Bouwen voor de eeuwigheid kan niet op kwetsbare plekken

Na ruim tien jaar van afwezigheid heeft Nederland weer een Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO). Hugo de Jonge mag na het coronadossier zijn tanden zetten in een minstens zo ingewikkeld vraagstuk: de toekomstige ruimteverdeling van Nederland. Wat het zo ingewikkeld maakt is dat er meer claims op de ruimte zijn dan er ruimte beschikbaar is. Peter Pelzer, docent Planologie en Stedelijke Toekomsten aan de universiteit Utrecht, doet onderzoek naar de post-fossiele stad.

De landbouw gebruikt ongeveer zestig procent van het Nederlandse grondoppervlak, maar andere ruimteclaims dringen zich steeds nadrukkelijker op. Denk aan woningbouw, zonneweides en wind op land, natuurontwikkeling en infrastructuur zoals datacenters en distributiedozen. Om het nog complexer te maken: Deltacommissaris Peter Glas waarschuwde recentelijk dat we meer rekening moeten houden met klimaatadaptatie bij onze ruimtelijke inrichting. Maar liefst 820.000 woningen zijn gepland in kwetsbare gebieden in het geval van verdere zeespiegelstijging. Bouwen we daar toch, dan zadelen we toekomstige generaties op met hoge kosten en risico’s.

Van het Planbureau voor de Leefomgeving en het kennisinstituut Deltares leren we twee dingen. Ten eerste: combineer functies slim, zodat je ruimte bespaart. Denk aan natuur en landbouw die samen gaan, of zonnepanelen op daken in plaats van in het weiland. Ten tweede: maak scherpe keuzes en neem daarbij ecologie, bodem en water veel serieuzer dan nu het geval is. Wees bijvoorbeeld terughoudend met woningbouw op plekken waar de bodem dat eigenlijk niet toestaat. Maar daarmee komen we er nog niet. Noodzakelijk is ook veel meer aandacht voor tijdelijkheid, oftewel voor een temporele planologie.

Is het wijs om nu mensen hypotheken te laten afsluiten voor huizen in de Zuidplaspolder, een van de diepste punten van Nederland?

Na-ijlen van besluiten

Het startpunt daarbij: we moeten de lange termijn veel serieuzer nemen. Ruimtelijke beslissingen die we nu nemen ijlen nog decennia tot eeuwen na. Ze zijn bovendien in belangrijke mate onomkeerbaar: de aanleg van de Afsluitdijk bijna honderd jaar geleden veranderde de zoute Zuiderzee in het zoete IJsselmeer, een interventie die we niet snel terug zullen draaien. En wanneer we besluiten een weiland te veranderen in een woonwijk, zoals in plannen voor de Zuidplaspolder bij Gouda of Rijnenburg bij Utrecht, keert het Engels raaigras niet zomaar terug.

Maar moeten we dit soort onomkeerbare besluiten wel nemen op plekken die op termijn mogelijk drassig worden, of, naar de kennis van nu, wellicht beter kunnen worden gereserveerd voor waterberging? Is het wijs om nu mensen hypotheken te laten afsluiten voor huizen in de Zuidplaspolder, een van de diepste punten van Nederland?

De Nederlandse delta verandert al eeuwen van vorm. We dachten lange tijd dat wij, met al onze kennis en kunde, de ruimtelijke inrichting van Nederland naar onze hand konden zetten. Sterker, dat is de afgelopen eeuwen ook gelukt. Maar alleen op dat ecomodernistische scenario gokken is riskant in de eenentwintigste eeuw, nu het er op lijkt dat het biofysisch systeem niet stabiel en moeilijk voorspelbaar zal zijn. We kunnen de ruimtelijke inrichting van Nederland niet meer volledig naar onze hand zetten

Het roept vragen op waar de huidige ruimtelijke ordening geen passend antwoord op heeft. Hoe zorgen we dat we kunnen meebewegen met nu nog onzekere ontwikkelingen, bijvoorbeeld door een stijgende zeespiegel? Hoe zorgen we dat de ruimtelijke inrichting ook voor de generaties na ons nog functioneert? Een inrichting zonder torenhoge belastingen om de kosten van waterveiligheid en ruimtelijke migratie op te vangen, een inrichting waarin de klimaatdoelen van Parijs ruimtelijk geland zijn; een inrichting met een biodiversiteit die schokken kan opvangen.

Het regeerakkoord belooft meer belang te hechten aan twee ‘toetsen’. De ‘generatietoets’ weegt het belang van jongeren en toekomstige generaties bij het vaststellen van beleid en wetgeving. De ‘watertoets’ weegt het belang van de waterhuishouding, bijvoorbeeld overstromingsrisico’s of drinkwaterkwaliteit.

Denken in decennia

Ingewikkeld bij de inzet van bijvoorbeeld de generatietoets is onzekerheid. We weten niet precies hoeveel de zeespiegel gestegen is in 2070 en we weten ook niet wat we als maatschappij tegen die tijd belangrijk vinden. Een temporele planologie vindt een antwoord op die onzekerheid door het stimuleren van tijdelijkheid.

Ik bedoel met tijdelijkheid geen huur- of pachtcontracten van een paar jaar, maar een ‘denken in decennia’, twintig tot vijftig jaar. Zo heb je als bewoner, initiatief of bedrijf wel de zekerheid dat je ergens een flinke tijd kan blijven, maar kunnen we als maatschappij nog wel bijsturen als de situatie fundamenteel verandert. Voor windmolens zijn pachtcontracten van twintig tot dertig jaar al gebruikelijk, vooral om te zorgen dat verouderde windmolens niet te lang blijven staan omdat de pachttermijn nog voortduurt.

Zoiets zou voor wonen ook kunnen. De meeste huizenbezitters hebben een stuk grond voor de eeuwigheid, maar onsterfelijkheid is tot nog toe niemand gegund. Wanneer je in een kwetsbare polder woont, geldt het eigenaarschap en de garantie op waterveiligheid bijvoorbeeld voor vijftig jaar. Mocht het meevallen met de zeespiegelstijging of we hebben een technologische oplossing bedacht, dan kan die vijftig jaar nog eens verlengd worden. Maar mocht het in 2070 echt te kostbaar worden om daar te wonen, kunnen we als maatschappij zonder hoge kosten die polder als retentiegebied gebruiken. Zulk beleid zal de ingezette trend naar modulair en circulair bouwen versterken. Net als de grond bezit je de materialen van de woning niet voor eeuwig, maar voor vijftig jaar.

Kortom, de nieuwe minister, maar ook provincies, gemeenten, waterschappen, adviesbureaus en projectontwikkelaars zouden een temporele planologie veel centraler moeten stellen. Niet alleen ‘bouwen, bouwen, bouwen’, maar ook een grondpolitiek die recht doet aan klimaatverandering. Hoe langer we wachten, hoe duurder en ingewikkelder het wordt. De jaren twintig zijn een decennium van keuzes. De korte termijn daarbij laten prevaleren is net zo goed een keuze.

Dit opiniestuk van Peter Pelzer is op 17 februari 2021 gepubliceerd op de Klimaatblog van NRC Handelsblad. 

Wetenschappers van de Universiteit Utrecht schrijven regelmatig over hun onderzoek in de klimaatblog van de NRC. Zij werken samen in het strategische thema Pathways to Sustainability.