Buitenlandse studenten: terug van nooit weggeweest

Blog: Dorsman doet een boekje open

Prof.dr. C. Winkler, hoogleraar in de geneeskunde aan de Universiteit Utrecht, tijdens een college in 1925. Bron: Het Utrechts Archief
Prof.dr. C. Winkler, hoogleraar in de geneeskunde aan de Universiteit Utrecht, tijdens een college in 1925. Bron: Het Utrechts Archief

“Als al die buitenlandse studenten maar wegbleven, dan zouden alle problemen in ons land snel opgelost worden.” Dit soort simplistische redeneringen gaan voorbij aan het feit dat de universiteit een internationale instelling par excellence is en altijd is geweest. En dat buitenlandse studenten er ook hier in Utrecht altijd bij hebben gehoord.  

Vanaf de oprichting van de universiteit waren er buitenlandse studenten

Die buitenlandse studenten waren er al vanaf de dag van de opening van de universiteit op 26 maart 1636. De exacte aantallen zijn niet vast te stellen, omdat studenten zich al snel niet meer inschreven. Inschrijven bracht geen voordeel meer: met een inschrijvingsbewijs kregen studenten korting op de drankaccijns, maar in 1657 maakte het stadsbestuur daar een eind aan. Uit andere bronnen weten we wel dat er in 1693 op een totaal van ongeveer driehonderd studenten wel 70 tot 80 Engelsen en Schotten geweest moeten zijn. In de zeventiende eeuw waren er daarnaast veel Duitse studenten vanwege oorlogen en de onzekere politieke situatie daar.

Image of plaque in Acemdie building Utrecht depicting Protestant student.
Plaquette in Academiegebouw herinnert aan Hongaarse en Duitse beursstudenten

Hongaarse theologiestudenten

Een speciale groep vormen de meer dan duizend protestantse studenten uit Hongarije en Duitsland, die in Utrecht theologie studeerden. Zij waren hier met een speciale beurs voor theologiestudenten die in 1761 werd ingesteld uit de nalatenschap van Daniël Bernard Guiljamsz, oud gouverneur van de kust van Coromandel in dienst van de V.O.C. Het ‘Stipendium Bernardinum’ bestaat nog steeds: een studiefonds voor theologiestudenten. In de gang van het Academiegebouw bevindt zich een plaquette van zo’n beursstudent die met stevige pas van de kerk in Debrecen in Oost-Hongarije naar de Utrechtse Dom wandelt.

Gaandeweg nam het aantal buitenlandse studenten wel af, maar ze waren er altijd, vaak ook uit de (ex-)koloniën. In 1954-1955 bijvoorbeeld stond 4,5 % van alle studenten aan Nederlandse universiteiten aangemeld als “vreemdeling”. Van de 1287 buitenlandse studenten die Nederland telde, kwam ruim de helft uit Indonesië.

Utrechtse studenten volgden colleges in Parijs

Maar Utrechtse studenten gingen toch ook zelf op pad. Soms deden ze er uitgebreid verslag van. In 1818 trokken de geneeskundestudenten Christiaan Bernard Tilanus, Jacobus Cornelis Broers en Petrus de Fremery naar Frankrijk en Duitsland om te kijken hoe daar de geneeskunde werd beoefend. Die zou daar op een hoger peil staan dan in Nederland en dat wilden ze zelf ervaren.

In Parijs volgden ze colleges bij Franz Joseph Gall. Hij was de grondlegger van de frenologie, waarbij het idee was dat aanleg en karakter van een mens uit de schedelvorm af te lezen zou zijn. Vol inspiratie begaven de Utrechters zich vervolgens naar een Parijse gevangenis om daar het in de colleges geleerde proefondervindelijk te toetsen. Wat ze daar precies ontdekten is niet heel duidelijk, maar feit is dat deze ondernemende studenten alle drie hoogleraar werden in respectievelijk Amsterdam, Leiden en Utrecht.

Die buitenlandse studenten waren er al vanaf de dag van de opening van de universiteit op 26 maart 1636.

Liefde in de lucht op de universiteit

Toch is niet alleen het opleidingsaspect van belang bij studeren in het buitenland. Er is ook zoiets als levenservaring en… de liefde. Dat overkwam de later als biograaf beroemd geworden Schotse student James Boswell. Tijdens zijn verblijf in Utrecht in 1763 en 1764 hield hij dagboeken bij. Ook is veel correspondentie van hem bewaard gebleven. Boswell was hevig, maar ook tevergeefs verliefd, onder meer op Belle van Zuylen en de aantrekkelijke jonge weduwe Catharina Geelvinck-Hasselaer.

Portret van James Boswell door George Willison in 1765. Bron: Wikimedia
Portret van James Boswell door George Willison in 1765. Bron: Wikimedia

Op 1 februari 1764 noteerde Boswell over Catharina in zijn dagboek, waarin hij over zichzelf in de je-vorm schrijft: “Je speelde goed whist. Erna voelde je voor het eerst in Holland zalige liefde. O la belle Veuve! Ze praatte zachtjes met je, en dichtbij, misschien om adem te ruiken. Alle Heeren keken sip. Je leidde haar aan de hand naar de koets en trilde over je hele lichaam…”