Maak kennis met Paul Ziche

5 vragen aan prof. dr. Paul Ziche, lid van het Open Science Platform.

Paul Ziche

Wie is Paul Ziche?

Hoogleraar Geschiedenis van de moderne wijsbegeerte aan het Departement Filosofie en Religiewetenschap; betrokken bij het Descartes Centrum voor wetenschapsgeschiedenis en wetenschapsfilosofie; achtergrond in de natuurkunde (nooit afgemaakt), filosofie, en wetenschapsgeschiedenis; bijzondere belangstelling voor marginale auteurs, woorden met een interessante geschiedenis (zoals „wetenschap“), en de interactie tussen filosofie, de andere wetenschappen, en culturele praktijken (zoals kunst); als historicus ligt mijn hart bij 1800 en 1900.

Hoe ben je betrokken geraakt bij Open Science?

Goede vraag – het voelt heel natuurlijk, via thema’s zoals wetenschapsgeschiedenis en de filosofische reflectie op wetenschap en via bestuurlijke taken op allerlei gebieden. In het Descartes Centrum heb ik de ontwikkelingen van “Science in transition“ to  “Open science“ van dichtbij kunnen volgen; mooi dat ik nu nog dichter bij dit gebeuren kan zitten.

Hoe zie je de rol van het Open Science Platform? Welke ontwikkelingen heb je gezien?

Wat de Open Science-onderneming zo interessant maakt, is dat hier grote conceptuele vraagstukken én zeer concrete, praktische problemen en/of oplossingen bij elkaar komen – dus: hoe kunnen we, bijvoorbeeld bestaande structuren in het wetenschappelijke veld (zoals: welke disciplines worden als paradigma voor wetenschappelijkheid beschouwd?) beter analyseren en indien nodig ook veranderen – maar ook: wat voor vragen moeten op een B en O-formulier staan? Deze dynamiek zie ik ook steeds weer terugkomen tijdens de platform-bijeenkomsten, en in het coördineren van deze verschillende lagen lijkt een cruciale functie van de Platform te liggen.

Waar hoop je dat Geesteswetenschappen op het gebied van Open Science over twee jaar staat en wat versta je onder ‘data’ of ‘reproduceerbaarheid’ binnen FGW?

Dat zijn vragen die ik heel interessant vind – hier komen grote inhoudelijke en conceptuele vragen over de aard van de verschillende disciplines, methodologische standaards en beoordelingscriteria bij elkaar. Ik vind het cruciaal dat wij goed blijven nadenken over de verschillen tussen de disciplines (bijv. wat betreft publicatiecultuur: voor veel gebieden in de geesteswetenschappen zijn monografieën en bundels heel belangrijk, wat directe implicaties heeft voor de haalbaarheid van open-access-doelen). Maar de vraag laat nog meer zien: Reproduceerbaarheid is in veel contexten binnen de geesteswetenschappen geen echt criterium. Zelfs mijn naaste collega die dezelfde teksten leest en interpreteert als ik, zal tot een andere interpretatie komen – en dat is vooral heel goed zo. Dat betekent natuurlijk niet dat iedereen gewoon maar iets kan roepen, in tegendeel: wij moeten altijd en overal in discussie en onderhandeling blijven over de lezing van teksten, de betekenis van bepaalde historische of maatschappelijke problemen, die goede beschrijving en analyse van culturele fenomenen of ethische vraagstukken. Iets soortgelijks geldt voor data: in veel gevallen zal er geen duidelijke volgorde zijn om van data naar interpretaties of theorieën te komen; welke data ja aanhaalt en hoe je deze organiseert en analyseert, zal afhangen van de vragen die je stelt, en natuurlijk ook andersom. Ook hier geldt niet dat data geen rol spelen in de geesteswetenschappen, weer precies andersom: goede reflectie op wat data zijn en wat deze kunnen betekenen behoort tot de kern van geesteswetenschappelijke reflectie.

Waar moeten we dus staan? Op een aantal gebieden doen de geesteswetenschappen het al goed (verschillende carrièrepaden; omgang met SEP-protocollen; reflecteren op de beoordelingscriteria bij evaluaties, enz.), op andere gebieden (open acces, bijvoorbeeld) veel minder. Aandacht voor Erkennen & Waarderen zal, hopelijk, op korte termijn veel kunnen opleveren; en als wij onze expertise juist in het reflecteren op verschillen (tussen wetenschappen en disciplines, methodes, ...) goed benutten, zal dat voor Open Sience belangrijke inzichten kunnen opleveren die meteen ook weer voor de geesteswetenschappen zelf interessant kunnen zijn.

Welke Open Science-tip wil je meegeven en waar ben je zelf trots op?

Het is nog te vroeg om Open Science-resultaten te kunnen tonen waarop ik trots kan zijn. Wat ik mee wil geven, is mijn motivatie om na te denken over de geschiedenis van de filosofie (en waarom ik deze vorm van nadenken, en veel andere vormen  van nadenken belangrijk vind): wij moeten leren om plezier te halen uit het feit dat dingen (concepten, problemen, praktijken...) complexer, minder overzichtelijk, diverser zijn dan wij eigenlijk dachten of verwachtten. De grote filosoof W.V.O. Quine zei ooit, in de vorm van een bekentenis, dat hij een esthetische voorkeur voor het overzichtelijke landschap in een woestijn had. Hier ben ik het dus niet mee eens: Probeer vooral, en dan op een methodologisch heel verantwoorde manier, dingen complexer (en dat betekent steeds ook: concreter) te maken.