De toekomst van ons eten

Rens Voesenek over het menu van morgen

Rens Voesenek

Binnen de Universiteit Utrecht wordt enorm veel voedsel gerelateerd onderzoek gedaan. Dit was vijf jaar geleden de reden om voedsel een meer centrale plek in het Utrechtse onderzoek te geven en te zoeken naar structurele interdisciplinaire samenwerking. Inmiddels is dit uitgegroeid tot de ‘hub’ Future Food. Een ‘hub’ is een onderzoeksterrein waarop de universiteit samenwerkt met bedrijven en instellingen aan maatschappelijke vraagstukken.

“Rondom voedsel is gigantisch veel onderzoek te doen”, vertelt Voesenek, voorzitter van de Future Food Hub. “Met name het dreigende tekort aan voedsel is een groot probleem. We zullen méér voedsel moeten produceren, maar dat willen we tegelijk zo duurzaam mogelijk doen, waarbij de klimaatveranderingen bovendien niet echt helpen. Hitte, droogte, overstromingen… Je snapt dat hier een berg werk ligt.”

Learning from nature

In zijn eigen onderzoek richt Voesenek zich op de vraag hoe planten het beste tolerant te maken zijn tegen de weersschommelingen die zijn ontstaan door de klimaatveranderingen. “Als een aardappel langer dan 24 uur onder water staat, kun je hem weggooien. Als we een aardappel zo kunnen aanpassen dat ‘ie het 48 uur volhoudt, is dat een enorme winst. We doen dat door naar de natuur zelf te kijken; learning from nature. Er zijn namelijk al verschillende planten die in het water leven of voorkomen in woestijnen. Dankzij welke specifieke eigenschappen lukt ze dat? En is het vervolgens mogelijk die eigenschappen toe te voegen aan voedselgewassen?

Bij een gerenommeerd tijdschrift ligt nu een artikel van ons waarin we een nieuw mechanisme beschrijven dat zou kunnen leiden tot de ontwikkeling van overstromingstolerante gewassen. Daar hebben we zes jaar aan gewerkt, en met de volgende stappen kunnen we ook nog jaren vooruit.”

Er zijn grote vorderingen gemaakt in gene editing.

Rens Voesenek

Toch, veel van de oplossingen die biologen aanreiken om het voedselvraagstuk te helpen oplossen, klinken nogal ongemakkelijk. Fabriekskomkommers, genetisch gemodificeerde aardbeien, kweekvlees, insectenproteïnen. ”Wat dat betreft is er in hoge mate sprake van onwetendheid én bangmakerij”, vermoedt Voesenek. Maar hij geeft toe dat er vanuit de wetenschap wat betreft publieksvoorlichting kansen zijn blijven liggen.

“Ik denk dat biologen beter hadden kunnen uiteggen wat ze doen. Er zijn bijvoorbeeld wat gene editing betreft grote vorderingen gemaakt. We kunnen nu heel precies een specifiek gen laten landen daar waar we dat willen. Dat is veel betrouwbaarder dan de klassieke kruising. Bovendien is er geen enkel wetenschappelijk bewijs gevonden dat genetische manipulatie slecht zou zijn voor onze wereld of gezondheid. Dat verhaal goed uitleggen is cruciaal.”

Van grond tot mond

Het zijn echter niet alleen plantenfysiologen die in de hub Future Food samenwerken. “Alle faculteiten doen mee”, zegt Voesenek. “De hub is een echte universitaire community geworden. We richten ons in onze programma’s op onderwerpen die van belang zijn voor de hele voedselketen, van ‘grond tot mond’. Met als uiteindelijk doel om in 2050 die voedseltoename van zeventig procent te bereiken.”

Rens Voesenek

Voesenek noemt het voorbeeld van de graslanden, een dominant landschapselement van Nederland. “Mooi groen, maar qua biodiversiteit zijn die weilanden een woestijn. Daardoor zitten er ook weinig insecten en neemt de weidevogelpopulatie schrikbarend af”, legt hij uit. “Er is een aanvraag ingediend bij de Nationale Wetenschapsagenda om onderzoek te kunnen doen naar de vraag wat het zou betekenen als we graslanden kruidenrijker inzaaien, zodat insecten en vogels er meer kansen krijgen. Er zijn namelijk aanwijzingen dat een meer diverse vegetatie leidt tot meer stresstolerantie van het grasland. Het weiland kan dan beter omgaan met bijvoorbeeld droogtes zoals we die vorig jaar gehad hebben. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat de kwaliteit van de melk en de gezondheid van de koeien verbeteren.” Dit is een mooi voorbeeld van interdisciplinaire samenwerking die er zonder Future Food niet zou zijn geweest.

Bewust eten

Gaat het lukken om die zeventig procent te halen? Voesenek is optimistisch: “Het ligt in de aard van de mens om oplossingen te bedenken als zich problemen voordoen. Ik denk dat we aan de vooravond van een transitie in de wereld staan. We zullen wel moeten, want anders stevenen we af op een vernietiging van onze planeet. Gelukkig zijn de diversiteit en de gezondheid van ons voedsel nu al enorm toegenomen. Producenten en winkeliers werken daaraan mee omdat de burgers dat willen. Ook zijn consumenten zich steeds meer bewust van wat ze eten. Er zijn meer vegetarische varianten, ze zijn koolhydraatbewust en de plofkip is bij grote bevolkingsgroepen taboe. Als we ons realiseren dat 35 procent van al het geproduceerd voedsel wordt weggegooid en dat we daarmee heel veel monden kunnen voeden, dan zal dit ook leiden tot andere productie- en eetpatronen. We moeten dus niet alleen toewerken naar technische- en productinnovaties, ook naar sociale innovaties.”

“Dat wij hier in het westen quinoa-salades willen eten, betekent wel dat we die granen uit ontwikkelingslanden moeten halen."

Future Food Lab

De keuze om twee keer per week vegetarisch te eten, is natuurlijk een heel luxueuze. Veel bevolkingsgroepen hebben geen enkele toegang tot voedsel. “Dat wij hier in het westen quinoa-salades willen eten, betekent wel dat we die granen uit ontwikkelingslanden moeten halen, gekweekt op grond die misschien beter voor de voedselvoorziening dáár gebruikt had kunnen worden. Verkorting van de voedselketen draagt dus ook bij aan de oplossingen en daarom heeft Future Food samen met Sodexo in het Educatorium een experimenteel bedrijfsrestaurant opgezet. In dit Future Food Lab kunnen we veel processen en producten uittesten.”

Interdisciplinair

Kortom: de voedselproblematiek is zó groot, dat het niet door één discipline of universiteit opgelost kan worden. Samenwerking is meer dan ooit noodzakelijk. Voesenek: “Dat is juist de reden waarom we met zoveel disciplines samenwerken. Niet alleen binnen de universiteit, maar ook transdisciplinair. We werken samen met Wageningen en andere universiteiten maar ook met veel grote en kleine bedrijven, ministeries en maatschappelijke organisaties. Alleen zo kunnen we de gewenste transitie realiseren.”

Prof. dr. Laurens Voesenek studeerde Plant Ecophysiology aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en promoveerde met een proefschrift getiteld ‘Adaptations of Rumex in flooding gradients’. Sinds 1999 is hij hoogleraar Plant Ecophysiology aan de Universiteit Utrecht. Voesenek is vice-decaan van de faculteit Bètawetenschappen en voorzitter van de Future Food, een hub binnen het strategisch thema Pathways to Sustainability.

Dit artikel verscheen in alumnimagazine Illuster.