Inclusief onderwijs is een noodzaak

Hoe zorg je ervoor dat alle studenten zich welkom voelen aan de universiteit? In het project “Developing an Inclusive Curriculum and Learning Environment” zoeken onderwijsdeskundigen geschikte middelen om dat thuisgevoel in het onderwijs te garanderen. “We willen docenten helpen om een antenne voor inclusie te ontwikkelen en die in praktijk te brengen,” zegt projectleider Jeroen Janssen.

Jeroen Janssen. Foto: Kees Gort

Het project startte in september 2020 met financiering van het Utrechts Stimuleringsfonds Onderwijs. Het is een interfacultair project met de faculteiten Sociale Wetenschappen, Geneeskunde, en Recht, Economie, Bestuur en Organisatie als deelnemers. Het plan is ontstaan uit een directe behoefte, legt Jeroen Janssen uit.

“Ik doe al langer onderzoek naar de eerste generatie studenten in het hoger onderwijs en zie dat vragen rondom inclusie in het onderwijs steeds belangrijker worden. Er zijn nu meer thema’s dan voorheen waarover studenten niet makkelijk praten. Niet met docenten, maar ook niet met elkaar. Om een voorbeeld te noemen: bij onderwijswetenschappen werken we al jaren met het rollenspel over segregatie in het onderwijs. Dat is een heel aantal jaren goed gegaan, maar de laatste jaren krijgen we vaker signalen dat studenten gevoeliger zijn geworden voor bepaalde argumenten die door andere studenten naar voren worden gebracht.”

Die argumenten én de spanningen die ze oproepen zijn schering en inslag in huidige maatschappelijke discussies. Voor de aankomende onderwijswetenschappers is het juist zo belangrijk om daarvan op de hoogte te zijn, want alleen met een academische visie ben je er nog niet. 

“Als docenten wisten we niet hoe daarmee om te gaan. In gesprek met collega’s bleek dat zij dezelfde ervaring delen: ook zij voelen zich er onzeker over. Hoe ga je met sensitieve onderwerpen om? Hoe ga je om met bepaalde groepen studenten die tot minderheden behoren? Op die vragen hadden we niet echt een antwoord.”

Blinde vlekken

Binnen de koepelterm ‘inclusief curriculum’ vallen zowel de leeromgeving en de manier waarop je onderwijs geeft, alsook de inhoud van het onderwijs. In het project brengen de teamleden de huidige stand van zaken in kaart en ontwikkelen ze hulpmiddelen voor docenten, cursuscoördinatoren en opleidingsdirecteuren om werk te maken van diversiteit en inclusief onderwijs.

“Als je wilt dat de universiteit een inclusieve leeromgeving biedt, dan moet je ook docenten helpen om dat te realiseren,” zegt Jeroen Janssen. “In het project verzamelen we best practices en hulpmiddelen voor docenten, zodat ze weten hoe met ongemakkelijke situaties om te gaan. Het is direct relevant voor het onderwijs. We zijn het project begonnen met gesprekken met docenten en groepen studenten. Zo zagen we waar studenten tegenaan lopen en hoe ze zich meer thuis zouden voelen als docenten net andere voorbeelden in de les zouden gebruiken.”

In een interview met Science Guide vertellen drie onderzoekers die bij het project betrokken zijn over de eerste bevindingen: soms doen docenten tijdens de les kwetsende uitspraken waar ze zich zelf niet bewust van zijn. Ook hebben ze stereotypevoorbeelden niet altijd door, en er zijn cursussen met literatuur waar diversiteit ver te zoeken is.

“Het zijn dat soort blinde vlekken die we willen verhelpen,” zegt Jeroen Janssen. “Een van de hulpmiddelen is een reflection tool waarmee docenten of opleidingsdirecteuren kunnen kijken naar het onderwijs en bespreken hoe het in elkaar zit. Hoe zit het met het lesmateriaal en met het onderwijs, voelen studenten zich er comfortabel bij? Die vragen leiden tot reflectie op het onderwijs. Zo hopen we dat docenten een antenne ontwikkelen voor manieren waarop ze hun onderwijs inclusiever kunnen maken.”

Als je wilt dat de universiteit een inclusieve leeromgeving biedt, dan moet je ook docenten helpen om dat te realiseren.

Ankerpunten

De toets op doelen van inclusief onderwijs krijgt in het project een concrete vertaling. Jeroen Janssen:

“Naast de reflection tool ontwikkelen we een toolbox die docenten kunnen gebruiken als ze mogelijkheden zien om hun onderwijs meer inclusief te maken. Het kan bijvoorbeeld zijn dat een cursus prima in elkaar zit en de discussies goed verlopen, maar dat het docententeam constateert dat de literatuur nog heel eenzijdig is. Het kan ook zijn dat een docent moeite heeft om met sensitieve onderwerpen om te gaan. De toolbox helpt dan om in te zien welke mogelijke oplossingen er zijn.”

“We zijn nu aan het inventariseren wat we in de toolbox willen opnemen. Het blijkt bijvoorbeeld goed te werken als studenten tijdens een werkgroep in kleine groepjes samenwerken, en dat de groepjes heterogeen zijn opgesteld en regelmatig wisselen, zodat studenten in contact komen met zoveel verschillende medestudenten als mogelijk. Groepswerk is gebruikelijk, en nu vragen we docenten om het in te zetten voor het ontwikkelen van bijvoorbeeld interculturele vaardigheden. Ik geloof dat het een krachtig middel kan zijn.”

“Bij de faculteit Recht, Economie, Bestuur en Organisatie is een deel van het docententeam bijvoorbeeld geïnteresseerd in het dekoloniseren van het curriculum. We gaan kijken wat daar bij komt kijken, zonder dat het een turflijst wordt van zo en zoveel procent Westers, en niet-Westers. De toolbox biedt uiteindelijk keuze aan docenten om die middelen eruit te kiezen die zij relevant voor hun eigen cursus vinden.”

“Het gaat natuurlijk ook om personeelsbeleid, en dat maakt het vraagstuk veel groter. Een cursuscoördinator heeft daar geen invloed op, wel onderwijsdirecteuren. We gaan onderzoek doen naar adviezen aan onderwijsdirecteuren, want het is mogelijk om bewust op zoek te gaan naar docenten die goed zijn in het leren van bepaalde interculturele vaardigheden. Al met al hoop ik dat het over twee jaar als het project afloopt gewoner is geworden om ook die bril op te zetten.”

“Ik hoop dat dit project ook bijdraagt aan de verdere ontwikkeling van BKO- en SKO-trainingen, cursussen voor onderwijsdirecteuren enzovoorts. Dat zijn belangrijke ankerpunten. Faculteiten vullen het BKO-kader ieder op hun eigen manier in. Die vrijheid moeten ze ook behouden, maar mijn hoop is dat ze inclusiviteit serieus nemen en die meenemen in de trainingen.”

Noodzaak

Ondanks de sensitieve problematiek viel het niet moeilijk om studenten te vinden voor de focusgroepen. Anders dan Jeroen Janssen en zijn collega’s hadden verwacht, de studenten wilden juist heel graag hun ervaringen met inclusiviteit – of het gebrek ervan – met de onderzoekers delen.

“Dat geeft aan dat de studenten zich veilig voelen om erover met elkaar en met ons te praten. Daaruit kan ik alleen concluderen dat er al veel dingen goed gaan bij de universiteit. De studenten waren heel open over hun ervaringen. Dat geeft mij het gevoel dat we met iets belangrijks bezig zijn dat een verschil voor de studenten kan maken. Nog een andere verrassing is dat er aan de universiteit zoveel belangstelling is voor dit onderwerp. Black Lives Matter had een trieste aanleiding, maar de beweging is zeker een katalysator geweest en heeft veel bespreekbaar gemaakt dat niet voorheen bespreekbaar was of waar niet over werd nagedacht.”

“Wat ik zelf belangrijk vind is dat het project ook die mensen bereikt die hiermee nog niet bezig zijn. Ik wil graag ook mensen overhalen die nu sceptisch zijn en zeggen dat diversiteit en inclusief onderwijs in hun cursus niet speelt. We willen laten zien dat inclusief curriculum om meer gaat dan de lesstof. Het gaat ook om hoe je met studenten omgaat. Want we zien dat diversiteit onder de studenten groeit en daarmee wordt dit nog belangrijker dan voorheen.”

Jeroen Janssen is ervan overtuigd dat aandacht voor diversiteit en inclusie een noodzaak is, want anders gaat veel talent verloren.

“Ik had eens een uitzonderlijk goede student met een Marokkaanse achtergrond. Na haar afstuderen sprak ik haar over haar studietijd, en ik schrok toen ik hoorde wat ze had meegemaakt. Veel vooroordelen, vreemde vragen over haar achtergrond enzovoorts. Dat zette me aan het denken. Deze student had het hoofd aan alle narigheid kunnen bieden, want ze was heel sterk. Dat geldt niet voor iedereen. Dat besef maakte me verdrietig. We willen zo graag dat alle studenten die de cognitieve capaciteiten hebben, zich thuis kunnen voelen aan de universiteit en zich verder kunnen ontwikkelen, ongeacht hun achtergrond. Ik ben bang dat we veel goede studenten verliezen als we daar niet genoeg aandacht voor hebben. Dat is te jammer.”