Natuur blijkt nog betere bodemsaneerder dan gedacht

Nieuwe mogelijkheden voor biologische afbraak van gif

De promovendus aan het werk in het lab
Onderzoek in het lab bij een bodemsimulatie

Bij bodemverontreiniging is veelal ‘inpakken en monitoren’ het credo. Door de diepte van de verontreiniging of door andere oorzaken is afgraven namelijk vaak geen optie. In dat geval kan biologische afbraak door ‘gifminnende’ bacteriën een oplossing zijn. Johan van Leeuwen vroeg zich af onder welke omstandigheden welke stoffen dan precies afbreken en of we de bacteriën ook kunnen stimuleren dit efficiënter te doen. Zijn onderzoek toont aan dat opruimacties door bacteriën beter en sneller kunnen gaan dan tot nog toe gedacht. “Bijvoorbeeld door het nitraatgehalte in de bodem te sturen.” Op 17 februari hoopt hij op zijn bevindingen te promoveren aan de Universiteit Utrecht.

Van Leeuwen is geo-hydroloog en civiel ingenieur bij de Universiteit Utrecht en Deltares, een onafhankelijk instituut voor toegepast onderzoek op het gebied van water en ondergrond. Hij werkt bij Deltares onder andere in het gezamenlijke biochemische lab Castel, een laboratorium dat wordt gedeeld met de Universiteit Utrecht en TNO. In dit laboratorium bootste Van Leeuwen de bodemsamenstelling na zodat hij onder perfecte omstandigheden kon uitproberen welke andere stoffen de bacteriën aansporen hun werk efficiënter te doen.

Griftpark

Van Leeuwen: “In het lab zag ik al dat toevoegen van bepaalde stoffen een gunstig effect had op de biologische afbraak en dat daardoor de bacteriepopulatie ook groeide. Maar een simulatie in het lab is geen echte bodem. Mogelijkheden voor onderzoek in het veld waren er genoeg (ca. 250.000 locaties) maar veldwerk dichtbij in Amersfoort en later in het Utrechtse Griftpark waar eens gasfabrieken stonden, zorgden voor de koppeling met de praktijk.”

Nieuwe afbraakroute

Als de bodembacteriën ter plekke worden gestimuleerd leidt dat na een jaar tot meetbare positieve resultaten. Nitraat is een goed voorbeeld van een stof die een bijdrage daaraan levert. “Het is dan wel van belang dat de locatie afgeschermd en gemonitord blijft zodat het nitraat niet in het omringende grond- en oppervlaktewater kan komen, maar dat geldt even goed voor het al aanwezige gif. Die voorzieningen voor afscherming zijn vaak al ter plekke.” De onderzoeker benadrukt wel dat nieuwe afbraakroutes afhankelijk zijn van de omstandigheden:  om welke locatie gaat het, hoeveel vervuiling is er en wat zit er nog meer in die bodem.

Lozingen

Bodemverontreinigingen kunnen voorkomen op terreinen van oude maar ook moderne fabrieken. Het betreft zogeheten mono- en polyaromatische koolwaterstoffen als benzeen, tolueen, indeen en naftaleen in watervoerende lagen in de bodem. Op de oude fabrieksterreinen zijn ze achtergebleven door lozing in een tijd dat hierover nog veel onbekend was, op nieuwe terreinen zijn incidenten zoals lekkage veelal de oorzaak.

Vervolgonderzoek

Van Leeuwens promotie is binnenkort een feit maar hij blijft op zoek naar moeilijke ondergrondse puzzels om op te lossen. In het Griftpark begint dit jaar een tweede fase van het onderzoek bij de voormalige gasfabriek. Daarnaast zet Van Leeuwen bij Deltares ook een onderzoek op naar plasticverontreiniging in de bodem en oevers.