Studiemiddag Omgevingswet: ‘Het projectbesluit’

De Omgevingswet brengt veel veranderingen met zich mee. Ook voor het instrument ‘het projectbesluit’ waar het Rijk, provincies en waterschappen mee te maken gaan krijgen. Het projectbesluit vervangt het huidige projectplan van de waterschappen, maar ook het provinciaal inpassingsplan en het rijksinpassingsplan. Als op 1 januari 2021 de Omgevingswet in werking treedt, is het van belang dat overheden goed kunnen werken met de nieuwe instrumenten van de Omgevingswet.

Om die reden is op 5 oktober 2017 een studiemiddag gehouden bij de Universiteit Utrecht om werknemers bij verschillende overheden verdiepende kennis mee te geven over het projectbesluit.

Omgevingswetbijeeenkomst

Organisatie

Deze studiemiddag is georganiseerd door het Utrecht Centre for Water, Oceans and Sustainability Law (UCWOSL), in samenwerking met advocatenkantoor Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn, de Unie van Waterschappen en Rijkswaterstaat. Op deze middag waren ambtenaren aanwezig van waterschappen, provincies, Rijkswaterstaat, en belangstellende medewerkers van de Universiteit Utrecht.

Plenair deel

De middag begon met een inloop en een lunch. Vervolgens was er een plenair gedeelte in de raadszaal. De dagvoorzitter prof. mr. Peter van Buuren begon met een welkomstwoord. Waterschap van Aa en Maas brachten vervolgens een casus in die later op de middag in workshops zou worden uitgewerkt in verschillende groepen. De casus zag op een waterproject waarbij het waterschap gedeeltelijk te maken krijgt met de Omgevingswet en tegelijkertijd nu nog moet werken met het huidige wettelijke systeem. Na de bekendmaking van de casus volgde een aantal lezingen omtrent het projectbesluit om de aanwezigen van de meest recente kennis en ontwikkelingen te voorzien.

Sprekers

De eerste spreker, mr. Henk Gierveld, hield een lezing over participatie bij het nieuwe projectbesluit. Hij zette uiteen aan welke verplichtingen de overheden straks vastzitten op grond van de Omgevingswet en de bijbehorende AMvB’s. Ook ging hij in op het overgangsrecht.

Daarna gaf mr. dr. F.A.G. Groothuijse in zijn lezing een gedetailleerde uiteenzetting van de inhoudelijke mogelijkheden van het projectbesluit. Daarnaast kwam de bevoegdheid tot het vaststellen van een projectbesluit aan de orde en het projectbesluit binnen het thema integrale gebiedsontwikkeling.

Vervolgens ging mr. Hans Besselink is in zijn lezing in op de gevolgen van het projectbesluit op het omgevingsplan, het projectbesluit als integraal besluit, en de inhoudelijke keuzes die binnen een projectbesluit gemaakt kunnen worden. Daarna heeft hij de voor- en nadelen van het projectbesluit besproken en een helder kader gegeven in welke gevallen gekozen kan worden voor het integreren van uitvoeringsbesluiten in een projectbesluit en in welke gevallen de keuze beter kan vallen op het zogenoemde light projectbesluit.

Presentaties

De Powerpoint-presentaties van de genoemde drie sprekers kunt u hier vinden:

  1. Codificering van het participatiebeginsel (mr. Henk Gierveld)
  2. Projectbesluit ‘natte’ waterstaatswerken (mr. dr. F.A.G. Groothuijse)
  3. Projectbesluit (mr. Hans Besselink)

Workshops

Na de plenaire sessie zijn de deelnemers in groepen uiteen gegaan om in een workshop de zojuist vergaarde kennis los te laten op de casus (pdf) die eerder op de dag gepresenteerd is. In deze workshops diende een aantal vragen beantwoord te worden.

De antwoorden die de verschillende groepen opgesteld hadden zijn vervolgens weer plenair besproken in de raadszaal. De middag werd afgesloten met een borrel, waar menige discussie werd voortgezet.

Bevindingen

Bevindingen die uit de workshops naar voren zijn gekomen:
 

  • Het omgevingswetproces is gericht op alle betrokken partijen: Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten. De scope van deze partijen is een integrale gebiedsontwikkeling.
     
  • Door nu al veel aandacht aan participatie bij huidige projecten te besteden, kan vooruit worden gelopen op het proces van participatie zoals dat straks moet onder de Omgevingswet. Vroegtijdig communiceren met de omgeving en de resultaten vastleggen in een participatiedocument kan nu al als bijlage bij een ontwerp-projectplan worden gevoegd (o.g.v. de Waterwet). Het publiceren van kennisgeving, belanghebbenden informeren over een aanstaand project en een oproep doen om input te komen leveren is nu al een mogelijkheid om handen en voeten te geven aan participatie. Eenieder moet de mogelijkheid hebben om kansrijke alternatieve oplossingen aan te dragen.
     
  • Afhankelijk van de uitkomsten van de verkenning en de te kiezen voorkeursvariant(en) willen partijen bezien of er wordt gekozen voor integrale besluitvorming, dan wel dat elke bevoegd gezag-instantie zijn eigen besluiten neemt. Daarbij is van belang dat het projectbesluit van het waterschapsbestuur uitsluitend kan worden vastgesteld ten behoeve van de aan het waterschap opgedragen taken.
     
  • Het projectbesluit zal qua inhoudelijke vrijheid veel beperkter zijn dan het huidige projectplan. Dit heeft gevolgen voor de meekoppelkansen. De meekoppelkansen kunnen alleen worden meegenomen als deze vallen binnen de functionele taak van het waterschap. Is dat niet het geval dan zal samenwerking moeten worden gezocht met de provincie of het Rijk. Deze samenwerking kan ook verdere integrale gebiedsontwikkeling stimuleren.
     
  • De juridificering van participatie in het projectbesluit is volgens sommigen doorgeschoten. Er wordt nu ook volop gebruik gemaakt van ideeën uit de omgeving en rekening gehouden met diverse belangen. Waterschappen doen aan participatie om goede relaties met de omgeving te houden en hebben hier geen regels voor nodig.
     
  • Het is verstandig om in een pril stadium van een project een plan-m.e.r. (milieueffectrapport) in gang te zetten, aangezien dit straks verplicht is onder de Omgevingswet als onderdeel van het moeten maken van een voorkeursbeslissing. In de m.e.r. kunnen alternatieven beschouwd worden en dit gaat een belangrijke rol spelen in de Omgevingswet bij de projectbesluitprocedure.
     
  • Als er een ontwerp-projectplan (o.g.v. de Waterwet) ter inzage ligt op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt, dan geldt voor dit project nog de regels op grond van de Waterwet. Voor waterschappen ligt dus een keuze of projectenplanprocedure in een verhoogd tempo worden doorlopen of dat geanticipeerd wordt op de nieuwe regels van de Omgevingswet.
     
  • Als er nog geen ontwerp-projectplan ligt op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt, dan biedt de Invoeringswet Omgevingswet de mogelijkheid om een ontwerp-projectbesluit vast te stellen en onder het regime van de Omgevingswet de dan geldende procedure verder te doorlopen, mits de voorbereiding van het projectplan in een vergevorderd stadium is en materieel is voldaan aan de participatieverplichtingen van art. 5.47 en 5.48 lid 1 Ow.
     
  • De beperkte reikwijdte van het projectbesluit van het waterschapsbestuur heeft ook gevolgen voor de scope van de verkenningsfase, die zal immers ook betrekking hebben op de oplossing van de wateropgave. Wanneer een integrale gebiedsontwikkeling wordt voorzien waarbij ook voor andere opgaven in het gebied een oplossing wordt gezocht (meekoppelkansen), dan zal de oplossing voor de wateropgave samenhangen met de oplossingen voor de andere gebiedsopgaven in het gebied. Met het oog op een eventueel onder het regime van de Waterwet en de Omgevingswet te doorlopen projectprocedure zou er in dat geval voor kunnen worden gekozen om vanuit de bevoegd gezag-instanties (Rijk, provincies en waterschappen) gezamenlijk een ‘kennisgeving van het voornemen om een projectbesluit vast te stellen’ te doen uitgaan en gezamenlijk de ‘verkenning’ uit te voeren. Daarmee wordt materieel invulling gegeven aan de participatieverplichtingen van art. 5.47 en 5.48 lid 1 Omgevingswet. Als het dan onverhoopt niet lukt om vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet een ontwerp-projectplan ter inzage te leggen, dan kan het waterschapsbestuur de projectbesluitprocedure op grond van art. 11.61 lid 3 Invoeringswet Omgevingswet toch voortzetten onder het nieuwe recht zonder dat de participatiefase formeel opnieuw behoeft te worden doorlopen.
     
  • Een punt van discussie is of gezien het bepaalde in artikel 5.46, tweede lid, Omgevingswet dat het dagelijks bestuur van het waterschap verplicht een projectbesluit vast te stellen voor de aanleg, verlegging of versterking van een primaire waterkering, deze activiteit onderwerp kan zijn van een gezamenlijk projectbesluit als bedoeld in artikel 5.44, zesde lid, Omgevingswet, of een rijks- of provinciaal projectbesluit.