Wat iedereen over taalontwikkeling bij kinderen moet weten

Oratie Elma Blom

In haar oratie ontkracht Elma Blom twee hardnekkige mythes over taalontwikkeling. “Velen denken dat kinderen volautomatische taalsponzen zijn. Dat is niet waar. Ook wordt vaak gedacht dat meertaligheid een probleem is voor kinderen. Andermaal onjuist.” Blom spreekt haar oratie ‘Wat iedereen moet weten over de taalontwikkeling van kinderen in een diverse samenleving’ op 11 januari uit aan de Universiteit Utrecht.

Portretfoto Elma Blom
Elma Blom (foto: Ivar Pel)

Blom geeft aan dat het beeld van het kind als volautomatische taalspons wijdverbreid is. “Dat leidt tot misconcepties en verkeerde conclusies over kinderen,” zegt de kersverse hoogleraar. “Bij een aanzienlijk deel van de kinderen verloopt de taalontwikkeling namelijk helemaal niet voorspoedig. Zo heeft ongeveer 7% van de 5-jarigen een persistente taalontwikkelingsstoornis (TOS). Voor hen is taalleren, zonder dat daar een duidelijke aanwijsbare oorzaak voor is, extreem moeilijk.”

Ontwikkelingskansen kinderen

Dat kinderen geen taalsponzen zijn blijkt ook uit het feit dat de taalontwikkeling van kinderen samenhangt met hoe vaak kinderen iets horen in hun taalomgeving. “Hoe vaker kinderen iets horen, hoe beter ze het leren. Doordat taalaanbod taalleren bepaalt, leren sommige kinderen bepaalde woorden en taalregels sneller dan andere kinderen.” Blom wijst erop dat hierin een rol is weggelegd voor iedereen die met jonge kinderen te maken heeft: “Ouders, de oppas, pedagogische medewerkers en leerkrachten moeten ervan doordrongen zijn dat zij medeverantwoordelijk zijn voor de taalontwikkeling van kinderen. Een minder voorspoedige taalontwikkeling is een factor die de publieke gezondheid kan bedreigen, omdat het serieuze consequenties heeft voor de ontwikkelingskansen van kinderen.”

Op heel veel plekken, ook in Nederland, is meertaligheid de norm.

Meertaligheid

Ook de mythe dat meertaligheid een probleem voor kinderen is, haalt Blom onderuit. “Deze aanname gaat soms zo ver, en is zo diep verankerd, dat wordt aangenomen dat meertaligheid wel tot taalachterstand moet leiden.” Diverse wetenschappelijke studies weerspreken deze aanname en stellen dat meertalige kinderen niet achterlopen. “Maar de uitkomsten zijn wel verwarrend,” geeft Blom aan. “Er zijn studies waarin geconcludeerd wordt dat meertalige kinderen lager scoren op diverse taaltesten. Maar ook hierin is taalaanbod bepalend voor de mate waarin kinderen een taal leren. Niet meertaligheid, maar minder taalaanbod leidt ertoe dat meertalige kinderen in één taal minder taalvaardig kunnen zijn dan hun eentalige leeftijdsgenootjes.”  

Nieuwe norm?

De angst dat kinderen meertaligheid niet aankunnen heeft de overheid er zelfs toe aangezet een onderzoek te starten of meertalige opvang niet ten koste gaat van de Nederlandstalige ontwikkeling van kinderen. Dat bevreemdt Blom. “Op heel veel plekken is meertaligheid de norm. Er zijn bijvoorbeeld veel meertalige kinderen in Friesland. Heel veel kinderen in Nederland leren naast het Nederlands een dialect. En migratie zorgt ook voor meertaligheid.” 
In het buitenland is meertaligheid eveneens de norm. “In Papua Nieuw Guinea leren kinderen zelfs vier of vijf talen parallel. Er is geen enkele aanwijzing dat die kinderen problemen ondervinden door hun meertaligheid. Integendeel, als ze eentalig zouden zijn, zouden ze zich sociaal niet kunnen handhaven.”

Elma Blom sprak haar oratie op 11 januari uit.

Meer informatie

Persvoorlichting faculteit Sociale Wetenschappen, 030-253 4027, r.a.b.vanveen@uu.nl