Niet alle esdoornsoorten gevaarlijk voor paarden
Persbericht van de Universiteit Utrecht
De faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht en RIKILT Wageningen UR onderzochten de sterfte van paarden ten gevolge van atypische myopathie. Deze ernstige spieraandoening kan optreden na het eten van esdoornbladeren, -zaden en/of -spruiten waarin de giftige stof hypoglycine A zit. In honderden monsters van allerlei esdoornsoorten hebben zij onderzocht in welke soorten het gif wel of niet voorkwam. Bij de gewone esdoorn werd het gif aangetroffen. Bij de veldesdoorn en de Noorse esdoorn was dat niet het geval.
In West-Europa sterven jaarlijks vele honderden paarden aan atypische myopathie (ook wel ‘weidemyopathie’ genoemd). Vroeger stierven vrijwel alle paarden aan deze aandoening. Tegenwoordig wordt de aandoening eerder onderkend en sneller behandeld. Toch is het percentage dieren dat er aan sterft nog steeds 70%. Voorkomen van de ziekte is dus van zeer groot belang.
Oproep aan paardeneigenaren
De oorzaak van atypische myopathie is de stof hypoglycine A, die soms wel en soms niet in de esdoorns aanwezig is. Voor eigenaren van paarden met esdoorns rond hun weidelanden en paddocks is het dus belangrijk om te weten met welke soorten esdoorns ze te maken hebben. De onderzoekers deden een oproep naar paardeneigenaren om monsters van hun esdoorns toe te sturen. Zij ontvingen 278 monsters van de 3 meest voorkomende soorten esdoorns in Nederland, de gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus), de veldesdoorn of Spaanse aak (Acer campestre) en de Noorse esdoorn (Acer platanoides). In alle zaden, bladeren en spruiten is de concentratie hypoglycine A gemeten. Bij de veldesdoorn en de Noorse esdoorn werd de gifstof niet aangetroffen. Daarentegen bevatte elk monster van de gewone esdoorn wel hypoglycine A. Het lijkt er dus op dat de veldesdoorn en de Noorse esdoorn zonder bezwaar rondom een weide of paddock kunnen staan.
Gewone esdoorn niet per definitie onveilig
De aanwezigheid van hypoglycine A in de bladeren, zaden en spruiten van de gewone esdoorn wil echter niet zeggen dat deze boom per definitie onveilig is. Er zijn namelijk vele duizenden weides met gewone esdoorns eromheen waar de paarden niet ziek worden. Ook de hoogte van de concentratie hypoglycine A bleek niet veel te zeggen over het ziek worden van paarden. Er spelen dus mogelijk nog meer factoren een rol bij het ontstaan van de aandoening.
Preventiemaatregelen
De onderzoekers adviseren om paarden, die volledig weidegang krijgen in een wei waar gewone esdoorns omheen staan, in het najaar altijd ruim voldoende goede kwaliteit ruwvoer bij te voeren (op een droge plek neerleggen) en een schuilmogelijkheid te bieden. Verder kan men de weide blad- en zadenvrij maken door bijvoorbeeld de wei te verkleinen met schrikdraad om zo de afstand tot de bomen groter te maken. Zo nodig kan men, bijvoorbeeld met een bladblazer, bladeren en zaden verwijderen. Bij een storm is het ook verstandig de paarden binnen te houden of binnen te zetten tot de afgewaaide takken, bladeren en de zaden zijn verwijderd. Met het oog op het welzijn van de paarden is het natuurlijk beter om tijd en energie stoppen in het bladvrij houden van de wei in plaats van de paarden langdurig op stal te houden.
Publicatie
Het onderzoek naar esdoorns is gepubliceerd in Journal of Veterinary Internal Medicine.