Hoe moeten we omgaan met afbeeldingen van de profeet Mohammed? Interview met Pooyan Tamimi Arab

De profeet Mohammed - Mostafa Tutunchiyan (circa 1950, Iran). Nationaal Museum van Wereldculturen, inventarisnummer 7031-33
De profeet Mohammed - Mostafa Tutunchiyan (circa 1950, Iran). Nationaal Museum van Wereldculturen, inventarisnummer 7031-33

Het afbeelden van profeet Mohammed ligt gevoelig onder moslims. Die gevoeligheid roept vragen op voor instellingen als universiteiten en musea: hoe gaan we om met deze omstreden afbeeldingen? Trouw (18 april) interviewde religiewetenschapper dr. Pooyan Tamimi Arab (Religiewetenschap) over deze heikele kwestie.

Dr. Pooyan Tamimi Arab
Dr. Pooyan Tamimi Arab

Met name de laatste jaren is het extra ingewikkeld geworden vragen rond het beeldverbod te beantwoorden, zegt Tamimi Arab. "Dat heeft te maken met de reacties op de Deense spotprenten en met de aanslag op het satirisch weekblad Charlie Hebdo, maar ook met het iconoclasme van IS." Toch beelden ook moslims zelf al sinds de dertiende eeuw de profeet af, ondanks het beeldverbod. Pas in de zestiende eeuw wordt hij voor het eerst gesluierd weergegeven, vertelt Tamimi Arab.

Culturele en educatieve instellingen

Niet alleen voor moslims zelf, ook voor instellingen als universiteiten en musea is het beeldverbod een lastige kwestie. Sommige instellingen kiezen ervoor om afbeeldingen van Mohammed te verwijderen of helemaal niet te publiceren. Tamimi Arab is het met die keuze echter niet eens: "Wil je recht doen aan de historische werkelijkheid, dan kun je niet iedereen tevreden houden. Zelfs als je ze niet tentoonstelt, staan ze nog wel in boeken en liggen ze in depots en archieven", zegt hij. Desalniettemin benadrukt hij het belang van een zorgvuldige omgang in de manier waarop die afbeeldingen vertoond worden: het moet geen oppervlakkig spektakel worden en passen bij de missie van de instelling. "De context waarin je een afbeelding plaatst doet ertoe", aldus Tamimi Arab.