus. Minder intensief gebruik van grondstoffen brengt naast de biodiversiteitsdoelen ook de doelen voor de Europese Kaderrichtlijn water én de klimaatdoelen dichterbij.”

Kansen voor kostenbesparing

Maar zonder aanvullende maatregelen heeft dat vaak een verlaging van de productie en het inkomen van de boer tot gevolg. Van Dijk onderzoekt daarom ook hoe de Nederlandse landbouw met minder kunstmest, soja als diervoeder en pesticiden rendabel te houden is. “De productie verlagen is niet in het belang van het huidige verdienmodel van voerleveranciers, banken en ketenpartijen, ook al hanteren enkele van die partijen al wel rentekorting of duurzaamheidsindicatoren die de boeren een hogere prijs opleveren. Om verandering bij de boer mogelijk te maken, zullen ook zij mee moeten bewegen.”

Veel boeren willen volgens de bevindingen van Van Dijk best stappen zetten. “Overstappen op natuurvriendelijkere landbouw brengt ook kansen met zich mee, zoals kostenbesparing doordat een boer minder hoeft te investeren in het bereiken van die zo hoog mogelijke productie. Of hij kan vergoedingen krijgen voor natuurbeheer en andere ecologische en maatschappelijke diensten. Een aantal boeren met wie ik werk, houdt zo ondanks een lagere productie toch een beter inkomen over dan toen ze nog meededen in de mallemolen van continu groeien. Daarvoor zijn vaak wel nieuwe samenwerkingsverbanden nodig, vaak met andere spelers dan de traditionele ketenpartijen.”

Noodzaak van heldere doelen, draagvlak en regie

Volgens universitair hoofddocent Marie-Jeanne Schiffelers van het departement Bestuurs- en Organisatiewetenschap zijn heldere en ambitieuze beleidsdoelen van groot belang, net als een goed geregisseerd en zorgvuldig proces om die doelen te bereiken. Bovendien moeten de verschillende belanghebbenden nauw worden betrokken. “Als dat niet goed gebeurt, ontstaat al snel weerstand tegen nieuwe voorstellen of genomen besluiten, waardoor je draagvlak verliest of zelfs stappen terug zet”, zegt Schiffelers. “Dat heb je bijvoorbeeld gezien bij het stikstofkaartje. De weerstand tegen dit kaartje heeft mijns inziens weinig met dat kaartje zelf te maken, maar vooral met het feit dat men beter gehoord wil worden.”

Als belanghebbenden niet nauw worden betrokken, ontstaat al snel weerstand tegen nieuwe voorstellen of genomen besluiten, waardoor je draagvlak verliest of zelfs stappen terug zet.

Schiffelers, opgeleid als milieukundige, is expert op het gebied van transitievraagstukken en transdisciplinair werken, waarbij wetenschappers samenwerken met maatschappelijke partners, bedrijven en ngo’s. “Ik onderzoek welke bestuurlijke processen helpen bij het aanpakken van wicked problems, complexe problemen waar we als samenleving mee te maken hebben. Denk aan de biodiversiteitscrisis of de klimaatcrisis. Bij dat type problemen worden zowel het probleem zelf als de beoogde oplossingen onderwerp van discussie en soms zelfs strijd. Zonder duidelijke doelen, coördinatie op het proces om de doelen te bereiken, toezeggingen van betrokken partijen en een intensieve onderlinge afstemming wie welke stappen gaat zetten, blijven de problemen bestaan, of verergeren ze zelfs.”

Het stikstofprobleem is daar een helder voorbeeld van, vertelt Schiffelers. “Dit probleem staat al ongeveer 50 jaar op de agenda van de Nederlandse overheid maar er is nooit goed en vanuit een helder perspectief op doorgepakt. Mede onder druk van belanghebbenden zoals boeren en landbouworganisaties, de agro-industrie en financiers is gekozen voor een beleid van kleine technologische ingrepen om het probleem op te lossen. Dat is overduidelijk onvoldoende gebleken. Het verduurzamen van de landbouw vraagt dus allereerst om heldere beleidsdoelen en een stevige regie op het behalen daarvan.”

Perspectief voor boeren

En er is volgens Schiffelers nóg een probleem dat opgelost moet worden om de biodiversiteit in de natuur te herstellen. “Nederland heeft zich wel verbonden aan Europese doelen, maar heeft die niet vertaald naar een helder perspectief op welke landbouw op een locatie wél en níet meer mogelijk is. Ook is het voor boeren nog onduidelijk hoe zij op de lange termijn ondersteuning krijgen bij hun overstap naar natuur-inclusieve landbouw. Voor een transitie is zo’n perspectief belangrijk, net als daaraan vast te houden. Alleen de weg ernaartoe kan dan nog onderwerp van gesprek zijn.”