Gletsjers op Spitsbergen sinds medio jaren 80 veel kwetsbaarder voor opwarming

Publicatie in Nature Communications

Svalbard glaciers
Zicht op Ostra Bramatoppen over Storbreen, Zuid-Spitsbergen, tijdens een onderzoeksexpeditie in 2015. (Foto: Willem Jan van de Berg)

Zo’n 60% van de eilandengroep Spitsbergen is bedekt met gletsjers. Deze gletsjers worden beschermd tegen jaarlijkse temperatuur-schommelingen door een laag poreuze sneeuw, ook wel firn genoemd. Met behulp van een klimaatmodel met hoge resolutie hebben onderzoekers nu aangetoond dat de firnlijn van Svalbard zich halverwege de jaren tachtig heeft teruggetrokken tot een kritieke hoogte. Sindsdien zijn de meeste gletsjers van Spitsbergen hun beschermende firnlaag kwijt, waardoor het ijs veel kwetsbaarder is voor zomerse temperaturen. De resultaten verschijnen vandaag in Nature Communications.

De gletsjers op Spitsbergen hebben een relatief plat oppervlak en liggen grotendeels minder dan 450 meter boven de zeespiegel. De terugtrekkende firnlijn bereikte die hoogte halverwege de jaren 80, waardoor een groot deel van het oppervlak van Spitsbergen plotseling de beschermende firnlaag verloor. “Dat zette een periode van doorlopend massaverlies in gang”, zegt Brice Noël, eerste auteur van de publicatie. “Toch noemen we dit nog geen tipping point. Tussen 2005 en 2012 is het massaverlies in Spitsbergen aanzienlijk vertraagd door een paar koudere zomers. Maar sinds 2013 zien we weer gestaag massaverlies.”

Until the mid-1980s, the mass balance of the Svalbard glaciers (blue line) is stable around a neutral position, but then starts to fall
Tot medio jaren 80 is de massabalans van de gletsjers op Spitsbergen (blauwe lijn) stabiel rond een neutrale positie, maar begint dan te dalen, met een duidelijk zichtbare pauze tussen 2005 en 2012.

Firnlaag

Een intacte firnlaag stelt gletsjers in staat om jaarlijkse temperatuurschommelingen op te vangen. De firnlaag fungeert op twee manieren als bescherming voor de gletsjers. Ongeveer de helft van het smeltwater dat in de zomer wordt geproduceerd wordt erin opgeslagen, zodat het opnieuw kan bevriezen in plaats van af te vloeien naar zee. Bovendien reflecteert de witte firnlaag veel meer zonlicht dan het donkere kale ijs eronder. Gletsjers zonder firnlaag absorberen daardoor meer zonlicht, waardoor ze nog sneller smelten.

Verhoogde kwetsbaarheid

Het feit dat de firnlijn nu rond de kritieke hoogte van 450 meter boven de zeespiegel schommelt, maakt de gletsjers op Spitsbergen zeer kwetsbaar voor verdere opwarming. In de warme zomer van 2013 heeft maar liefst 80% van het gletsjergebied te lijden gehad van massaverlies aan het oppervlak. De afvoer van smeltwater was in dat jaar meer dan twee keer zo hoog als in de voorgaande jaren. In juli 2020 had Spitsbergen weer te maken met een recordhoge temperatuur. Noël concludeert: “Als de huidige opwarming aanhoudt, zal het bijzonder moeilijk zijn om verder massaverlies van de gletsjers op Spitsbergen in de toekomst te voorkomen.”

Comparison between the colder period 2005-2012 (left) and 2013 (right).
Vergelijking tussen de koudere periode 2005-2012 (links) en 2013 (rechts). In blauw, de beschermende firnlaag die de accumulatiezone van de gletsjers bedekt; in rood, de ablatiezone waar in de zomer kaal ijs wordt blootgelegd.

IJsbeeraanval

De recente dood van een 38-jarige man op Spitsbergen na een aanval door een ijsbeer is in verband gebracht met deze stijgende temperaturen. De manager van Longyearbyen Camping werd ‘s nachts in zijn tent aangevallen door een ijsbeer die waarschijnlijk op jacht was naar voedsel. IJsberen worden de afgelopen jaren veel vaker gezien in de buurt van Longyearbyen. Waarschijnlijk omdat het zee-ijs waarop ze meestal jagen is verdwenen, waardoor de beren gedwongen zijn om hun jachtgebied te veranderen, aldus deskundigen.

Publicatie

Low elevation of Svalbard glaciers drives high mass loss variability
Brice Noël*, C.L. Jakobs*, W.J.J. van Pelt, S. Lhermitte, B. Wouters*, J. Kohler, J.O. Hagen, B. Luks, C.H. Reijmer*, W.J. van de Berg* & M.R. van den Broeke*
Nature Communications, 14 september 2020, DOI 10.1038/s41467-020-18356-1

* onderzoekers verbonden aan de Universiteit Utrecht