Ontwikkelingen wetsvoorstel Transwet

Transgender © iStockphoto.com/taa22

Het in mei 2021 ingediende wetsvoorstel tot wijziging van de Transwet is besproken in de vaste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid. Voormalig minister Dekker reageert hierop in zijn nota van 19 november 2021 en doet daarin twee belangrijke nadere aankondigingen. De evaluatie van de Transgenderwet 2014-2017 door Marjolein van den Brink blijft een belangrijk referentiepunt. 

In 2017 heeft UCERF-onderzoeker Marjolein van den Brink de Transgenderwet geëvalueerd (rapport ‘Recht doen aan genderidentiteit – Evaluatie drie jaar Transgenderwet in Nederland 2014-2017’). In mei 2021 diende voormalig minister Dekker op basis van de conclusies uit de evaluatie een wetsvoorstel tot wijziging van de Transwet in (zie de ontwerpregeling met toelichting).

Hierin werden vier belangrijke wijzigingen voorgesteld: de vervanging van de deskundigenverklaring voor een wijzigingsprocedure in twee fasen (een kennisgeving van het voornemen tot wijziging, gevolgd door een bevestiging van dat voornemen), de introductie van de mogelijkheid om deze administratieve procedure te starten in de gemeente waar men woont, de introductie van de mogelijkheid van juridische geslachtswijziging via de rechter voor kinderen onder de 16 jaar en de verklaring van de procedure voor geslachtswijziging van overeenkomstige toepassing op mensen met een intersekse conditie. 

De laatste tijd hebben nieuwe ontwikkelingen plaatsgevonden. In de Kamer werd veel gediscussieerd over het wetsvoorstel, waarbij veelvuldig werd verwezen naar de evaluatie van Van den Brink en Snaathorst. Ook voormalig minister Dekker verwees voortdurend naar de evaluatie in zijn nota naar aanleiding van het verslag van de Kamercommisie
. Hij deed daarin twee belangrijke nadere aankondigingen. Ten eerste zegde hij toe werk te maken van een regeling voor mensen die zich identificeren als niet-binair: ‘Ik breng op dit moment de mogelijkheden voor en de gevolgen van het regelen van een dergelijke optie in kaart.’

Een tweede belangrijke aankondiging is zijn voornemen om het mogelijk te maken voor trans mannen die een kind baren, om anders dan als moeder van hun kind te worden geregistreerd: ‘Ik acht het niet proportioneel om de regeling van het afstammingsrecht verdergaand (Titel 11, Boek 1 BW) aan te passen. De ouder uit wie het kind geboren wordt, is in vrijwel alle gevallen een vrouw. Het recht sluit hierop aan. Daarbij is voorstelbaar en invoelbaar dat veel ouders waarde hechten aan de wettelijke aanduiding “moeder” en “vader”, zoals eveneens invoelbaar is dat dit voor sommige personen juist anders zal zijn. Anders dan de wetgever eerder acht ik het wel wenselijk en mogelijk om te regelen dat de transgender man uit wie het kind is geboren in de geboorteakte van het kind wordt aangeduid als “ouder uit wie het kind is geboren”. Dit vergt geen wijziging van het afstammingsrecht, maar een aanpassing van het Besluit burgerlijke stand 1994. Deze aanpassing zeg ik u graag toe. Het streven is om het besluit daartoe begin 2022 in consultatie te geven’.