Meten is weten? Het advies van de leerkracht of de centrale eindtoets

Rens vd Schoot

Vmbo, havo of vwo? In groep 8 krijgen de basisschoolleerlingen te horen op welk niveau zij terechtkomen als ze de overstap maken naar de middelbare school. Maar wie kan het best voorspellen welk niveau juist is? De docent of de centrale eindtoets? Rens van de Schoot, alumnus en hoogleraar Statistics for Small Data Sets, doet er met collega-statisticus en alumnus Kimberley Lek onderzoek naar.

Kimberley Lek

Naar welk type middelbare school je gaat, is bepalend voor de rest van je leven. Het heeft invloed op je toekomstige studie(s), welke mensen je ontmoet en wat voor soort werk je krijgt. Niet gek dus dat zoveel mensen zwaar tillen aan hoe het schooladvies tot stand komt. Het levert een al lang lopende maatschappelijke discussie op over of de eindtoets, of juist de leraar een doorslaggevende stem zou moeten hebben. Voorstanders van het docentadvies zeggen dat de centrale eindtoets maar een momentopname is, en geen rekening houdt met de thuissituatie of de manier van leren van een kind. Tegenstanders vinden dat leraren geen ‘meet instrumenten’ zijn en dus subjectief. Ook zouden ze niet zo goed zijn in het wegen van informatie om tot een juiste beslissing te komen.

Wie weet het beter?

Om een wetenschappelijk antwoord te geven op wie het nu écht beter weet, dook Van de Schoot met Lek in het archief van Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Daar werden ze verrast. Van de Schoot: “We bekeken de docentadviezen en de centrale eindtoetsscores van 119.751 leerlingen die in het schooljaar 2014/2015 in groep 8 zaten.

Die vergeleken we met het niveau waarop deze leerlingen drie jaar later daadwerkelijk terecht zijn gekomen.” En wat bleek? “Dat de centrale eindtoets voor het vwo het best voorspellend is. Voor het vmbo zijn dat juist de docentadviezen. Geen van beiden weet het dus beter. Ons advies is daarom om de twee adviezen te combineren.”

Nederland is ontzettend vroeg met het indelen van kinderen op onderwijsniveau

Appels met peren

Daar lag de volgende uitdaging voor het tweetal. “De adviezen combineren gaat niet zomaar, want je vergelijkt appels met peren. Praktijkervaring met toetsscores. Onderbuikgevoelens met statistieken. Hoe maak je de vertaalslag?” Voor de oplossing keken ze naar het basisonderwijs zelf. “Leerkrachten op de basisschool geven les op verschillende niveaus. Het ene kind is bijvoorbeeld beter in taal, het andere rekent handig 9 x 125 uit. Op deze manier ontstaan er (on)bewust groepjes. Dat bracht ons op het idee een app te ontwikkelen die daarop aansluit. Deze vraagt leraren om hun leerlingen op dezelfde manier als in de klas in niveaus (van laag naar hoog) in te delen. De app die Kimberley heeft ontwikkeld, zet de inzichten van de leerkracht om in een statistische verdeling. Ook alle toetsresultaten kunnen op deze manier worden uitgedrukt. Zo kunnen deze twee verdelingen worden samengevoegd in één advies.”

Illustratie Wetenschap Illuster 86

Toch lost een app niet alle problemen op, aldus Van de Schoot. “Wat als het advies van de leerkracht en de uitslag van de toets ver uit elkaar liggen? Dat werken we uit in een vervolgonderzoek.” Voor nu is een praktische oplossing om alleen schakeladviezen te geven, aldus Van de Schoot. “Als je brugklassen — en zelfs tweede klassen — laat bestaan uit leerlingen vmbo/havo en havo/vwo, bied je laatbloeiers de kans om op het goede niveau terecht te komen. En kinderen die op de basisschool aardig scoorden in hun veilige omgeving, maar van wie de leerprestaties tegenvallen zodra ze de overstap maken naar de middelbare school, zadel je niet op met een niveau dat ze niet aankunnen.”

Dit advies ligt in lijn met het gezamenlijke plan dat verschillende onderwijsorganisaties, waaronder de VOraad, de MBO Raad, en CNV Onderwijs op 21 januari 2020 presenteerden. Zij willen namelijk dat kinderen niet op de basisschool maar pas in het derde jaar van de middelbare school een definitief school advies krijgen. Van de Schoot: “Nederland is ontzettend vroeg met het indelen van kinderen op onderwijsniveau. Smeer de keuze uit over meerdere jaren, zorg ervoor dat wisselen makkelijk is en dat daar geen financiële consequenties aan gekoppeld worden vanuit de onderwijsinspectie.”

Kunstmatige intelligentie

Als hoogleraar is Van de Schoot niet alleen bezig met onderzoeken naar menselijke intelligentie, zoals bij de centrale eindtoets, hij kijkt ook naar kunstmatige intelligentie (KI). Zo onderzoekt hij hoe KI kan helpen bij het doen van wetenschappelijk onderzoek. “Voordat wetenschappers aan een onderzoek beginnen, banen ze zich een weg door stapels artikelen. Soms zijn er duizenden relevant. Het is een hels karwei om die allemaal door te spitten. KI kan dit bulkwerk doen en vijftig artikelen selecteren. Dat scheelt ons tijd. Ik denk dat deze manier van KI gebruiken ook relevant is voor het onderwijs. In de toekomst kunnen docenten misschien uitvoerende taken zoals nakijkwerk overlaten aan KI terwijl zij voor de klas staan.”

Rens van de Schoot (1979) is hoogleraar Statistics for Small Data Sets. Van de Schoot is lid van de Jonge Akademie van de KNAW en van de Vereniging van Multivariate Experimentele Psychologie (SMEP). Na een hbo­opleiding Medisch Beeldvormende en Radiotherapeutische Technieken, studeerde hij Psychologie en Development and ocialization in Childhood and  Adolescence aan de  Universiteit Utrecht, en behaalde hij zowel zijn research master als PhD cum laude.

Kimberley Lek (1990) studeerde cum laude af voor zowel de researchmaster Onderwijskunde als de researchmaster Methodenleer en Statistiek aan de Universiteit Utrecht. Zij promoveert 22 april 2020 met dit onderzoek en werkt inmiddels bij Cito.

Dit artikel verscheen in alumnimagazine Illuster.