Forensic Cultures in Modern Europe
Willemijn Ruberg, Lara Bergers, Pauline Dirven and Sara Serrano Martínez
De invloed van getuigen in de rechtbank die expert zijn op een specifiek terrein, hangt van meer af dan de stand van wetenschappelijke kennis of de beschikbare technieken. Internationaal vergelijkend onderzoek toont aan dat de rol van artsen, psychiaters en andere getuige-deskundigen sterk wordt bepaald door het type rechtssysteem, de specifieke misdaad en de culturele en politieke context. Dat schrijven de Utrechtse onderzoekers van het FORCE-team (universitair hoofddocent Willemijn Ruberg en promovendi Lara Bergers, Pauline Dirven en Sara Serrano Martínez) in Forensic Cultures in Modern Europe, een internationale artikelenbundel die zij maakten over forensische praktijken in Europa in de twintigste eeuw.
Verschillende rechtssystemen
Sinds het gebruik van DNA in rechtszaken vanaf de jaren ‘90, bestaat het beeld dat nieuwe technologie een allesbepalende invloed heeft in de rechtspraak. Juist in de twintigste eeuw werden moderne technieken ontwikkeld zoals vingerafdrukken en haaranalyses. Een cultuurhistorische blik op de inzet van wetenschappelijke expertise in de rechtspraak in de twintigste eeuw, laat echter de variatie zien in de rol van getuige-deskundigen in verschillende Europese landen. Hun invloed hing niet alleen af van de technologische mogelijkheden, maar ook van het type rechtssysteem: in landen met een accusatoir systeem, zoals Engeland, moesten experts rekening houden met de jury.
Bovendien heeft ieder Europees land verschillende regels voor de toelaatbaarheid van expertise via het strafprocesrecht. In haar hoofdstuk over de vervolging van seksueel geweld beschrijft Lara Bergers de grote waarde die in het Nederlandse rechtssysteem werd gehecht aan getuigenverklaringen, zelfs in een periode waarin internationaal gezien het sporenonderzoek (de zogenaamde ‘stille getuigen’) de voorkeur kreeg boven de menselijke getuigen.
De culturele en politieke context
Ook de politieke en culturele context beïnvloedde de rol en invloed van forensisch experts zoals artsen en psychiaters. Zo benadrukt Pauline Dirven dat Britse pathologen via het dragen van een donker pak in plaats van een witte jas of een nog formeler kostuum, in de rechtszaal zichzelf als ‘objectieve’ expert presenteerden. Ze probeerden zo over te komen als mannen uit de burgerij die geen partij kozen voor de verdediging of het Openbaar Ministerie.
Sara Serrano Martínez toont aan dat Spaanse forensisch artsen onder het Franco-regime in kindermoordzaken juist partijdig waren. Zelfs bij een ogenschijnlijk puur-wetenschappelijk debat over de vraag of een baby kon doodbloeden wanneer de navelstreng na de geboorte niet werd vastgebonden, pasten zij hun bevindingen aan op de politiek gewenste uitspraak.
Gender
Culturele denkbeelden over gender werkten door in beelden van het slachtoffer, de dader en de expert. Alison Adam bespreekt in het boek een civiele zaak rond een vaderschapsclaim in Schotland in 1957-1958 en de rol die onderzoek naar bloedgroepen daarin speelde. Adam stelt dat de bredere sociaal-culturele context het verwerpen van het wetenschappelijk bewijs in deze zaak verklaart, vooral de houding van de Britse maatschappij ten opzichte van echtscheiding en onechte kinderen. De moeder werd in deze zaak weggezet als een onbetrouwbare getuige, zoals dat ook vaak gebeurde met meisjes en vrouwen die slachtoffer waren van seksueel geweld.
De ‘crime passionelle’
Volha Parfenchyk en Willemijn Ruberg bestuderen in hun hoofdstuk de ‘crime passionelle’, een ouderwetse en eufemistische benaming voor wat nu ‘femicide’ wordt genoemd. Zij vergelijken de definities van deze misdaad en de vervolging in de praktijk in (Sovjet-)Rusland en Nederland. Het culturele discours in beide landen plaatste een ‘Ander’ tegenover de nationale identiteit. Rusland zag de moord gepleegd uit jaloezie als een typisch kapitalistische misdaad, want het communisme beschouwde de vrouw niet als bezit.
In Nederland, zo schreven juristen, psychiaters en journalisten, paste de ‘crime passionelle’ niet bij de rationele en nuchtere volksaard. De daders zouden meestal Frans of Italiaans zijn en begingen deze misdaad ter bescherming van hun eer, wat in de mediterrane landen met mildheid en begrip werd gestraft. Deze culturele beelden kwamen overigens lang niet altijd overeen met de Nederlandse praktijk, waarin rechters maar ook psychiaters wel degelijk werkten met de notie van de ‘crime passionelle’.
De bundel als geheel, met bijdragen over Nederland, Engeland, Italië, Spanje, Noorwegen, Portugal, Schotland en Duitsland, toont dan ook aan hoe belangrijk het is om de rol van deskundigen in de rechtspraktijk te analyseren.