"Protestliederen uit de jaren tachtig zijn ook vandaag de dag nog relevant"

Laurens Ham bij RTV Utrecht

Afscheidsconcert Doe Maar, Den Bosch, 14 april 1984. Bron: Wikimedia/Rob Bogaerts/Anefo
Afscheidsconcert Doe Maar, Den Bosch, 14 april 1984. Bron: Wikimedia/Rob Bogaerts/Anefo

In de jaren tachtig werden de Koude Oorlog en de dreiging van 'de bom' alom bezongen in de popmuziek. Docent Nederlandse letterkunde Laurens Ham doet onderzoek naar protestliederen en vertelt bij RTV Utrecht waarom deze nummers nog steeds relevant zijn.

Dr. Laurens Ham
Dr. Laurens Ham

Bedrukking en uitzichtloosheid

Het is vooral het gevoel van bedrukking en uitzichtloosheid dat in de Nederlandse popmuziek van toen naar boven komt. “In de jaren tachtig kwam [politicus Hans] Janmaat met het idee van ‘vol is vol’. Uiteraard waren weinig mensen het met hem eens, maar dat idee van ‘Nederland wordt langzaam onleefbaar’ leefde wel breder”, vertelt Ham.

De zangers van Het Goede Doel gingen op zoek naar een uitweg (‘België’) en Doe Maar zingt over dreiging in ‘De bom’. De uitzichtloosheid kwam met name aan bod bij de jongere generatie. “Het is een levensgevoel dat je heel veel in de liedjes van die tijd ziet: jongeren die zich heel veel zorgen maakten over hun toekomst, waardoor je een soort nihilisme en toekomstgerichtheid tegelijkertijd krijgt. We willen wel iets, maar kunnen we eigenlijk wel vooruit kijken?”

Actueel

De angst die tijdens de Koude Oorlog heerste is met het oog op de oorlog in Oekraïne ineens weer voor velen herkenbaar. “Je ziet dat Amerika en Europa weer tegenover Rusland komen te staan en dat er landen zijn die daar als een soort pion tussen staan,” zegt Ham. “Je ziet heel vaak dat er landen speelbal zijn geweest van die geopolitieke strijd en dat is heel angstaanjagend.” Hij denkt echter niet dat de oorlog nu soortgelijke muziek uit Nederland zal voortbrengen. “We hebben nu niet het gevoel dat de oorlog ons echt aangaat als Nederlandse burgers. Ik denk dat het nu te abstract is.”