Baby’s doen mee aan onderzoek naar dyslexie

Babylab. Foto Ed van Rijswijk
Babylab. Foto Ed van Rijswijk

In hun eerste levensjaar kunnen baby's allerlei spraakverschillen horen, ook als deze niet relevant zijn in hun moedertaal. Bij kinderen die later dyslexie ontwikkelen lijkt juist in deze fase van de taalontwikkeling iets mis te gaan. Dr. Maartje de Klerk van het Utrecht Institute of Linguistics beschrijft voor NEMO Kennislink haar onderzoek naar deze fase van de taalontwikkeling.

Babylab

Voor De Klerks onderzoek kwamen 240 baby's samen met hun ouder of verzorger naar het Babylab, 120 met en 120 zonder familiair risico op dyslexie. De baby's zagen een lachend vrouwengezicht op een beeldscherm, terwijl verschillende klanken ten gehore werden gebracht. In eerste instantie kregen ze een reeks van steeds hetzelfde (niet-bestaande) woord te horen, waarin één klinker centraal stond. De Klerk: "Bij het horen zo’n klankreeks kijkt een baby eerst heel geboeid naar het bijbehorende beeld. Maar op het moment dat de klank is vastgelegd in zijn geheugen, wendt hij zijn hoofd af, Dan wordt het te saai." Wanneer er een klank wordt aangeboden die anders klinkt, neemt de interesse en dus de kijktijd weer toe. Door die kijktijd te meten kunnen taalwetenschappers onderzoeken of een kind daadwerkelijk een verschil hoort tussen verschillende klanken.

Risicofactor voor dyslexie

Uit het onderzoek blijkt dat de kinderen zonder risico op dyslexie steeds beter werden in het onderscheiden van het Nederlandse klankcontrast. De kinderen met risico op dyslexie lieten minder verbetering zien. Daarnaast kon de controlegroep verschillen horen tussen Engelse klanken, terwijl de risicogroep geen Engelse klankcontrasten kon onderscheiden. “Dat deze groepen in het experiment zo goed uit elkaar te trekken waren, wijst erop dat het onderscheiden van klankcontrast in deze vroegste fase van de taalontwikkeling een risicofactor is voor dyslexie,” aldus De Klerk. “Maar dyslexie is, net als veel andere ontwikkelingsstoornissen, een multifactoriële stoornis. Dit betekent dat er verschillende factoren een rol spelen bij het wel of niet ontwikkelen ervan.”