“Verrassend dat een kleine aanpassing zo’n groot effect kan hebben”

Jonge Friese hengsten gebaat bij meer afwisseling en rust in trainingsschema

Door iets minder te trainen, bouwen paarden in sommige situaties juist sneller conditie op. Dat was de opvallende uitkomst van onderzoek van dierenarts Esther Siegers en sportfysioloog Carolien Munsters. Zij onderzochten de effecten van een aangepast en lichter trainingsprogramma voor jonge Friese hengsten tijdens het verrichtingsonderzoek voor het Friese paardenstamboek.

Dierenarts Esther Siegers voert een hartslagmeting uit bij een Fries paard. Kliniek assistent Jolanda de Pijper assisteert haar daarbij
Dierenarts Esther Siegers voert een hartslagmeting uit bij een Fries paard. Kliniek assistent Jolanda de Pijper assisteert haar daarbij.

Het Friese paardenstamboek (KFPS) vroeg Carolien Munsters drie jaar geleden of zij wilde kijken naar het trainingsprogramma van het ‘verrichtingsonderzoek’ van Friese hengsten. Dat gebeurde al jaren op dezelfde manier. Ieder jaar doet een groep geselecteerde jonge hengsten mee aan het verrichtingsonderzoek om dekhengst voor het stamboek te kunnen worden. De hengsten komen dan naar een vaste trainingslocatie en worden zeven weken lang getraind en beoordeeld op hun fysieke aanleg als rij- en menpaard, en op hun karakter en gezondheid. De beste hengsten worden uiteindelijk goedgekeurd als dekhengst en kunnen zo hun genen doorgeven aan toekomstige veulens.

Open blik

“Er waren al signalen dat het verrichtingsonderzoek mogelijk te zwaar was voor de jonge Friese hengsten”, vertelt Munsters. “Sommige hengsten hielden het niet goed vol en er traden ook blessures op. Ik vind het goed dat het Friese stamboek dit initiatief nam. De paardenwereld is best traditioneel, het vereist een open blik om te onderzoeken of de manier waarop je het altijd hebt gedaan wel optimaal is.” Munsters specialiseerde zich na haar master medische biologie in sportfysiologie bij paarden en promoveerde op dit onderwerp bij de faculteit Diergeneeskunde. Zij deed dit onderzoek samen met haar promovendus Esther Siegers, Europees specialist inwendige ziekten van het paard bij de faculteit Diergeneeskunde.

In 2020 begonnen ze met het monitoren van de conditie van de hengsten tijdens het normale verrichtingsonderzoek. Ze verzamelden informatie over de lengte, frequentie en duur van de trainingen en deden fysiologische metingen. Op drie momenten kregen de hengsten een inspanningstest die bestond uit vier minuten stappen, vier minuten draven en twee keer twee minuten galopperen, steeds met de ruiter erop. Siegers: “De paarden hadden een hartslagmeter om en we hielden met de stopwatch bij dat ze iedere test precies hetzelfde deden. Na de draf en galop namen we bloed af om te meten of er meer verzuring was opgetreden in de spieren, dat noemen we de lactaatwaarde. Verbetert de conditie, dan vermindert bij dezelfde inspanning de hoeveelheid lactaat in het bloed.”

Het ‘Zadelexamen’ voor Friese hengsten te Exloo. Onderdeel van het verrichtingsonderzoek voor het Friese paardenstamboek.
Het ‘Zadelexamen’ voor Friese hengsten te Exloo. Onderdeel van het verrichtingsonderzoek voor het Friese paardenstamboek. Beeld: Johanna Faber

Hengsten raken overtraind

Uit de metingen bleek dat de jonge Friese hengsten tijdens de trainingen niet vooruitgingen in conditie, maar juist achteruit. De hartslag bleef hoger en de lactaatwaarden stegen bij dezelfde inspanning. De paarden vonden dezelfde test na verloop van tijd kennelijk zwaarder worden. Dat gaf aan dat ze overtraind raakten.

Uit reacties van de ruiters bleek dat zij de toenemende vermoeidheid van de paarden bijna niet merkten. Munsters: “Je ziet het ook niet aan alle paarden. Een Fries paard blijft heel lang doorlopen, terwijl ze van relatief licht werk, bijvoorbeeld twee minuten galop, al hoge lactaatwaarden kunnen hebben, en dus vermoeid zijn. Deze paarden zijn gefokt op een topkarakter, ze willen blijven werken. Maar daardoor kunnen we aan de buitenkant niet altijd goed zien of het paard moe is.”

Aangepast trainingsprogramma

De onderzoekers presenteerden hun resultaten bij het stamboek en stelden een aangepast trainingsprogramma voor. Siegers: “De mensen van het stamboek reageerden hier heel positief op, we kregen alle ruimte om voorstellen te doen.” In het nieuwe trainingsprogramma werd meer afwisseling ingebouwd. Van gemiddeld vijf trainingsdagen per week gingen de paarden naar drie echte trainingen, afgewisseld met rustige hersteltrainingen. De paarden kregen op deze dagen lichte beweging aan de longe (lange lijn), een rustige training in de rijbak zonder galop of een rustige rit door het bos. Er werd in totaal minder gegaloppeerd, omdat vooral galop voor de jonge Friese paarden een zware belasting bleek.

In het verrichtingsonderzoek van 2021 werd het nieuwe trainingsprogramma toegepast en volgden de onderzoekers de conditie van de hengsten weer op dezelfde manier met drie testmomenten. Siegers: “Nu zagen we aan de metingen dat de conditie van de hengsten niet achteruitging, maar juist vooruit! De hengsten werden steeds fitter gedurende het onderzoek.”

Friese hengsten willen blijven werken, daardoor kunnen we aan de buitenkant niet altijd zien of ze moe zijn.

Opbouw luistert nauw

Hoewel de onderzoekers dit verwacht hadden vanuit de wetenschappelijke kennis, waren ze toch blij verrast. Siegers: “Het was verrassend hoe een kleine aanpassing van de training zo’n groot effect kon hebben.” De resultaten laten zien dat de opbouw van training nauw luistert. Munsters: “Het beste resultaat krijg je als je de training  precies afstemt op wat het lichaam aan kan. Als je daar op sommige momenten net boven gaat trainen en voldoende hersteltijd tussen de trainingsprikkels geeft, gebruik je het fysiologische mechanisme van supercompensatie (zie kader) optimaal. Het lichaam kan zich dan goed aanpassen en dat leidt tot een optimaal resultaat. Train je te hard of te veel, dan kan het lichaam niet voldoende herstellen en gaat de conditie achteruit.”

Hoe beter getraind, hoe meer arbeid

Gelden deze resultaten ook voor andere paardenrassen, zoals warmbloeden of volbloeds? Siegers: “Uit onderzoeken blijkt dat warmbloedpaarden meer aankunnen dan koudbloeden zoals Friezen, maar het trainingsprincipe blijft hetzelfde. Als je de conditie wilt verbeteren, wil je twee of drie keer in de week een korte, maar iets intensievere training geven en de rest invullen met hersteltraining en vrije beweging. Hoe beter het paard is getraind, hoe meer arbeid het paard ook tijdens de intensievere trainingen en hersteltrainingen kan verrichten.”

Munsters: “Het is voor een ruiter vaak lastig om te weten wat het paard precies aankan. Daarom adviseer ik ruiters altijd om regelmatig te rijden met een hartslagmeter, als je serieus wilt trainen en de belastbaarheid van je paard langzaamaan wilt vergroten”. Siegers: “En houd bij hoe lang en intensief je rijdt, bijvoorbeeld met een app. Als mensen gaan hardlopen, hanteren ze ook vaak een trainingsschema. Dat gaat in stapjes van minuten per week omhoog, anders weet je dat je blessures kunt krijgen. Zo zouden we dat ook bij paarden moeten doen.”

Het mechanisme van supercompensatie in de training

Ieder lichaam heeft een basisconditie. Als je net iets meer of intensiever traint dan normaal, breng je het lichaam voor een korte periode in disbalans. Deze disbalans geeft het lichaam een trainingsprikkel om zich aan te passen en te verbeteren. In de periode na de training herstelt het lichaam eerst deze disbalans en zorgt er daarna voor dat het weefsel tijdelijk net iets meer aankan dan vóór de trainingsprikkel. Dat is de fase van supercompensatie. Als je precies in deze fase een nieuwe trainingsprikkel geeft, gaat je conditie vooruit. Train je te laat, dan is het weefsel weer op het oude niveau en ga je niet vooruit. Train je te vroeg, dan kan het weefsel niet voldoende herstellen. Train je te vroeg en te vaak en over langere tijd, dan kun je overtraind raken en gaat je conditie achteruit.

Meer lezen? In februari 2023 verschenen er twee wetenschappelijke artikelen over dit onderzoek in het tijdschrift ‘Animals’. Deze artikelen zijn vrij in te zien. Kijk op: https://www.mdpi.com/2076-2615/13/4/689https://www.mdpi.com/2076-2615/13/4/658

Dit is een verhaal uit:

VETSCIENCE NR. 15