Wetsvoorstel wijziging Transwet op basis van genderidentiteit rapport van Utrechtse onderzoekers

Wijziging geslachtsregistratie wordt eenvoudiger

Pictogrammen van een vrouw, een man een gewoon poppetje die hand in hand lopen.

Het kabinet heeft stappen gezet naar een vereenvoudiging van wijziging van de officiële geslachtsregistratie. De voorwaarden voor wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte worden versoepeld en de procedure vereenvoudigd.
Dat stelt minister Dekker van Rechtsbescherming voor. Hij heeft daarvoor op 4 mei 2021 een wetsvoorstel ingediend, dat is gemaakt op basis van een onderzoek door wetenschappers van de Universiteit Utrecht.

In december 2017 evalueerde UCERF-onderzoeker Marjolein van den Brink, samen met (destijds) junior onderzoeker Danielle Snaathorst, tegenwoordig werkzaam bij Everaert Advocaten, de zogenoemde Transwet. Ze schreven het rapport ‘Recht doen aan genderidentiteit – Evaluatie drie jaar transgenderwet in Nederland 2014-2017’. In april 2019 bood minister Dekker het rapport aan de Kamer aan. Het rapport werd destijds bijzonder goed ontvangen in het parlement. De minister kondigde op basis van de conclusies uit de evaluatie aan een wetsvoorstel tot wijziging van de Transwet te zullen indienen. Dat deed hij op 4 mei 2021. De ontwerpregeling met toelichting is te lezen op de website van de Raad van State.

Schrappen van deskundigenverklaring

Een belangrijke voorgestelde wijziging betreft het schrappen van de zogeheten deskundigenverklaring. Tegen deze verklaring bestaan veel bezwaren, vanuit het oogpunt van zelfbeschikking, maar ook vanwege de daarmee gemoeide kosten. In de plaats van een verklaring komt nu een wijzigingsprocedure in twee fasen: een kennisgeving van het voornemen tot wijziging, vier tot maximaal twaalf weken later gevolgd door een bevestiging van dat voornemen. Deze administratieve weg kan ook worden bewandeld voor een tweede wijziging. Wanneer iemand voor de derde keer het juridisch geslacht wil wijzigen, kan dat alleen via de rechter.

Een tweede wijziging betreft de mogelijkheid om deze administratieve procedure te starten in de gemeente waar men woont. Onder de huidige wet is wijziging alleen mogelijk in de gemeente waar men is geboren (of de gemeente Den Haag voor wie in het buitenland werd geboren). Ook dit is een welkome wijziging: het scheelt (reis)tijd en geld.

Onder de 16 jaar

Een derde wijziging betreft kinderen onder de 16 jaar. Zij kunnen onder de huidige wet hun juridisch geslacht niet wijzigen. Nu wordt voorgesteld dat mogelijk te maken via de rechter. Uit de evaluatie kwam naar voren dat er een grote behoefte is om het juridisch geslacht van kinderen eerder te kunnen wijzigen, onder meer vanwege de legitimatieplicht, het halen van een brommerrijbewijs of schooldiploma, of het in de vakantie ‘oefenen’ met een andere genderexpressie, wat bemoeilijkt wordt door identiteitspapieren met geboortenaam en -geslacht.

Een vierde belangrijke wijziging is dat de procedure voor geslachtswijziging zoals die nu voor trans personen wordt voorgesteld, van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op mensen met een intersekse conditie. Eerder antwoordde de minister nog, in reactie op vragen van de Kamer, dat de procedure voorzien voor intersekse personen (via de rechter) niet hoefde te worden aangepast. Eventueel zou iemand gebruik kunnen maken van de procedure die voor transgenders is voorzien. Gelukkig is de minister van dat idee nu teruggekomen.

Het wetsvoorstel is door de bank genomen positief ontvangen door belangenorganisaties waaronder Transgender Nederland en de Nederlandse Organisatie voor Sekse Diversiteit. Niettemin is er ook kritiek.

Make-up op ooglid in de kleuren van de transgender vlag
Make-up in de kleuren van de transgender vlag.

Kritiek op het wetsvoorstel

Een belangrijk punt is de vereiste gang naar de rechter voor kinderen tot 16 jaar. Er zijn goede redenen om aan te nemen dat kinderen niet lichtzinnig zullen besluiten hun geslacht te veranderen. Het wetsvoorstel wil niettemin een uitzondering middels rechterlijke tussenkomst, omdat ‘het wijzigen van de geslachtsregistratie een verstrekkende handeling is’ (p. 13). In de evaluatie werd eerder geconstateerd dat wijziging van juridische sekse, in tegenstelling tot medisch ingrijpen, op zichzelf niet zwaar hoeft te zijn, maar dat het door strenge procedures zwaar wordt gemaakt.

Een tweede punt van kritiek betreft het ongewijzigd laten van de bepalingen met betrekking tot het juridisch moederschap van trans mannen die een kind baren (art. 1:28c(3) BW). De minister meent dat wijziging van de betreffende regeling ook anderen zal raken en acht dat onwenselijk omdat ‘voor veel ouders de juridische duiding van “moeder” van betekenis is’. Dit argument lijkt nogal zwak. Afgezien van eventuele vraagtekens bij deze summiere belangenafweging, zijn er natuurlijk mogelijkheden te bedenken om de regeling zodanig vorm te geven dat degenen die daar prijs op stellen toch als moeder worden gekwalificeerd, zoals onder meer ook in de Australian Capital Territory gebeurt.

Noch als man, noch als vrouw geregistreerd

Een derde punt dat ten zeerste wordt betreurd door de belangenorganisaties is het uitblijven van een optie om niet als man of vrouw te worden geregistreerd. Sinds 2018 hebben vijf verschillende rechtbanken verzoeken om een analoge toepassing van artikel 1:19d BW op volwassenen, toegekend. Artikel 1:19d BW schrijft voor dat in de geboorteakte wordt vermeld dat het ‘geslacht van het kind niet is kunnen worden vastgesteld’ wanneer het geslacht van een nieuwgeborene ‘twijfelachtig’ is. De minister herhaalde echter zijn standpunt verdere ontwikkelingen in de rechtspraak af te willen wachten ‘alvorens er nadere duiding kan worden gegeven aan de voorzichtig ingezette beweging in de rechtspraak en wetgeving op dit punt te overwegen’.

Dat komt niet helemaal onverwacht. Met de introductie van zo’n derde optie zal bijvoorbeeld ook de vraag rijzen naar een vierde, ‘positieve’ duiding van een ander geslacht, zoals eerder in Duitsland gebeurde (Bundesverfassungsgericht [BVERFGE], 1 BvR 2019/16, 20 oktober 2017). Daarnaast zal het de overheid veel meer dan nu het geval is, dwingen om echt werk te maken van alle wettelijke regelingen en beleidspraktijken waarin wordt uitgegaan van een binaire conceptie van geslacht. (Zie hierover onder meer M/V en verder. Sekseregistratie door de overheid en de juridische positie van transgenders, van UCERF-onderzoekers Marjolein van den Brink en Jet Tigchelaar uit 2014, en First experiences with non-binary gender options in Germany, van Susanne Gössl, Sophie Dannecker & Alix Schulz, opgenomen als bijlage II in het rapport Afwegingskader sekseregistratie, 2019, eveneens van Van den Brink en Tigchelaar.

Wordt vervolgd.