Het nieuwe normaal

Longread over open science

Onderzoek delen met de buitenwereld? Natuurlijk!  Maar waarom dan alleen in wetenschappelijke tijdschriften die door een beperkt publiek worden gelezen? In Utrecht wordt het openlijk delen van wetenschap steeds gangbaarder. “Zelfs met een mooi verhaal in het NRC of de Volkskrant mis je een groot deel van de maatschappij.”

“Het gaat niet langer alleen om toegang tot publicaties”, zegt Isabel Arends, decaan van de bètafaculteit, waar 6 februari de aftrap plaatsvond van een reeks symposia over Open Science. “Open science gaat ook over open data, open coding en open software. En het gaat over samenwerkingen en public engagement om onderzoek nog meer te delen.”

Het klinkt zo logisch. Maar dat is het in de wetenschap niet. “We hebben een systeem gecreëerd waarin het draait om publiceren in high impact journals. Dat moet anders. En wij kunnen dat veranderen”, zegt Arends. “Open science gaat om het veranderen van het systeem. Een transitie naar het nieuwe normaal.”

Niet alleen laten zien wat je hebt aangetoond,
maar ook wat je hebt onderzocht.

"De Ebola-epidemie had mogelijk voorkomen kunnen worden, als een specifieke publicatie niet achter een betaalmuur had gezeten."

Open access

Een voor de hand liggende stap is het vrij toegankelijk beschikbaar stellen van wetenschappelijke publicaties. Dat kent allerlei vormen en gradaties, van inzicht geven in de reviews van de preprint tot het delen van mislukkingen en negatieve resultaten. Daarmee laten wetenschappers niet alleen zien wat er is gepubliceerd, maar ook wat er is onderzocht. En dat is van belang om de wetenschap sneller vooruit te helpen.

Zeker in de medische en levenswetenschappen kunnen de gevolgen van het achterhouden van onderzoeksgegevens groot zijn, ook als dat maar tijdelijk is. In 2015 schreef een groep artsen een Open Brief in de New York Times waarin ze stellen dat de Ebola-pandemie die meer dan 2.200 levens eiste, mogelijk voorkomen had kunnen worden als een specifieke publicatie niet achter een betaalmuur had gezeten. Met de uitbraak van het Coronavirus is dat al anders: wetenschappers deelden massaal hun onderzoek open access, om verdere verspreiding in te dammen en behandeling te verbeteren. Zo werd de dna-sequentie na ontdekking door Italianen gelijk openlijk gedeeld om sneller maatregelen te kunnen nemen.  

Publiceren in open access journals is nog niet de norm, maar steeds meer Utrechts onderzoek wordt al open access gepubliceerd. De bètafaculteit loopt daarin voorop. “Als ik gevraagd wordt om een publicatie te reviewen, is mijn standaard antwoord dat ik mijn review-inspanningen alleen richt op gold open access journals, om de open science-beweging te ondersteunen”, vertelt oceanograaf Erik van Sebille als keynote-spreker op het Open Science Symposium. En die beweging is merkbaar in gang gezet, zegt Van Sebille.

“Als iets je tien jaar heeft gekost, wil je de eerste zijn”

Credits

Het opstrijken van de credits is nog steeds een belangrijke reden voor onderzoekers om data voor zichzelf te houden tot het moment van publiceren. En dat is niet gek, vertelt moleculair bioloog Tzviya Zeev-Ben-Mordehai op het Open Science Symposium. “Het ophelderen van de 3D-structuur van een eiwit kan meer dan tien jaar in beslag nemen en je kunt alleen publiceren als niemand anders de structuur al heeft beschreven. Je wil dus de eerste zijn.”

Om dat competitieve veld te doorbreken kiezen steeds meer onderzoekers voor een andere manier van publiceren of een aanvulling daarop. In de Protein Data Bank kunnen onderzoekers hun nieuw ontdekte eiwitstructuur aanmelden voordat ze overgaan tot publiceren – inmiddels zelfs een vereiste van wetenschappelijke tijdschriften. En in de preprint server BioRxiv plaatsen onderzoekers hun studies voorafgaand aan de publicatie en de peer-review bij een wetenschappelijk tijdschrift. Een soort voor-inzage dus. Dergelijke ontwikkelingen helpen voorkomen dat onderzoekers in het soms langdurige publicatietraject gescoopt worden en verlagen de publicatiedruk.

Als ik nu een publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift zie, denk ik vaak: dat heb ik gelezen.

“Publicatiedruk werkt slechte wetenschap in de hand”

Publicatiedruk

Die druk om zo snel mogelijk te publiceren werkt ook iets anders in de hand: de replicatiecrisis, zoals onderzoekers het noemen. “Doordat iedereen de eerste wil zijn en wil publiceren zodra het kan, is er geen tijd om grondig je uitkomsten te checken of zelf te proberen om je resultaten nog eens te reproduceren”, vertelt farmaceutisch wetenschapper Enrico Mastrobattista. Het gevolg is dat veel onderzoek niet reproduceerbaar blijkt; ergens is er dus iets misgegaan. Slechts 11 procent van de resultaten van preklinisch kankeronderzoek blijkt reproduceerbaar, laat Mastrobattista zien op het Open Science Symposium. “Er ontbreekt een directe sanctie voor publicaties die niet reproduceerbaar blijken, en de beloning voor snel publiceren is groot. Dat werkt slechte wetenschap in de hand, want – ondanks het corrigerende vermogen van peerreview – worden deze onjuiste publicaties toch gewoon geciteerd.”

De oplossing is volgens Mastrobattista allereerst de publicatiedruk verlagen en de aansprakelijkheid voor slechte wetenschap verhogen, maar ook: betere statistiek doen. “Dat begint met studenten nog beter trainen in statistiek en reproduceerbaarheid.” Meer transparantie, post-publicatiereview en een ‘reproducibility stamp’ als een soort keurmerk voor reproduceerbare wetenschap kunnen daar volgens hem bij helpen. En vooral ook: meer openheid en minder publiceren. “Het hele peer-reviewsysteem is achterhaald. Er zijn allerlei manieren om het te kunnen moderniseren. We moeten het alleen nog doen.”

Om vertrouwen te bouwen moet je mensen toegang geven tot het ontwikkelen van de code

“Het NRC of de Volkskrant is niet een algemeen publiek.”

Public engagement

Verrassender wellicht is dat ook public engagement een van de speerpunten is van open science. Voor oceanograaf Van Sebille is het een logisch onderdeel van zijn onderzoek. “Public engagement is meer dan een persbericht de deur uit doen. Een stuk in het NRC of de wetenschapsbijlage van de Volkskrant is mooi, maar dat is niet een algemeen publiek. Je mist daarmee alsnog een groot deel van de maatschappij”, zegt Van Sebille. “Je moet inclusiever zijn als je je onderzoek wilt delen, en echt onderdeel wilt zijn van de maatschappij.”

In het Utrechtse basisschoolproject Meet the Professor stappen hoogleraren daarom – in toga – op de fiets om scholen te bezoeken en te vertellen over hun onderzoek. “Een prachtig voorbeeld van open science: vertellen hoe wetenschap werkt, en waarom we doen wat we doen”, zegt Van Sebille. In dezelfde lijn zijn er ook de Utrechtse scholenprogramma’s Slimme Gasten, Waar of niet waar? en Apekool. “We doen deze programma’s omdat de Universiteit Utrecht public engagement zo belangrijk vindt. We hebben zelfs het Public Engagement Seed Fund, dat vernieuwende, onderzoeksgerelateerde publicengagementactiviteiten financieel ondersteunt.”   

Het nieuwe normaal

De weg naar het nieuwe normaal, zoals decaan Isabel Arends het noemt, is ingezet. Open Science is een hot topic voor de Universiteit Utrecht. Het College van Bestuur heeft een Open Science Programma in het leven geroepen om de wetenschap meer open en nog betrouwbaarder, efficiënter en relevanter voor de samenleving te maken. Open Science is onderdeel van het Strategisch Plan van de universiteit. En recent tekende de Universiteit Utrecht de San Francisco Declaration on Research Assessment (DORA): een verklaring die stelt dat het evalueren van de wetenschappelijke output van wetenschappers verbeterd moet worden en niet moet draaien om impact factors. Open science wordt het nieuwe normaal. “Af en toe kom je nog een dinosaurus tegen”, zegt Erik van Sebille. “Maar we weten allemaal wat er met de dinosaurussen is gebeurd.”