De slachtoffers van het bombardement op Hawija wachten nog steeds op compensatie

Vliegentuigen vliegen boven de wolken © iStockphoto.com/guvendemir
© iStockphoto.com/guvendemir

Zes jaar geleden bombardeerde Nederlandse F16’s in hun strijd tegen IS de Iraakste stad Hawija. Hierbij vielen 70 burgerdoden, en hoewel Nederland een schadevergoeding beloofde, is hier nog weinig van terechtgekomen. Lauren Gould, universitair docent conflictstudies, doet legt bij NOS Radio 1 Journaal uit waarom de burgers nog altijd op compensatie wachten.

Langeafstandsoorlog

Bij een langeafstandsoorlog heeft is het leger niet of nauwelijks fysiek aanwezig in het oorlogsgebied. “We zien dat geavanceerde legers oorlog voeren, maar zonder grondtroepen,” legt Gould uit. “Ze werken in plaats daarvan voornamelijk vanuit de lucht.” Ook sluiten ze allianties met lokale actoren die in het oorlogsgebied aanwezig zijn. Gould: “Dat betekent dat we dus eigenlijk bijna geen militaire slachtoffers meer zien in de oorlogen die wij nu voeren.”

Niet gehoord of erkend

Het aantal militaire slachtoffers mag dan zijn afgenomen, bij het bombardement van zes jaar geleden vielen 70 burgerslachtoffers. Een financiële compensatie hiervoor verloopt volgens Gould erg moeizaam. Ook is er, ondanks beloftes, niet met de lokale gemeenschap overlegd over de compensatie. Gould: “Je ziet heel erg de complexiteit van het bombarderen op afstand en wat voor langetermijnconsequenties dit heeft.” Doordat Nederland op afstand blijft en ook het regelen van de compensatie heeft uitbesteed, heeft de lokale bevolking nog steeds niet het gevoel dat ze door Nederland gehoord of erkend zijn. “Het is comfortabel om dit uit te besteden, maar ik denk dat het een stuk beter kan,” aldus Gould.